ECLI:NL:GHARL:2019:6372

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
6 augustus 2019
Publicatiedatum
6 augustus 2019
Zaaknummer
WAHV 200.206.639
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Sekeris
  • M. Arends
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging sanctiebeschikking wegens huurovereenkomst bij overschrijding maximumsnelheid

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 6 augustus 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland. De betrokkene, een B.V., had hoger beroep ingesteld tegen een administratieve sanctie van € 101,- die was opgelegd wegens overschrijding van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom. De gedraging vond plaats op 23 september 2015 met een voertuig dat op naam van de betrokkene stond. De betrokkene voerde aan dat het voertuig ten tijde van de overtreding bedrijfsmatig was verhuurd en dat hij zich kon beroepen op de disculpatiemogelijkheid in artikel 8, aanhef en onder b, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv).

Het hof oordeelde dat de computeruitdraai van de reservering van het voertuig kan worden aangemerkt als een schriftelijk aangegane huurovereenkomst. Het hof benadrukte dat het karakter van de overeenkomst niet wordt bepaald door de benaming, maar door de inhoud. De betrokkene had voldoende bewijs geleverd dat er een huurovereenkomst was, ondanks dat het document slechts een reservering leek te zijn. Het hof vernietigde de beslissing van de kantonrechter en verklaarde het beroep gegrond, waardoor de sanctie niet in stand kon blijven. Tevens werd de advocaat-generaal veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene.

Uitspraak

WAHV 200.206.639
6 augustus 2019
CJIB 192566366
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland
van 21 november 2016
betreffende
[betrokkene] B.V. (hierna te noemen: betrokkene),
gevestigd te [A] ,
voor wie als gemachtigde optreedt mr. [B] ,
kantoorhoudende te [A] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard.

