ECLI:NL:RBNHO:2023:10551

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 oktober 2023
Publicatiedatum
20 oktober 2023
Zaaknummer
10606722 \ WM VERZ 23-428
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen opgelegde boete voor te hard rijden binnen de bebouwde kom

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Zaanstad, op 2 oktober 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan de betrokkene voor het rijden van 17 km per uur harder dan toegestaan binnen de bebouwde kom. De betrokkene, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde D. van Zon van Appjection B.V., had eerder beroep aangetekend bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de betrokkene het beroep bij de kantonrechter ingesteld.

Tijdens de zitting op 19 september 2023 heeft de vertegenwoordiger van de officier van justitie zijn standpunt toegelicht en verzocht om het beroep ongegrond te verklaren. De kantonrechter heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de overgelegde documenten, waaronder een factuur die aantoont dat het voertuig ten tijde van de overtreding was verhuurd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de betrokkene als kentekenhouder aansprakelijk is, tenzij hij kan aantonen dat hij aan de voorwaarden van artikel 8 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) voldoet.

De kantonrechter heeft geconcludeerd dat de overgelegde huurovereenkomst en factuur voldoen aan de eisen die in de rechtspraak zijn gesteld. De officier van justitie's argument dat aanvullende gegevens zoals geboortedatum en rijbewijsnummer vereist zijn, werd verworpen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de boete ten onrechte was opgelegd aan de kentekenhouder, en heeft het beroep gegrond verklaard. De beslissing van de officier van justitie en de beschikking tot boete zijn vernietigd. Tevens is de officier van justitie veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, vastgesteld op € 1.135,50.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknummer : 10606722 \ WM VERZ 23-428
CJIB-nummer : 254905854
Uitspraakdatum : 2 oktober 2023
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) en proces-verbaal van de zitting
in de zaak van
[betrokkene]
(hierna te noemen: betrokkene)
gemachtigde : D. van Zon, Appjection B.V. te Amsterdam.

Het verloop van de procedure en het proces-verbaal van de zitting

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 19 september 2023. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Gemachtigde van betrokkene is ook verschenen.
De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft op de zitting een schriftelijk standpunt overgelegd aan de kantonrechter en de gemachtigde en meegedeeld de beslissing en het standpunt te handhaven en heeft de kantonrechter verzocht om het beroep ongegrond te verklaren.
De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: 17 km per uur harder rijden dan mag binnen de bebouwde kom.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd. De gemachtigde stelt namens betrokkene, met verwijzing naar de overgelegde factuur, dat het voertuig ten tijde van de gedraging was verhuurd.
De kantonrechter overweegt dat in artikel 5 Wahv is bepaald dat betrokkene als kentekenhouder aansprakelijk is voor de geconstateerde gedraging, tenzij zich één van de gevallen zich voordoet, genoemd in artikel 8 Wahv. Eén van die uitzonderingen is dat de auto voor een termijn van ten hoogste drie maanden krachtens een schriftelijke bedrijfsmatig aangegane huurovereenkomst is verhuurd en betrokkene de huurovereenkomst overlegt. Ook een kopie van een factuur waaruit een betalingsverplichting blijkt kan worden aangemerkt als een huurovereenkomst. Op basis van de overgelegde factuur is voldoende komen vast te staan dat de auto voor een termijn van ten hoogste drie maanden middels een bedrijfsmatig aangegane huurovereenkomst was verhuurd ten tijde van de gedraging.
De officier van justitie heeft op de zitting erkend dat de huurovereenkomst in deze zaak ook voldoet aan de eisen die daaraan gesteld worden in de vaste rechtspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. [1] De officier heeft echter betoogd dat moet worden afgeweken van die rechtspraak, omdat verstrekking van alleen ‘NAW-gegevens’ in een huurovereenkomst niet (meer) voldoende is, en ook een geboortedatum en -plaats vereist zijn en/of een rijbewijsnummer.
De kantonrechter volgt de officier van justitie niet in het standpunt dat moet worden afgeweken van de vaste rechtspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Uit die rechtspraak blijkt immers dat het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in dit kader al vaker een uitvoerig en gemotiveerd oordeel heeft gegeven, en bij herhaling tot de conclusie is gekomen dat artikel 8 Wahv ten gunste van de verhuurder moet worden uitgelegd. Bovendien heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden de stelling van de officier van justitie dat in de huurovereenkomst een geboortedatum- en plaats van de huurder moeten zijn opgenomen, expliciet en gemotiveerd verworpen. [2]
De boete is dus ten onrechte opgelegd aan de kentekenhouder.
De kantonrechter bepaalt daarom dat het beroep gegrond is en de beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de boete is opgelegd zullen worden vernietigd.
Proceskosten
Het verzoek om een proceskostenvergoeding wordt toegewezen, omdat betrokkene gelijk krijgt. Met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht zullen die kosten worden vastgesteld op een bedrag van in totaal € 1.135,50. Daarbij is voor de procedure bij de officier van justitie een proceskostenvergoeding bepaald van € 298,50 (1 punt voor het beroepschrift, wegingsfactor 0,5, waarde per punt € 597,00) en voor de procedure bij de kantonrechter een proceskostenvergoeding van € 837,00 (2 punten voor het beroepschrift en de zitting, wegingsfactor 0,5, waarde per punt € 837,00).

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gegrond;
‒ vernietigt de beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de
boete is opgelegd;
‒ bepaalt dat de officier van justitie het bedrag dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terugbetaalt;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene tot een bedrag van € 1.135,50 en wijst de Staat der Nederlanden aan als rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden;
‒ bepaalt dat voormeld bedrag aan de gemachtigde van betrokkene zal worden uitbetaald door het Centraal Justitieel Incassobureau te Leeuwarden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J. Jansen, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 110,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending:

Voetnoten

1.Zie o.a. de uitspraken van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 22 juli 2019 en 6 augustus 2019, te vinden op www.rechtspraak.nl, met nummer ECLI:NL:GHARL:2019:6372 en ECLI:NL:GHARL:2019: 5956.
2.Zie de uitspraak van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 20 april 2016, te vinden op www.rechtspraak.nl, met nummer ECLI:NL:GHARL:2016:3156.