ECLI:NL:RBNHO:2023:10506

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 oktober 2023
Publicatiedatum
20 oktober 2023
Zaaknummer
C/15/338460 / HA ZA 23-209
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over terugbetalingsverplichting in verband met exploitatie zonnepark in Bulgarije

In deze bodemzaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 25 oktober 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen de rechtspersoon Brickhaven I LLC, een Amerikaanse investeringsmaatschappij, en Reco Beheer B.V., een Nederlandse houdstermaatschappij. Brickhaven vordert terugbetaling van een bedrag van € 299.719,90 van Reco, dat zij heeft betaald voor kosten die volgens Brickhaven niet voor vergoeding in aanmerking komen op basis van een Release-overeenkomst. De zaak betreft de exploitatie van een zonnepark in Bulgarije, waarbij Brickhaven en Reco samen met een Chinese vennootschap betrokken zijn. De rechtbank oordeelt dat van een groot gedeelte van de door Reco betaalde kosten niet kan worden vastgesteld dat deze voor vergoeding in aanmerking komen, en dat Reco verplicht is om deze bedragen aan Brickhaven terug te betalen.

De procedure omvatte een tussenvonnis van 28 juni 2023 en een mondelinge behandeling op 4 september 2023. Brickhaven heeft een audit laten uitvoeren door een Ierse accountant, die concludeerde dat een aanzienlijk deel van de kosten niet gerelateerd was aan de exploitatie van het zonnepark en niet onderbouwd kon worden met facturen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is op basis van de Brussel I bis-Verordening, en dat het recht van de staat New York van toepassing is op de vordering.

De rechtbank heeft de vordering van Brickhaven toegewezen en Reco veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en kosten. De rechtbank heeft ook de beslagkosten en buitengerechtelijke incassokosten toegewezen, en Reco is in de proceskosten veroordeeld. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Haarlem
Zaaknummer: C/15/338460 / HA ZA 23-209
Vonnis van 25 oktober 2023
in de zaak van
de rechtspersoon naar buitenlands recht
BRICKHAVEN I LLC,
te Raleigh, Verenigde Staten van Amerika,
eisende partij,
hierna te noemen: Brickhaven,
advocaat: mr. R.I. Loosen te Amsterdam
tegen
RECO BEHEER B.V.,
te Haarlem,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Reco,
advocaat: mr. G.W. van Bolhuis te Halfweg

1.De zaak in het kort

Reco heeft een
Releaseondertekend waarin onder meer een bepaling is opgenomen over de door Brickhaven betaalde vergoeding voor kosten die Reco stelt te hebben gemaakt in verband met de exploitatie van een zonnepark in Bulgarije. Brickhaven maakt in deze procedure aanspraak op terugbetaling van een gedeelte van de door haar aan Reco betaalde vergoeding. In de Release is een terugbetalingsverplichting opgenomen voor zover de gemaakte kosten niet onder de doelomschrijving van de Release vallen. De rechtbank oordeelt dat van een groot gedeelte van de door Reco betaalde kosten niet kan worden vastgesteld dat deze voor vergoeding in aanmerking kwamen en aan Brickhaven terugbetaald moeten worden.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 28 juni 2023
- de mondelinge behandeling van 4 september 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt
- de spreekaantekeningen van de advocaat van Brickhaven en van de advocaat van Reco
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
Brickhaven is een Amerikaanse investeringsmaatschappij. Reco is een Nederlandse houdstermaatschappij, toebehorend aan de heer [A.] (hierna: [A.]).
3.2.
Brickhaven en Reco zijn, samen met een Chinese vennootschap genaamd Niaga Holding Limited (hierna: Niaga), betrokken bij de exploitatie van een zonnepark in Bulgarije via een vennootschap genaamd Solar Park Devny B.V. (hierna: SPD). Stichting Administratiekantoor Spectre Solar Investments (hierna: de STAK) houdt thans alle aandelen in SPD. Niaga houdt het overgrote deel van de aandeelcertificaten in SPD (70%), Brickhaven en Reco houden de overige certificaten (beiden 15%).
