In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 6 augustus 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland. De betrokkene, een B.V., had hoger beroep ingesteld tegen een administratieve sanctie van € 101,- die was opgelegd wegens overschrijding van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom. De gedraging vond plaats op 23 september 2015 met een voertuig dat op naam van de betrokkene stond. De betrokkene voerde aan dat het voertuig ten tijde van de overtreding bedrijfsmatig was verhuurd en dat hij zich kon beroepen op de disculpatiemogelijkheid in artikel 8, aanhef en onder b, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv).
Het hof oordeelde dat de computeruitdraai van de reservering van het voertuig kan worden aangemerkt als een schriftelijk aangegane huurovereenkomst. Het hof benadrukte dat het karakter van de overeenkomst niet wordt bepaald door de benaming, maar door de inhoud. De betrokkene had voldoende bewijs geleverd dat er een huurovereenkomst was, ondanks dat het document slechts een reservering leek te zijn. Het hof vernietigde de beslissing van de kantonrechter en verklaarde het beroep gegrond, waardoor de sanctie niet in stand kon blijven. Tevens werd de advocaat-generaal veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene.