2.8In dit rapport is ook vermeld:
“(…)Tijdens mijn huisbezoek d.d. 22-3-2021 heb ik van u vernomen dat u alle transfers uitsluitend met hulp van anderen of andere tilhulpmogelijkheden kunt doen. Dit staat ook in mijn advies van 22-6-2021 vermeld(…)
Op 20-7-2021 heeft het Argonaut Advies volgende reactie van cliënte ontvangen: (…)
Het verbaast ons dat Argonaut concludeert dat [B] niet zelfstandig transfers zou kunnen maken, nu dit niet bekeken is en bovendien heeft de gemeente eerder zelf onderzocht en ook bevestigd dat [B] dit wel kan. Voor zover u dit echter niet wil aanpassen in uw rapport, verzoek ik u vriendelijk om de rapportage samen met deze reactie te verzenden aan de gemeente.(…)”
3. Verweerder heeft het bezwaar, overeenkomstig het advies van de commissie, gegrond verklaard bij het bestreden besluit, maar de afwijzing van de aanvraag gehandhaafd. Op grond van het aanvullende onderzoek, een keukentafelgesprek thuis en opgevraagd medisch advies, is er geen reden voor de gevraagde woningaanpassingen. Zonder overleg en schriftelijke toestemming van verweerder is een ongeschikte woning aangekocht. Deze woning is niet gelijkvloers en heeft geen slaap- en badkamer op de begane grond. Er ligt een medisch advies waarin een rolstoeltoe- en doorgankelijke woning als meest geschikt wordt geacht. Gelet op de beperkingen en belemmeringen zal verweerder geen aanpassingen op een bovenverdieping realiseren vanwege inadequaatheid en niet optimaal zelfstandig kunnen functioneren bij rolstoelgebondenheid en een toename in verdere aanpassingskosten bij verdere achteruitgang. De klachten die moeder ervaart (ten gevolge van de verzorging van haar dochter) kunnen mogelijk verminderd worden door de persoonlijke verzorging die zij verleent vanuit de afgegeven indicatie Wlz (deels) over te laten nemen door anderen vanuit het pgb of via zorg in natura.
4. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit. Verweerder heeft de opdracht van de commissie voor een nader onderzoek ten onrechte niet uitgevoerd. Verweerder meent met één enkele vraag aan de medisch adviseur – is eiseres rolstoelafhankelijk – alle relevante feiten, omstandigheden en af te wegen belangen in kaart te hebben gebracht. Het was echter voor alle partijen al duidelijk dat zij in hoofdzaak rolstoelafhankelijk is. Verweerder heeft de uitkomst van het medische onderzoek met de zeer beperkte vraagstelling in een voor haar nadelige richting gestuurd. Met een open vraagstelling naar de woningaanpassingen die ongeacht de huidige situatie in alle woningen noodzakelijk zijn, had verweerder een op medische feiten gestoeld advies gekregen over de daadwerkelijke benodigde woningaanpassingen. De commissie had verweerder al verweten dat hij zelf heeft besloten wat in de situatie van eiseres passend is en daarbij voorbij is gegaan aan de aanvraag. Dit hiaat is naar de mening van eiseres met het besluit op bezwaar geenszins gerepareerd. Er is verder geen sprake van een lichtzinnige verhuiskeuze. Eiseres heeft voorzieningen aangevraagd die in alle toekomstige woningen nodig zullen zijn. De stelling van verweerder dat de woning, zowel de begane grond, als de eerste verdieping, niet rolstoeltoe- en doorgankelijk kan worden gemaakt, is gedurende de procedure diverse keren ontkracht. Zij is met de commissie van mening dat zij, maar ook haar verzorgers, door de (herhaalde) afwijzing van haar aanvraag onevenredig hard is getroffen.
5. In het aanvullend beroepschrift is aangegeven dat de ouders van eiseres de traplift, de garagedeuropener en de drempelnivellering inmiddels zelf hebben aangeschaft. In vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep(CRvB)is neergelegd dat eerst sprake is van (voldoende) procesbelang als het resultaat dat de indiener van bezwaar- of beroepschrift met het maken van bezwaar of het indienen van (hoger) beroep nastreeft ook daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor deze indiener zelf feitelijke betekenis kan hebben. Met het aanschaffen van deze voorzieningen is in beginsel gegeven dat er geen procesbelang meer is voor het aanbrengen van deze voorzieningen. Eiseres heeft verzocht om een redelijke vergoeding van de kosten van deze gerealiseerde woningaanpassingen. Hierin is procesbelang gelegen. Gelet op het voorgaande wordt daarom toegekomen aan een volledig inhoudelijke beoordeling van het geschil.