3.3.
Bij het zonneparkproject in Bulgarije is ook de heer [B.] (hierna: [B.]) en zijn vennootschappen Millenium Capital Limited (hierna: Millenium) en Mitex Group Limited betrokken. [B.] adviseert (middels zijn vennootschappen) Reco in het kader van dit project.
3.4.
Op 15 mei 2019 hebben Brickhaven, Reco, Niaga en Millenium een
Memorandum of Understandinggesloten. Daarin is (onder meer) afgesproken dat de STAK opgericht zal worden en de aandelen in SPD overgedragen zal krijgen van Millenium, waarna Niaga, Brickhaven en Reco aandeelcertificaten in SPD zullen ontvangen. Aan deze afspraken is uitvoering gegeven op 21 juni 2019.
3.5.
Reco heeft een uitsluitend door haarzelf ondertekende
Letter Agreementgedateerd op 10 juli 2019 in het geding gebracht. In de
Letter Agreementstaat vermeld dat Reco in verband met het Bulgaarse zonneparkproject juridische en operationele kosten heeft betaald namens Niaga ten bedrage van in totaal € 425.500,- en Brickhaven deze kosten aan Reco in twee termijnen zal terugbetalen, namelijk € 250.000,- na overdracht van de aandelen van SPD aan de STAK en € 175.420,- uiterlijk op 5 augustus 2019. In de
Letter Agreementis onder F bepaald dat Reco de kosten van de tweede termijn, meer in het bijzonder de kosten betaald aan Köster advocaten vóór 20 juli 2019 verder zal onderbouwen en documenteren.
Bij de
Letter agreementis een door [B.] opgestelde kostenoverzicht opgenomen als bijlage (
Annex I):
3.6.
Op enig moment in 2019 is een bedrag van € 250.000,- door Brickhaven betaald aan Reco.
3.7.
Op 24 januari 2020 hebben [A.] namens Reco en [B.] namens Millenium een zogenoemde
Releasegetekend waarin onder meer het volgende is opgenomen:
(…)
(…)
(…)
3.8.
Op diezelfde dag, 24 januari 2020, heeft Brickhaven aan Reco een bedrag van € 175.500,- betaald.
3.9.
Bij brief van 14 december 2021 heeft de advocaat van Brickhaven Reco verzocht om een onderzoek (
audit) zoals genoemd in de Release uit te laten voeren en haar verzocht om daartoe contact op te nemen met accountantskantoor Van Ooijen. Reco heeft hier geen gevolg aan gegeven.
3.10.
Uiteindelijk heeft Brickhaven begin 2022 een Ierse accountant, de heer [C.], opdracht gegeven de audit uit te voeren. Op 19 februari 2022 heeft de accountant een rapport opgesteld waarin hij concludeert dat van een bedrag van € 234.236,- niet kan worden vastgesteld dat deze kosten gerelateerd zijn aan de
Legal Proceedingsen niet onderbouwd zijn met facturen. Verder stelt de accountant dat zeven facturen met een totaalbedrag van € 66.966,- betrekking
kunnenhebben op
legal costs, maar dat zonder nadere specificatie niet kan worden vastgesteld dat deze kosten
legitimate and appropriatezijn. Ook stelt de accountant dat Reco een bedrag van € 17.203,- aan omzetbelasting had kunnen terugkrijgen van de Nederlandse belastingdienst.
3.11.
Op 25 april 2022 heeft de advocaat van Brickhaven het rapport van de accountant toegestuurd aan Reco en haar gesommeerd om in totaal € 318.405,- terug te betalen. Reco heeft niet aan deze sommatie voldaan.
3.12.
Brickhaven heeft op 20 maart 2023, na daartoe verlof te hebben verkregen, conservatoir beslag gelegd op de bankrekening van Reco en de certificaten van de aandelen in SPD die Reco bezit.

4.Het geschil

4.1.
Brickhaven vordert - samengevat en na vermindering van eis - veroordeling van Reco tot betaling van € 299.719,90, vermeerderd met rente, beslagkosten, buitengerechtelijke kosten en proceskosten.
