ECLI:NL:RBNHO:2023:10435

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 oktober 2023
Publicatiedatum
19 oktober 2023
Zaaknummer
15/217131-21
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergisontvoering met vrijspraak voor medeplegen, maar veroordeling voor bedreiging en poging tot afpersing

In deze zaak, die zich afspeelt in de regio Haarlemmermeer, heeft de rechtbank Noord-Holland op 20 oktober 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van vergisontvoering, bedreiging en poging tot afpersing. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 5 augustus 2021 betrokken was bij de ontvoering van [slachtoffer 1], waarbij hij samen met anderen het slachtoffer uit zijn auto heeft getrokken en gedwongen heeft meegenomen naar Gouda. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was voor het medeplegen van de ontvoering, waardoor de verdachte voor dit feit is vrijgesproken.

De rechtbank heeft wel bewezen geacht dat de verdachte in de periode van 9 tot en met 12 augustus 2021 samen met anderen heeft geprobeerd [slachtoffer 2] af te persen door dreigbrieven te sturen waarin ernstige bedreigingen werden geuit. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden voor deze feiten. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn niet-ontvankelijk verklaard, omdat de feiten waarop deze vorderingen zijn gebaseerd niet wettig en overtuigend bewezen zijn verklaard. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er geen grond was voor het opleggen van vrijheidsbeperkende maatregelen, gezien de vrijspraak voor het ontvoeringsfeit.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaatsen Haarlemmermeer en Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/217131-21 (P)
Uitspraakdatum: 20 oktober 2023
Tegenspraak (art. 279 Sv.)
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 18, 20, 22, 25, 26, 28 september (allen Haarlemmermeer) en 6 oktober 2023 (Haarlem) in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats],
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie mr. M. Kubbinga en mr. M.A. Boheur en van hetgeen de raadsman van de verdachte, mr. S.C. van Klaveren, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1hij op of omstreeks 5 augustus 2021 te Cruquius, gemeente Haarlemmermeer, en/of Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, en/of Gouda, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd heeft gehouden, door
- contact te onderhouden met één of meer medeverdachte(n) en/of
- zich te hullen in gezichtsbedekkende kleding en/of
- de auto van die [slachtoffer 1] klem te rijden en/of
- die [slachtoffer 1] vast te grijpen en (met kracht) uit zijn auto te trekken en/of
- meermalen fysiek geweld op die [slachtoffer 1] toe te passen en/of tegen die [slachtoffer 1] te schreeuwen en/of
- die [slachtoffer 1] (met kracht) in een ander voertuig te duwen, althans te dwingen in een ander voertuig plaats te nemen en/of
- het zicht van die [slachtoffer 1] te belemmeren door een kledingstuk om zijn hoofd vast te maken met tape en/of
- de handen en/of benen van die [slachtoffer 1] vast te binden met tieraps en/of tape en/of
- die [slachtoffer 1] te bedreigen met de woorden “hier is een pistool” en/of “anders schiet ik je dood”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, en/of
- die [slachtoffer 1] te verhinderen het voertuig te verlaten en/of
- die [slachtoffer 1] (tegen diens wil) te verplaatsen van Cruquius naar Gouda;
Feit 2hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 9 augustus 2021 tot en met 12 augustus 2021 te Alblasserdam en/of Zwijndrecht en/of Hendrik-Ido-Ambacht, althans in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of haar mededader(s) voorgenomen misdrijf om (telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van spullen en/of geld, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer 2], in elk geval aan die [slachtoffer 2] en/of een derde toebehoorde(n), een of meer brieven bij die [slachtoffer 2] heeft bezorgd en/of via de stiefzoon van die [slachtoffer 2] bij die [slachtoffer 2] heeft bezorgd inhoudende de teksten:
- “Wij willen onze spullen terug of ons geld terug! Of we pakken je hele familie.... we weten waar je kinderen wonen je vrouw en je bedrijf [bedrijf] [adres 1] of je vrouw [betrokkene] die woont aan de [adres 2] of je zoon geb [geboortedatum 2] of je dochter geb [geboortedatum 3]. Deze brief is voor [slachtoffer 2] en zijn" en/of