Relevante wet- en regelgeving
6. Artikel 2.1.3, eerste lid, van de Wmo bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening de regels vaststelt die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het in artikel 2.1.2 bedoelde plan en de door het college ter uitvoering daarvan te nemen besluiten of te verrichten handelingen.
7. Artikel 2.3.5, derde lid, van de Wmo bepaalt dat het college beslist tot verstrekking van een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met een algemeen gebruikelijke voorziening, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 2.3.2 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.
8. Artikel 2.3.2 van de Wmo bepaalt, voor zover hier van belang, dat het college na een melding van behoefte aan ondersteuning een onderzoek uitvoert. Het vierde lid onder a tot en met g bepaalt wat door het college dient te worden onderzocht.
9. Artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat een bestuursorgaan bij de voorbereiding van een besluit de nodige kennis vergaart omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen.
10. De gemeenteraad van de gemeente Heerhugowaard heeft, ter uitvoering van artikel 2.1.3, eerste lid, van de Wmo 2015, de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Heerhugowaard 2018 (hierna: de verordening) vastgesteld. In artikel 9, vierde lid, van de verordening is bepaald dat als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is, het college de goedkoopst compenserende voorziening verstrekt. Artikel 11, derde lid, aanhef en onder f, van de verordening bepaalt dat geen woonvoorziening wordt verstrekt indien de client niet is verhuisd naar de voor zijn of haar beperkingen op dat moment meest geschikte woning, tenzij daarvoor vooraf schriftelijk toestemming is verleend door het college.
11. Onweersproken is de noodzaak voor eiseres om mee te verhuizen met haar moeder, nu haar moeder de voornaamste mantelzorg verleent en eiseres niet zelfstandig in de kangoeroewoning in Alkmaar kan blijven wonen. Verweerder heeft geconcludeerd dat eiseres is verhuisd naar een inadequate woning zonder dat daar vooraf schriftelijke toestemming door verweerder voor is verleend. Verweerder heeft echter niet zonder meer op basis van deze weigeringsgrond een besluit genomen, maar heeft ook een bouwkundig onderzoek laten uitvoeren, waar de mogelijkheid is onderzocht bouwtechnische aanpassingen te realiseren in de woning die het mogelijk zouden maken voor eiseres om daar (langdurig) te blijven wonen. Aan de hand van het gedane onderzoek heeft verweerder besloten om de aanvraag af te wijzen, omdat er ‘geen reden is voor de gevraagde woningaanpassingen’.
12. Naar het oordeel van de rechtbank geeft het verrichtte onderzoek geen blijk van maatwerk omtrent de hulpvraag van eiseres en de gevraagde voorzieningen. De rechtbank overweegt in dit verband het volgende.
Verweerder stelt – en heeft zijn onderzoek uitsluitend gebaseerd op het uitgangspunt – dat alleen een gelijkvloerse situatie passend zou zijn, terwijl dit niet uit het medische advies van Argonaut blijkt. In het tweede advies van Argonaut van 3 augustus 2021 staat dat eiseres is aangewezen op een rolstoeltoe- en doorgankelijke woning, met hulpmiddelen voor het maken van de transfers, deuropeners en aanpassingen van de wc in de vorm van douche / föhn installatie. Namens eiseres is ook meermaals aangegeven dat er in de nieuwe woning voorkeur is voor een traplift, een (plafond)lift en een badkameraanpassing en eiseres heeft in bezwaar aangegeven dat zij betwist dat het programma van eisen wat aan het bouwkundig advies ten grondslag ligt overeenstemt met de daadwerkelijk benodigde woningaanpassingen. Verweerder heeft ter zitting weliswaar verklaard dat in het kader van de Wmo in het geval van eiseres een gelijkvloerse woning (een appartement of gelijkvloerse woning op de begane grond) voor de hand ligt, dan wel vanzelfsprekend is, maar de rechtbank constateert dat dat een eigen conclusie van verweerder is. Dat zij daar op medische gronden op aangewezen is, blijkt niet uit het medisch advies.
Verweerder heeft hetgeen eiseres wenst niet onderzocht omdat het, vanwege het progressieve karakter van de aandoening van eiseres, niet de verwachting is dat die aanpassingen een woning langdurig adequaat maken, zo staat vermeld in de Aanvulling op Wmo-verslag d.d. 26 juni 2020. Eiseres heeft in bezwaar in dit verband aangegeven dat de aandoening van eiseres niet progressief is. De uitingen kunnen weliswaar progressief zijn, maar zoals de moeder van eiseres al had aangegeven in reactie op het Wmo-rapport, een verslechtering van de functionele mogelijkheden van eiseres ligt (zeker op korte termijn) niet in de lijn der verwachtingen. De door haar gevraagde woningaanpassingen zouden de woning dus volgens eiseres wel degelijk langdurig adequaat maken. Verweerder heeft de arts niet gevraagd op het punt van de progressiviteit (nader) te reageren.