4.2.
Brickhaven legt aan haar vordering ten grondslag dat uit de uitgevoerde audit naar voren is gekomen dat een bedrag van in totaal € 299.719,90 niet gerelateerd kan worden aan de ‘Çosts’ zoals genoemd in de Release. Dit bedrag is derhalve onverschuldigd aan Reco betaald. Op grond van de Release is Reco verplicht dit bedrag vermeerderd met rente aan Brickhaven terug te betalen. Reco is op grond van artikel 706 Rv tevens de beslagkosten verschuldigd. Nu Reco ondanks herhaalde aanmaningen niet tot betaling is overgegaan, dient zij daarnaast de buitengerechtelijke incassokosten te voldoen, aldus nog steeds Brickhaven.
4.3.
Reco voert verweer.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

Internationaal geschil
5.1.
Aangezien Brickhaven in de Verenigde Staten van Amerika is gevestigd heeft dit geschil een internationaal karakter. Daarom dient eerst te worden vastgesteld of de Nederlandse rechter bevoegd is en zo ja, welk recht op het onderhavige geschil van toepassing is.
5.2.
De rechtbank acht zich bevoegd op grond van 4 lid 1 van de Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (herschikking), PbEU 2012, L 351/1 (Brussel I bis-Verordening). Ingevolge artikel 6 van de Brussel I bis-Verordening dient de rechtsmacht van de Nederlandse rechter te worden beoordeeld aan de hand van het Nederlandse procesrecht. Artikel 2 Rv bepaalt dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft als de gedaagde in Nederland zijn woonplaats of gewone verblijfplaats heeft (waarbij geldt dat de woonplaats van een rechtspersoon ingevolge artikel 1:10 lid 2 BW daar is waar hij zijn statutaire zetel heeft). Reco (de gedaagde) heeft haar statutaire zetel in Nederland zodat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft. Nu Reco in Haarlem gevestigd is, is de rechtbank Noord-Holland ook relatief bevoegd om van de vorderingen van Brickhaven kennis te nemen.
5.3.
Op grond van de contractuele rechtskeuze in de Release is op de vordering het recht van de staat New York van toepassing. Verder hebben partijen ter zitting een expliciete rechtskeuze gemaakt voor Nederlands recht voor zover de te behandelen vragen buiten de Release vallen.
Inhoudelijke beoordeling
5.4.
Tussen partijen is in geschil of Reco op grond van de Release gehouden is tot enige (terug)betaling aan Brickhaven. Brickhaven stelt dat uit de audit is gebleken dat van een groot deel van de door Brickhaven aan Reco betaalde kosten niet kan worden vastgesteld dat deze als ‘Costs’ voor vergoeding in aanmerking kwamen, zodat deze bedragen moeten worden terugbetaald. Reco betwist dit en voert aan dat de Release moet worden gelezen c.q. begrepen in samenhang met en in het licht van de Letter Agreement. De verplichting tot nadere onderbouwing en/of documentatie had volgens Reco dan ook geen betrekking op het deel van de kosten waarop de eerste termijn betaling ten bedrage van € 250.000,- zag, omdat Brickhaven onder de Letter Agreement ermee heeft ingestemd dat dat deze betaling onvoorwaardelijk en definitief zou zijn. Bovendien is in de Release bepaald dat de verplichte medewerking aan de audit uitsluitend zag op de kosten met betrekking tot de juridische procedures. Tenslotte betwist Reco de juistheid van de door de accountant in zijn rapportage neergelegde conclusies. De rechtbank overweegt als volgt.
5.5.
In de Release is vastgelegd dat Reco verplicht is om mee te werken aan het verstrekken van “
any and all remaining documents and information and shall provide their full cooperation to an audit of the costs claimed in relation to the Legal Proceedings”. De Release bepaalt verder dat Brickhaven
at its sole discretiongerechtigd is om, op basis van de audit, te bepalen welke bedragen (gedeeltelijk) terugbetaald dienen te worden door Reco en dat Reco instemt met de verplichting om deze bedragen terug te betalen zodra Brickhaven daar om verzoekt.