- “Of mijn spullen terug of mijn geld. Mooi huis aan de [adres 2] in Alblasserdam. Werk je niet mee pakken we je vrouw dochter en zoon incl gezin [telefoonnummer 1].”, althans woorden van gelijke strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 3hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 9 augustus 2021 tot en met 12 augustus 2021 te Alblasserdam en/of Zwijndrecht en/of Hendrik-Ido-Ambacht, althans in Nederland, (telkens)tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of familieleden van die [slachtoffer 2] (telkens) schriftelijk en onder een bepaalde voorwaarde
,heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of zware mishandeling, door een of meer brieven bij die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] te bezorgen inhoudende de teksten:
-“Wij willen onze spullen terug of ons geld terug! Of we pakken je hele familie.... we weten waar je kinderen wonen je vrouw en je bedrijf [bedrijf] [adres 1] of je vrouw [betrokkene] die woont aan de [adres 2] of je zoon geb [geboortedatum 2] of je dochter geb [geboortedatum 3]. Deze brief is voor [slachtoffer 2] en zijn" en/of
- “Of mijn spullen terug of mijn geld. Mooi huis aan de [adres 2] in Alblasserdam. Werk je niet mee pakken we je vrouw dochter en zoon incl gezin [telefoonnummer 1].”, althans woorden van gelijke strekking.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officieren van justitie ontvankelijk zijn in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben gerekwireerd tot de bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte moet worden vrijgesproken van hetgeen ten laste is gelegd onder feit 1, omdat niet bewezen kan worden dat de verdachte bij de ontvoering aanwezig is geweest, of contact heeft onderhouden met een van de medeverdachten. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat er ten aanzien van het eerste feit geen sprake is van medeplegen, hetgeen eveneens moet leiden tot vrijspraak.
Ten aanzien van de feiten 2 en 3 heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Redengevende feiten en omstandigheden
Op 5 augustus 2021 is [slachtoffer 1] (hierna: het slachtoffer) op de Spaarneweg in Cruquius met behulp van twee voertuigen klemgereden, door meerdere personen uit zijn auto getrokken en tegen zijn wil in een andere voertuig geplaatst en meegenomen naar Gouda. Deze gebeurtenis is ook wel betiteld als de “vergisontvoering Cruquius”.
De rechtbank stelt op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Gebeurtenissen in Cruquius
Op 5 augustus 2021 stapt het slachtoffer om 17:53 uur in zijn Renault Laguna met kenteken [kenteken 1] en rijdt van zijn werk in Cruquius richting zijn woning. Eén minuut later verlaat ook een witte Kia Picanto met kenteken [kenteken 2] (hierna: de witte Kia) het parkeerterrein van de werklocatie van het slachtoffer. Op de uitrit van de Intratuin staat een zwarte BMW met kenteken [kenteken 3] (hierna: de zwarte BMW) te wachten en rijdt voor het slachtoffer de Spaarneweg op. Achter het slachtoffer rijdt een rode Mercedes Vito bus met kenteken [kenteken 4] (hierna: de rode Mercedes bus). Om 17:56 uur stopt de zwarte BMW vlak voor de auto van het slachtoffer, waardoor het slachtoffer hard moet remmen. De rode Mercedes bus rijdt van achter tegen de auto van het slachtoffer. Op dat moment stappen meerdere mannen met bivakmutsen uit genoemde voertuigen. Het slachtoffer wordt uit zijn auto getrokken en via de schuifdeur aan de zijkant de rode Mercedes bus in geduwd. Zowel de rode Mercedes, de zwarte BMW als de Renault Laguna worden door de mannen meegenomen en rijden weg in de richting van de Provincialeweg N201.
Verplaatsing slachtoffer van Cruquius naar Gouda
Door ANPR-camera’s wordt vastgelegd dat de zwarte BMW over de N11 en de N459 richting Gouda rijdt. Vanaf 18:36 uur zijn de zwarte BMW en de rode Mercedes bus in Gouda. Uit camerabeelden blijkt verder dat de rode Mercedes bus omstreeks 18:51 uur een afgesloten terrein met loodsen aan de Nijverheidsstraat oprijdt, waarna dit voertuig niet meer wordt waargenomen. De telefoon van het slachtoffer maakt omstreeks 18:38 uur contact met het netwerk op een zendmast in Gouda en straalt om 19:50 uur voor het laatst aan, nog steeds in Gouda.