Eiseres heeft verder betwist dat zij niet zelfstandig transfers kan maken. In het advies van 3 augustus 2021 staat vermeld dat de arts tijdens het huisbezoek van 22 maart 2021 van eiseres heeft vernomen dat zij alle transfers uitsluitend met hulp van anderen of anders tilhulpmiddelen kan doen en in dit verband verwezen naar het advies van 22 juni 2021. Eiseres heeft in reactie hierop aangegeven dat het haar verbaast dat Argonaut concludeert dat zij niet zelfstandig transfers zou kunnen maken. Eiseres stelt dat dit niet bekeken is en bovendien heeft verweerder eerder zelf onderzocht en ook schriftelijk bevestigd dat eiseres dit wel kan. Daarbij merkt de rechtbank op dat in het verslag van het keukentafelgesprek op 29 april 2021 staat vermeld dat het voor eiseres belangrijk is dat het transfermoment zo kort mogelijk is en dat eiseres de transfers in principe zelfstandig kan maken, alleen dat richting het einde van de dag haar moeder haar hierbij helpt. Naar het oordeel van de rechtbank was het zorgvuldig geweest de arts hier (nader) op te laten reageren. Verweerder had daarnaast ook de door eiseres aangevraagde aanpassingen in het onderzoek moeten betrekken. Dit geldt temeer nu die aanpassingen een – naar het zich laat aanzien – veel goedkopere oplossing zijn dan een verbouwing van de benedenverdieping.
13. Het voorgaande leidt er naar het oordeel van de rechtbank toe dat er geen sprake is van een zorgvuldig onderzoek naar de hulpvraag van eiseres en de gevraagde voorzieningen. Dit geldt ook voor beantwoording van de vraag wat de goedkoopst compenserende voorziening is (artikel 9, vierde lid, van de Verordening). De rechtbank wijst erop dat de moeder van eiseres zich op 3 april 2020 heeft gemeld bij verweerder in het kader van de hulpvraag vóórdat eiseres, vier maanden later, het gezin achterna verhuisde naar de woning in Heerhugowaard. Zij hebben zich dan ook tijdig tot verweerder gewend voor een benodigde oplossing voor hun woonprobleem. Dat moeder en haar partner al vanaf oktober 2019 een nieuwe woning zochten, maakt dat niet anders. Daarnaast merkt de rechtbank op dat de Verordening van verweerder geen weigeringsgrond bevat, om woningaanpassingen te weigeren, als deze, in de ogen van verweerder, te duur zijn.
14. Nu verweerder de noodzaak van hulpmiddelen voor het maken van de transfers, deuropeners en aanpassingen van de wc in de vorm van douche / föhn installatie, zoals uit het advies van Argonaut van 3 augustus 2021 blijkt, niet ontkent, kan voor die aanpassingen een compensatieplicht van verweerder worden aangenomen. Zonder nadere motivering, die ontbreekt, valt niet in te zien dat een traplift niet onder een hulpmiddel voor transfers valt. Een traplift is immers bedoeld voor een transfer omhoog. Verweerder heeft verder niet betwist dat drempelnivellering ook in alle andere woningen voor eiseres noodzakelijk zou zijn geweest. Drempelnivellering maakt een woning immers rolstoeltoe- en doorgankelijk. Verweerder zal dan ook de slaapkamer en de badkamer dienen aan te passen ten behoeve van het gebruik van én met een plafondlift en een spoelföhninstallatie op een verticale toiletlift moeten (laten) plaatsen. Wat betreft de kosten van de gerealiseerde aanpassingen, te weten de traplift, de automatische deuropener en de drempelnivellering, is de rechtbank van oordeel dat deze voor vergoeding in aanmerking komen. Daarbij dient verweerder aan de hand van de facturen en in overleg met een terzake deskundig bouwkundige gemotiveerd te beoordelen of de gemaakte kosten, dat wil zeggen de verrichtte werkzaamheden en gebruikte materialen, een gebruikelijke prijs betreft.
15. De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat het bestreden besluit in strijd is met het zorgvuldigheidsbeginsel van artikel 3:2 van de Awb en het motiveringsbeginsel van artikel 7:12 van de Awb. Het beroep is gegrond en het besluit zal worden vernietigd. De rechtbank beschikt over onvoldoende gegevens om zelf in de zaak te kunnen voorzien. Verweerder zal daarom worden opgedragen om binnen drie maanden na deze uitspraak een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van wat hiervoor is overwogen.
16. Aanleiding bestaat om verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten in beroep. De kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,-- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met wegingsactor 1). Ook dient verweerder het door eiseres betaalde griffierecht ad € 49,-- te vergoeden.