5.6.
De rechtbank volgt Reco niet in haar betoog dat de in de Release vastgelegde terugbetalingsverplichting beperkt is tot de tweede door Brickhaven betaalde termijn van € 175.500. Deze beperking is in de Release noch in de Letter Agreement terug te vinden. Weliswaar is in de Letter Agreement de documentatieplicht van Reco beperkt tot de tweede termijn, maar dat is niet gekoppeld aan een terugbetalingsverplichting. Bovendien is, anders dan Reco betoogt, niet gebleken dat de Letter Agreement voor Brickhaven bindende afspraken bevat. Het door Reco in het geding gebrachte exemplaar van de Letter Agreement is alleen door Reco getekend en de zoektocht naar een door Brickhaven getekend exemplaar (onder andere bij de notaris die de aandelen in SPD heeft overgedragen aan de STAK) heeft volgens Reco niets opgeleverd. Bovendien blijkt, in tegenstelling tot de stellingen van Reco, uit de correspondentie tussen de advocaten van Brickhaven en Reco van 2 juli 2019 niet dat partijen tot (volledige) overeenstemming zijn gekomen over de inhoud van de Letter Agreement. Op 2 juli 2019 schrijft de advocaat van Brickhaven namelijk dat “de afspraken anders zijn geworden” en er “nieuwe verplichtingen” zijn opgenomen. Ook is niet gebleken, zoals Reco stelt, dat Brickhaven onverkort uitvoering heeft gegeven aan de (betalings)afspraken in de Letter Agreement, waaruit zou blijken dat de Letter Agreement wel degelijk (stilzwijgend) is aanvaard. In de Letter Agreement is immers bepaald dat de tweede termijn door Brickhaven betaald zou worden uiterlijk op 5 augustus 2019, terwijl dit bedrag in werkelijkheid pas op 24 januari 2022 is betaald, na ondertekening van de Release door Reco.
5.7.
De rechtbank is voorts met Brickhaven van oordeel dat het feit dat de bepaling in de Release over de documentatieverplichting van Reco uitsluitend betrekking heeft op de kosten van juridische procedures (
Legal Proceedings) niet wegneemt dat Brickhaven de kosten die niets te maken hebben met het doel van de vergoeding op basis van de Release, althans als onverschuldigd betaald, kan terugvorderen, aangezien de rechtsgrond voor de door Brickhaven verrichtte betalingen in dat geval ontbreekt.
5.8.
De rechtbank zal hierna de kosten waarover tussen partijen discussie bestaat of deze voor vergoeding in aanmerking kwamen, nader bespreken.
Ad. 1. Köster advocaten
5.9.
Brickhaven heeft aanvankelijk terugbetaling gevorderd van de bedragen zoals opgenomen in twee facturen van Köster advocaten omdat zij niet kon vaststellen dat deze kosten zijn gemaakt in verband met de doelomschrijving in de Release. Het gaat om een factuur van 19 december 2018 van € 18.150 (incl. 21 % BTW) en een factuur van 23 april 2019 van € 15.000,- (excl. 21% BTW). Reco heeft in dit verband terecht opgemerkt dat in het door [B.] opgestelde kostenoverzicht alleen het bedrag van € 18.150,- is opgenomen en niet het bedrag van € 15.000,- zodat alleen het eerste bedrag door Brickhaven aan Reco is vergoed (waarbij Reco overigens heeft aangegeven dat deze facturen zien op dezelfde kosten, aangezien € 15.000,- vermeerderd met 21% BTW uitkomt op € 18.150,-). Nu Brickhaven ter zitting heeft verklaard dat zij niet langer betwist dat deze kosten onder de doelomschrijving van de Release vallen en als zodanig voor vergoeding in aanmerking kwamen, behoeven deze kosten geen nadere bespreking meer.
Ad. 2. Abeln advocaten
5.10.