Gebeurtenissen in Gouda
Op 5 augustus 2021 rond 19:00 uur komen bij de meldkamer van de politie verschillende meldingen binnen over verdachte gedragingen in Gouda. Deze meldingen gaan onder andere over het verwisselen van kentekenplaten van een zwarte BMW door een groep van zes of zeven personen op of in de omgeving van het Koekoekplein. Deze groep is vervolgens in een groep van twee en een groep van vier personen opgesplitst en weggelopen. Ook komen meldingen bij de politie binnen over het weggooien van spullen door personen op en in de omgeving van het Vogelplein en over twee mannen die zich omkleden achter een camper op of in de omgeving van het Uiverplein
Aanhouding verdachten in Gouda
Naar aanleiding van genoemde meldingen worden op 5 augustus 2021 omstreeks 19:25 uur in Gouda zes verdachten aangehouden, te weten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op de Lazaruskade en [medeverdachte 3], [medeverdachte 4], [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] op het Vogelplein.
Bij de aanhoudingen van voornoemde verdachten zijn onder hen handschoenen, mobiele telefoons en onderdelen daarvan aangetroffen en in beslag genomen. Verder zijn in de omgeving van de locaties van aanhouding verschillende goederen op straat gevonden en in beslag genomen. Dit zijn drie mobiele telefoons, handschoenen, een bivakmuts, batterijen van telefoons, een simkaart, kledingstukken en een rode tas. Naar aanleiding van het uitkijken van camerabeelden is op 16 augustus 2021 in de Industriestraat te Gouda een rol grijze ducttape aangetroffen.
De genoemde locaties waar de verdachten en de goederen zijn aangetroffen zijn in elkaars nabijheid.
Aantreffen gebruikte voertuigen in Gouda
De zwarte BMW is kort na de ontvoering op 5 augustus 2021 om 19.15 uur op het Koekoekplein te Gouda aangetroffen en was voorzien van valse kentekenplaten. Op 6 augustus 2021 om 23:15 uur is de Renault Laguna in Gouda aangetroffen met daarin de mobiele telefoon van het slachtoffer. De rode Mercedes bus is op 8 augustus 2021 om 19.40 uur, zonder het slachtoffer, aangetroffen in een loods aan de Nijverheidsstraat in Gouda.
Aantreffen slachtoffer
Op woensdag 11 augustus 2021, omstreeks 00.45 uur, krijgt de politie de melding dat een man bij een woning in Delft heeft aangebeld, die zegt dat hij is ontvoerd. Als de politie ter plaatse komt zien zij een man met een blauw vest om zijn hoofd dat is vastgemaakt met zilvergrijs ducttape. Ook heeft de man ducttape om zijn polsen, op zijn mond en om zijn nek. Na het verwijderen van het vest en het tape in het ziekenhuis wordt vastgesteld dat het gaat om voornoemd slachtoffer. Hij vertelt dat hij is ontvoerd en tegen hem is gezegd dat er een vergissing is gemaakt en dat hij is vrijgelaten.
Doorzoeking woningen verdachten
Op 8 augustus 2021 verricht de politie onder meer doorzoekingen in de woningen van de in Gouda aangehouden verdachten. Bij de doorzoeking van de woning van de verdachte [medeverdachte 3] in de [adres 3] in Zwijndrecht worden meerdere mobiele telefoons aangetroffen die aan verschillende verdachten worden toegeschreven.
Gebeurtenissen voor 5 augustus 2021
Uit onderzoek aan de aangetroffen en in beslaggenomen mobiele telefoons blijkt dat deze op verschillende momenten op de dag van de ontvoering en in de dagen daaraan voorafgaand in de omgeving van de woning en van de werklocatie van het slachtoffer zendmasten aanstralen. Op camerabeelden van de omgeving van de woning en van de werklocatie van het slachtoffer zijn verschillende voertuigen, waaronder de zwarte BMW, de rode Mercedes bus en de witte Kia, meermaals te zien op de dag van en de dagen voorafgaand aan de ontvoering.
Op grond van het voorgaande ligt aan de rechtbank voor of bewezen kan worden of de verdachte bij dit feit betrokken is en, zo ja, in welke mate. Bij de beantwoording van die vragen gaat de rechtbank uit van voornoemde feiten en omstandigheden.