Het procesverloop

De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De gemachtigde van de betrokkene heeft het beroep schriftelijk nader toegelicht. Hierbij is gevraagd om een proceskostenvergoeding.
De advocaat-generaal heeft de gelegenheid gekregen daarop te reageren.
Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 101,- opgelegd ter zake van “overschrijding maximumsnelheid binnen bebouwde kom, met 12 km/h”, welke gedraging zou zijn verricht op
23 september 2015 om 19:02uur op de Oud-Loosdrechtsedijk, ter hoogte van perceel 46, te Loosdrecht met het voertuig met het kenteken [00-YYY-0] .
2. Het verweer dat namens de betrokkene gedurende de gehele procedure is gevoerd, komt er in de kern op neer dat het voertuig ten tijde van de gedraging bedrijfsmatig was verhuurd voor een termijn van ten hoogste drie maanden en dat de betrokkene derhalve een beroep toekomt op de in artikel 8, aanhef en onder b, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) genoemde disculpatiemogelijkheid voor de verhuurder van het voertuig. Meer specifiek is er sprake van de verhuur van een zogenaamde deelauto, die in overleg met de gemeente decentraal in de openbare ruimte is geplaatst en die door huurders middels een applicatie van [betrokkene] B.V. op de mobiele telefoon kan worden gereserveerd voor een bepaalde periode. Ter ondersteuning van vorenomschreven verweer is een niet ondertekende computeruitdraai overgelegd van de desbetreffende reservering. In zijn arrest van 25 maart 2008 (te vinden op rechtspraak.nl onder ECLI:NL:GHLEE:2008:BD3059), waarin ook sprake was van het autodelen door dezelfde betrokkene, heeft het hof reeds overwogen dat ook een stuk, dat is opgemaakt tot het bewijs van de betalingsverplichting voor het gebruik van een bepaald voertuig gedurende een bepaald tijdvak, kan worden aangemerkt als een "schriftelijk bedrijfsmatig aangegane huurovereenkomst", nu dat stuk alle gegevens bevat die nodig zijn om de huurovereenkomst te bepalen. Aan dit vereiste is ook in de onderhavige zaak voldaan. In genoemd arrest was nog sprake van een aparte overeenkomst voor gedeeld autoverbruik en de uiteindelijke factuur. Thans is alle benodigde informatie in één document vastgelegd.
3. De advocaat-generaal stelt zich op het standpunt dat de betrokkene er niet in is geslaagd om aannemelijk te maken dat er daadwerkelijk een huurovereenkomst is aangegaan. Uit het overgelegde stuk blijkt slechts dat sprake is van een reservering. Nu daarnaast geen door beide partijen ondertekende huurovereenkomst tussen de stukken zit, slaagt het beroep van de betrokkene op artikel 8, aanhef en onder b, van de Wahv niet.
4. Ingevolge artikel 5 van de Wahv wordt - als de gedraging heeft plaatsgevonden met of door middel van een motorrijtuig waarvoor een kenteken is opgegeven, en niet aanstonds is vastgesteld wie daarvan de bestuurder is - de administratieve sanctie opgelegd aan degene op wiens naam het kenteken ten tijde van de gedraging in het kentekenregister was ingeschreven.
5. Artikel 8 van de Wahv bevat drie limitatief geformuleerde uitzonderingen op de kentekenaansprakelijkheid van artikel 5 Wahv, waarop de kentekenhouder zich kan beroepen. Voor zover hier van belang bepaalt artikel 8, aanhef en onder b, dat de officier van justitie de inleidende beschikking vernietigt indien degene op wiens naam het kenteken in het kentekenregister is ingeschreven een voor een termijn van ten hoogste drie maanden schriftelijk bedrijfsmatig aangegane huurovereenkomst overlegt waaruit blijkt wie ten tijde van de gedraging de huurder van het motorrijtuig onderscheidenlijk de aanhangwagen was.
6. De vraag in deze zaak is of de computeruitdraai van de reservering van het desbetreffende voertuig kan worden aangemerkt als een schriftelijk aangegane huurovereenkomst die ingevolge het bepaalde in artikel 8, aanhef en onder b, van de Wahv tot disculpatie van de kentekenhouder leidt.
7. Het hof stelt hierbij voorop dat het karakter van de overeenkomst niet wordt bepaald door de benaming die daaraan door partijen wordt gegeven, maar door haar inhoud. Het enkele feit dat het door de betrokkene overgelegde stuk de naam 'Reservering 14815' draagt, houdt dan ook niet in dat geen sprake kan zijn van een huurovereenkomst zoals benoemd in artikel 8, aanhef en onder b, van de Wahv.
8. Artikel 8 van de Wahv spreekt over een "schriftelijk aangegane huurovereenkomst". In tegenstelling tot hetgeen de advocaat-generaal meent, kan uit de tekst van de Wahv noch uit de wetsgeschiedenis (in het bijzonder: de Tweede nota van wijzigingen, kamerstuk 20 329, nr. 10) worden afgeleid dat voor de totstandkoming van een schriftelijke huurovereenkomst, als bedoeld in artikel 8 Wahv, vereist is dat het aanbod van de verhuurder en de aanvaarding ervan door de huurder, voorwaarden voor de totstandkoming van de overeenkomst (artikel 6:217, eerste lid, BW), zijn bevestigd door de op het formulier van de overeenkomst geplaatste handtekening van respectievelijk de verhuurder en de huurder. Ook laat de wetsgeschiedenis zich niet uit over de vorm van het huurcontract. Voldoende is een stuk waaruit van een aan de verhuurder en huurder bindende afspraak betreffende verhuur van een auto blijkt (HR 4 mei 1993, te vinden op rechtspraak.nl onder ECLI:NL:HR:1993:ZC9348). Gelet op de strekking van artikel 8, moet de term huurovereenkomst ten gunste van de verhuurder worden uitgelegd, zo dat voldoende is dat uit een schriftelijk stuk blijkt van de bedoelde huurovereenkomst en van de tijd waarvoor de overeenkomst is aangegaan. Een uitgeprinte tekst waarop met betrekking tot de huurovereenkomst begin- en eindtijdstip alsmede de voor het te betalen bedrag noodzakelijke gegevens zijn vermeld, kan in deze opvatting onder het begrip huurovereenkomst worden begrepen.
9. De door de gemachtigde overgelegde computeruitdraai met naam 'Reservering 14815', met als type reservering 'huur', bevat gegevens met betrekking tot de duur van de huur van het desbetreffende voertuig (23 september 2015 om 16:37 uur tot 23 september 2015 om 23:09 uur, status: teruggebracht), de huurder van het voertuig ( [C] B.V., [a-straat 1] , [A] , reservering geplaatst door werknemer [D] ) en de uiteindelijk in rekening gebrachte prijs, waarbij de verschillende prijsonderdelen zijn weergegeven. Ook is informatie opgenomen omtrent de ophaal- en inleverlocatie van het voertuig ( [b-straat 2] te [A] ), de bron (Klanten app) en het label ( [betrokkene] ). Het hof stelt voorts vast dat de uitdraai afkomstig is uit het computersysteem van de backoffice mobielrijden van [E] Autoverhuur. Het huren van deelauto's bij [E] Autoverhuur gaat, blijkens informatie op hun website, via [betrokkene] , de betrokkene.
10. Het hof is op basis van het vorenoverwogene van oordeel dat het namens de betrokkene overgelegde stuk te gelden heeft als een schriftelijke huurovereenkomst in de zin van artikel 8, aanhef en onder b, van de Wahv. Uit dit stuk kan - voor zover van belang - de aard en inhoud van de huurovereenkomst, de betrokken partijen, de duur van de huur en de daarbij geldende prijzen worden afgeleid.
11. De stelling van de advocaat-generaal inhoudende dat het enkel is gebleven bij een reservering van het desbetreffende voertuig, wordt afdoende weerlegd door informatie op de computeruitdraai waaruit volgt dat het voertuig op 23 september 2015 om 16:37 uur bij de ophaallocatie is opgehaald en daar om 23:09 uur weer is teruggebracht:

Data

Gepland Uiteindelijk
Startdatum wo 23-09-2015 16:30 wo 23-09-2015 16:37
Einddatum wo 23-09-2015 21:30 wo 23-09-2015 23:09
12. Voorgaande houdt in dat de aan de betrokkene uitgevaardigde inleidende beschikking niet in stand kan blijven en dat het tot zekerheid gestelde bedrag aan de betrokkene dient te worden gerestitueerd. Het hof zal beslissen als hierna vermeld.
13. De proceskosten komen voor vergoeding in aanmerking. Aan het indienen van het beroepschrift bij de kantonrechter, het indienen van het hoger beroepschrift en het indienen van de nadere toelichting dient in totaal tweeënhalf punt te worden toegekend. De waarde per punt bedraagt € 512,- en gelet op de aard van de zaak wordt de wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toegepast. Aldus zal het hof de advocaat-generaal veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 640,-.

Beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt de beslissing van de officier van justitie, alsmede de beschikking waarbij onder CJIB-nummer 192566366 de administratieve sanctie is opgelegd;
bepaalt dat hetgeen door de betrokkene op de voet van artikel 11 van de Wahv tot zekerheid is gesteld door de advocaat-generaal aan hem wordt gerestitueerd;
veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, ter hoogte van € 640,-.
Dit arrest is gewezen door mr. Sekeris, in tegenwoordigheid van mr. Arends als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.