Brickhaven vordert terugbetaling van de bedragen zoals opgenomen in zeven facturen van Abeln advocaten. Brickhaven stelt dat uit de omschrijving op de facturen zonder nadere toelichting niet kan worden vastgesteld dat deze kosten zijn gemaakt in verband met de doelomschrijving in de Release. Brickhaven heeft in dit verband opgemerkt dat Abeln advocaten voor van [B.]/Reco ook in allerlei andere zaken als advocaat optrad. Volgens Brickhaven komen in de omschrijvingen op de facturen ook namen voor van personen en advocatenkantoren die haar niets zeggen en niet (aantoonbaar) verband houden met SPD of het zonneparkproject.
5.11.
Uit de facturen blijkt dat de kosten op een algemeen adviesdossier zijn geboekt. De rechtbank stelt vast dat uit de (beknopte) omschrijvingen van de werkzaamheden niet kan worden afgeleid waar deze betrekking op hadden. In het auditrapport zijn deze kosten dan ook afgewezen. Gelet hierop had het op de weg van Reco gelegen om deze kosten nader te onderbouwen en van een nadere specificatie te voorzien. Dit heeft zij nagelaten. Reco heeft desgevraagd verklaard dat zij bij Abeln advocaten geen nadere toelichting of specificaties heeft opgevraagd vanwege bekoelde relaties, maar die omstandigheid komt voor haar rekening en risico en kan Reco niet baten. Bovendien heeft Reco geen verklaring gegeven voor het feit dat in de omschrijvingen namen staan van personen en advocatenkantoren die niets te maken hebben met SPD of het Bulgaarse zonneparkproject.
5.12.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat Brickhaven terecht aanspraak maakt op terugbetaling van de vergoeding voor de facturen aan Abeln advocaten. Dit geldt echter niet voor de facturen van Abeln advocaten van 2 januari 2019 (€ 18.947,14) en 12 februari 2019 (€ 1.992,-) nu de door Brickhaven ingeschakelde accountant ten aanzien van die facturen heeft geconcludeerd dat deze kosten redelijk en gerelateerd aan de
legal proceedingslijken te zijn (vgl. punten 3 en 6 van het audit rapport). De rechtbank is van oordeel dat niet van Reco mocht worden verwacht dat zij ook goedgekeurde kosten nog nader zou onderbouwen en was het aan Brickhaven om nader te onderbouwen waarom deze bedragen toch niet voor vergoeding in aanmerking kwamen. Brickhaven heeft dit nagelaten. De rechtbank is daarom van oordeel dat Reco aan Brickhaven niet het volledig ontvangen bedrag, maar in totaal een bedrag van € 49.102,09, van de ontvangen vergoeding voor de Abeln facturen zal moeten terugbetalen.
Ad. 3 Privélening aan [B.]
5.13.
Brickhaven vordert terugbetaling van een bedrag van € 154.000,- dat door Reco via de derdengeldrekening van Köster advocaten is overgemaakt aan Van Lanschot Bankiers in verband met een privéschuld van [B.]. Het betreft een aflossing van een privéhypotheek van [B.]. Deze kosten kwamen volgens Brickhaven niet voor vergoeding in aanmerking.
5.14.
Reco heeft zich hier tegen verweerd en aangevoerd dat de afbetaling van de schuld van [B.] van € 154.000,- noodzakelijk was voor het afwenden van zijn faillissement. [B.] was en is enig aandeelhouder in Millenium, de vennootschap die destijds enig aandeelhouder was van SPD. Volgens Reco dreigde de aandelen van SPD in de faillissementsboedel te vloeien en was het daarom noodzakelijk om de schuld van [B.] aan Van Lanschot Bankiers af te betalen om de afspraken uit de
Memorandum of Understandingvan 15 mei 2019, over de overdracht van de aandelen in SPD aan de STAK, te kunnen uitvoeren. Deze kosten komen voor vergoeding in aanmerking omdat zij kwalificeren als kosten voor maatregelen ter bescherming van de aandelen in en de activa van SPD zoals genoemd in de Release, zo betoogt Reco. Dit verweer faalt.
5.15.