3.3.2
Vrijspraak feit 1Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat het dossier geen bewijsmiddelen bevat voor de handelingen die bij het tweede tot en met het elfde streepje van de tenlastelegging zijn opgenomen. De vraag die vervolgens aan de rechtbank voorligt, is of het dossier voldoende wettig en overtuigend bewijs bevat voor het “onderhouden van contact met de medeverdachten”, zoals opgenomen onder het eerste streepje, en, indien deze vraag bekennend wordt beantwoord, of dit contact van dien aard is dat dit beoordeeld kan worden als medeplegen van een wederrechtelijke ontvoering. Voor de kwalificatie medeplegen is vereist dat sprake is van nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en mededaders. Die kwalificatie is alleen gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde – intellectuele en/of materiële – bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht is.
Bij de beoordeling van het bewijs voor het “onderhouden van contact met de medeverdachten” zal de rechtbank allereerst bezien of de verdachte de gebruiker is van de door de politie aan hem toegerekende (belastende) telefoonnummers. Uit het dossier leidt de rechtbank daarover het volgende af.
In de in Gouda op 5 augustus 2021 op straat aangetroffen iPhone 12 is het telefoonnummer eindigend op [telefoonnummer 2] gebruikt. Op deze telefoon zijn meerdere persoonlijke gegevens van de verdachte aangetroffen. Voor de rechtbank staat dan ook vast dat de verdachte de gebruiker is geweest van dit telefoonnummer. In de nabijheid van deze iPhone 12 is diezelfde avond in Gouda een Samsung A01 aangetroffen met het telefoonnummer eindigend op [telefoonnummer 3]. Deze telefoon lijkt incidenteel in gebruik te zijn geweest en is voor het laatst op 3 augustus 2021 in gebruik genomen. Ook ten aanzien van deze telefoon staat voor de rechtbank vast dat deze in gebruik is geweest bij de verdachte.
De door de verdediging opgeworpen twijfel over het toeschrijven van deze twee telefoons aan de verdachte op de dag van de ontvoering omdat de verdachte niet op camerabeelden in Gouda is waargenomen, deelt de rechtbank niet. Van de locatie waar beide telefoons zijn gevonden zijn namelijk geen camerabeelden in het dossier voorhanden. Bovendien blijkt uit de concrete en gedetailleerde verklaring van een medeverdachte dat de verdachte zijn telefoon heeft verloren en is gaan zoeken op de locatie waar beide telefoons zijn gevonden. Dit betekent dat voor de rechtbank vaststaat dat de verdachte ook in de ten laste gelegde periode de gebruiker is geweest van de telefoons en daarmee van de telefoonnummers [telefoonnummer 2] en [telefoonnummer 3].
Uit de historische verkeersgegevens van de telefoonnummers [telefoonnummer 3] en [telefoonnummer 2] blijkt dat deze op 5 augustus 2021 tot respectievelijk 13:57 uur en 14.11 uur verbindingen maken met zendmasten in de woon- en werkomgeving van het slachtoffer en daarna niet meer. Naar het oordeel van de rechtbank biedt dit op zichzelf onvoldoende bewijs dat hierbij sprake was van contact met de medeverdachten ter zake de ontvoering.
Over het aan de verdachte toegerekende en volgens de officieren van justitie belastende gebruik van telefoonnummer [telefoonnummer 4] stelt de rechtbank allereerst vast dat dit telefoonnummer volgens de politie
vermoedelijkaan de verdachte kan worden toegeschreven, hetgeen een bepaalde mate van twijfel impliceert. Uit het dossier blijkt verder dat telefoonnummer [telefoonnummer 4] wordt toegeschreven aan de verdachte, omdat dit nummer op meerdere dagen in hetzelfde dekkingsgebied verbinding maakt als de aan hem toegerekende telefoonnummers [telefoonnummer 3] en [telefoonnummer 2]. De rechtbank acht het gelijktijdig aanstralen van zendmasten echter onvoldoende om met voldoende zekerheid te kunnen vaststellen dat de verdachte ook de feitelijk gebruiker is van het telefoonnummer [telefoonnummer 4]. Dit betekent dat – anders dan de officieren van justitie hebben geconcludeerd – het gebruik en de historische verkeersgegevens van dit telefoonnummer niet als bewijs voor het tenlastegelegde kunnen worden gebruikt.