Vast staat dat het bedrag van € 154.000,- in het door [B.] opgestelde kostenoverzicht was opgevoerd als kosten van Köster advocaten (vgl. r.o. 3.5) en als zodanig destijds derhalve is gepresenteerd als juridische kosten. Reco diende op grond van de Release deze kosten dan ook nader te documenteren en te substantiëren. Deze documentatieplicht was overigens ook al in de Letter Agreement opgenomen waarop Reco zich beroept. In alinea F van de Letter Agreement is voor de kosten van de tweede termijn betaling, meer in het bijzonder met betrekking tot de aan Köster advocaten betaalde kosten, vastgelegd dat Reco deze nog nader moest substantiëren/documenteren. Deze bepaling zal met name betrekking hebben gehad op het bedrag van € 154.000,-, aangezien de enige andere kosten van Köster advocaten de factuur ten bedrage van (slechts) € 18.150,- betrof. Het verweer van Reco dat deze kosten buiten de scope van de audit vielen, gaat reeds hierom niet op.
5.16.
Duidelijk is dat het bedrag van € 154.000,- in werkelijkheid niet zag op gemaakte juridische kosten, maar op een door Reco via de derdengeldrekening van Köster advocaten overgemaakt bedrag aan Van Lanschot Bankiers in verband met een privéschuld van [B.]. Niet valt in te zien waarom dit bedrag onder de Release voor vergoeding in aanmerking kwam. Nog daargelaten de vraag of de kosten van het afwenden van een persoonlijk faillissement van [B.] onder de doelomschrijving van de Release kan worden gebracht, blijkt uit de door Reco overgelegde e-mailcorrespondentie dat het faillissement van [B.] al op 18 februari 2019 was afgewend. Derhalve ruimschoots vóór 15 mei 2019, de dag waarop partijen in de
Memorandum of Understandingafspraken hebben gemaakt over de overdracht van de aandelen in SPD aan de STAK en ook ruim vóór 20 juni 2019, de dag dat de aandelen in SPD daadwerkelijk door Millenium zijn overgedragen aan de STAK. Desondanks is deze betaling bij het maken van de afspraken van de Memorandum of Understanding op 15 mei 2019, door Reco niet als zodanig benoemd. Sterker nog, ook in het, in begin juli 2019 door [B.] opgestelde, overzicht is het bedrag van € 154.000,- niet als betaling van Reco ten behoeve van [B.] in privé benoemd, maar is dit bedrag opgevoerd als kosten betaald aan Köster advocaten.
5.17.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat Brickhaven terecht aanspraak maakt op terugbetaling van het bedrag van € 154.000,- dat is aangewend door Reco om een privéschuld van [B.] af te lossen.
Ad. 4. Bedragen zonder facturen
5.18.
Brickhaven vordert terugbetaling van het bedrag van € 57.000,- waar geen facturen aan ten grondslag liggen. Reco voert als verweer aan dat het gaat om ‘operationele kosten’ die onder de Release voor vergoeding in aanmerking kwamen. Volgens Reco zijn deze betalingen aan [B.] gedaan zodat hij hiermee vervolgens rechtstreeks operationele kosten kon betalen. Reco geeft aan dat zij geen onderliggende facturen voor deze kosten heeft ontvangen van [B.]. Volgens Reco is het echter niet noodzakelijk dat zij deze operationele kosten substantieert, omdat de substantiëringsplicht uit de Release enkel ziet op kosten die verbonden zijn aan
Legal Proceedingsen deze operationele kosten niet hoeven te worden gesubstantieerd.
5.19.
Het verweer van Reco treft geen doel. De rechtbank is van oordeel dat Reco niet kan volstaan met de blote stelling dat de aan [B.] overgemaakte bedragen operationele kosten zijn en als zodanig voor vergoeding in aanmerking komen. Uit de door Reco overgelegde bankafschriften blijkt in het geheel niet dat het om operationele kosten gaat. In tegendeel, uit de bijbehorende omschrijvingen volgt dat het gaat om leningen van Reco aan [B.]. Deze bedragen zijn echter (net als de lening van € 154.000,-) niet in het (door [B.] opgestelde) kostenoverzicht als zodanig benoemd, maar als ‘operational costs’ opgevoerd. In het audit rapport is vastgesteld dat iedere onderbouwing voor deze operationele kosten ontbreekt. Het lag dan ook op de weg van Reco om deze kosten nader toe te lichten en op zijn minst aan te geven waarop deze bedragen betrekking hadden. Dat heeft Reco nagelaten. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het verweer van Reco als onvoldoende onderbouwd dient te worden gepasseerd en Brickhaven op grond van de Release ook aanspraak kan maken op terugbetaling van het bedrag van € 57.000,-.
Conclusie
5.20.
Gelet op het voorgaande is de conclusie dat Brickhaven jegens Reco terecht aanspraak maakt op terugbetaling van een totaalbedrag van € 260.102,09. De rechtbank zal de vordering van Brickhaven voor dit bedrag toewijzen.
Wettelijke rente en kosten
5.21.
Brickhaven vordert vergoeding van de wettelijke rente van 9% over de verschuldigde hoofdsom overeenkomstig het op de Release toepasselijke recht van de staat New York. Reco heeft hiertegen geen inhoudelijk verweer gevoerd. De rechtbank zal de rente daarom toewijzen zoals gevorderd. De rente zal worden toegewezen vanaf 9 mei 2022, zijnde veertien dagen na de aanmaning van de advocaat van Brickhaven van 25 april 2022.
5.22.
Brickhaven vordert voorts vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Reco betwist dat buitengerechtelijke kosten zijn gemaakt en voert aan dat als er kosten zijn gemaakt, deze kwalificeren als kosten ter instructie van de zaak. Dergelijke kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking. Ook betwist Reco dat de buitengerechtelijke kosten door Brickhaven zijn betaald.
5.23.
De rechtbank volgt Reco niet in voornoemd verweer. Voor het verschuldigd zijn van buitengerechtelijke incassokosten is weliswaar vereist dat incassowerkzaamheden hebben plaatsgevonden, maar daartoe is het versturen van één brief in beginsel voldoende (vgl. HR 13 juni 2014, ECLI:NL:HR:2014:1405, r.o. 3.7.2). Aangezien vaststaat dat de advocaten van Brickhaven tenminste één brief hebben gestuurd aan Reco is genoegzaam gebleken dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Gelet op het voorgaande heeft Brickhaven recht op een vergoeding van € 3.078,15 op basis van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten.
5.24.
Brickhaven vordert Reco voorts te veroordelen tot betaling van de beslagkosten. Deze vordering is gelet op het bepaalde in artikel 706 Rv toewijsbaar. De beslagkosten worden vastgesteld op € 748,41 voor kosten deurwaardersexploten, € 676,00 voor griffierecht en € 2.645,00 voor salaris advocaat (1,0 punt(en) × € 2.645,00), totaal € 4.069,41.
5.25.
Reco is de partij die grotendeels ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van Brickhaven als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
109,44
- griffierecht
5.737,00
- salaris advocaat
5.290,00
(2,00 punten × € 2.645,00)
Totaal
11.136,44
5.26.
Brickhaven verzoekt daarnaast om veroordeling van Reco in de nakosten. Volgens vaste rechtspraak (zie HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853) levert een kostenveroordeling ook voor de nakosten een executoriale titel op. Een veroordeling tot betaling van de proceskosten omvat dus een veroordeling tot betaling van de nakosten. De rechtbank zal daarom de nakosten niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling vermelden.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
veroordeelt Reco tot betaling aan Brickhaven van een bedrag van € 260.102,09 te vermeerderen met de wettelijke rente ad 9% overeenkomstig het toepasselijke recht van de staat New York met ingang van 9 mei 2022 tot de dag van volledige betaling,
6.2.
veroordeelt Reco in de beslagkosten, tot op heden vastgesteld op € 4.069,41, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
6.3.
veroordeelt Reco tot betaling aan Brickhaven van € 3.078,15 voor buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
6.4.
veroordeelt Reco in de proceskosten, aan de zijde van Brickhaven tot dit vonnis vastgesteld op € 11.136,44, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
6.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Pott Hofstede en in het openbaar uitgesproken op 25 oktober 2023.