Voornoemde telefoonnummers [telefoonnummer 3] en [telefoonnummer 2] bevinden zich in de aan de ontvoering voorafgaande dagen in de woon- en werkomgeving van het slachtoffer. Met telefoonnummer [telefoonnummer 2] worden ook berichten verstuurd die lijken te zien op de ontvoering van het slachtoffer. Op 3 augustus 2021 wordt een voice-bericht verstuurd inhoudende
“kom hier naar de woning, blijf daar even en kijk wie hier naar buiten komt”.Op 4 augustus 2021 worden berichten uitgewisseld met een medeverdachte over (het voertuig van) het slachtoffer en is contact met een andere medeverdachte. Ook is met voornoemde iPhone 12 met behulp van Google gezocht op de naam en woonplaats van het slachtoffer, staat het kenteken van de auto van het slachtoffer in de notities genoteerd en is een foto van deze auto aangetroffen in de telefoon.
De rechtbank neemt op grond van de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, als vaststaand aan dat de verdachte in elk geval voorafgaand aan 5 augustus 2021 met medeverdachten op meerdere momenten contact heeft onderhouden en in de buurt van de woning van het slachtoffer is geweest. De feitelijke handelingen van de verdachte zijn naar het oordeel van de rechtbank echter van onvoldoende gewicht om te kunnen spreken van de voor het ten laste gelegde medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten.
De rechtbank zal de verdachte daarom vrijspreken van het onder 1 ten laste gelegde feit.
3.4
Bewezenverklaring feiten 2 en 3
De rechtbank komt tot de bewezenverklaring van de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
Feit 2hij in de periode van 9 augustus 2021 tot en met 12 augustus 2021 te Alblasserdam en Zwijndrecht en Hendrik-Ido-Ambacht, althans in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om (telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van spullen en/of geld, die geheel of ten dele, aan die [slachtoffer 2] toebehoorde, brieven bij die [slachtoffer 2] heeft bezorgd en via de stiefzoon van die [slachtoffer 2] bij die [slachtoffer 2] heeft bezorgd inhoudende de teksten:
- “Wij willen onze spullen terug of ons geld terug! Of we pakken je hele familie.... we weten waar je kinderen wonen je vrouw en je bedrijf [bedrijf] [adres 1] of je vrouw [betrokkene] die woont aan de [adres 2] of je zoon geb [geboortedatum 2] of je dochter geb [geboortedatum 3]. Deze brief is voor [slachtoffer 2] en zijn" en
- “Of mijn spullen terug of mijn geld. Mooi huis aan de [adres 2] in Alblasserdam. Werk je niet mee pakken we je vrouw dochter en zoon incl gezin [telefoonnummer 1].”, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 3hij in de periode van 9 augustus 2021 tot en met 12 augustus 2021 te Alblasserdam en Zwijndrecht en Hendrik-Ido-Ambacht, althans in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander, [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en familieleden van die [slachtoffer 2] (telkens) schriftelijk heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of zware mishandeling, door brieven bij die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] te bezorgen inhoudende de teksten:
-“Wij willen onze spullen terug of ons geld terug! Of we pakken je hele familie.... we weten waar je kinderen wonen je vrouw en je bedrijf [bedrijf] [adres 1] of je vrouw [betrokkene] die woont aan de [adres 2] of je zoon geb [geboortedatum 2] of je dochter geb [geboortedatum 3]. Deze brief is voor [slachtoffer 2] en zijn" en
- “Of mijn spullen terug of mijn geld. Mooi huis aan de [adres 2] in Alblasserdam. Werk je niet mee pakken we je vrouw dochter en zoon incl gezin [telefoonnummer 1].”.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
De eendaadse samenloop van:
Feit 2:
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen,
Feit 3:
bedreiging met enig misdrijf met zware mishandeling en/of tegen het leven gericht.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officieren van justitie hebben gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 84 maanden. Daarnaast hebben zij gevorderd aan de verdachte een maatregels als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (Sr) op te leggen, inhoudende een contact verbod met [slachtoffer 1] en een gebiedsverbod voor Hoofddorp en Cruquius voor de duur van vijf jaren.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om bij strafoplegging rekening te houden met soortgelijke feiten en gelet op de bepleite vrijspraak een aanzienlijk lagere straf op te leggen.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft samen met een ander geprobeerd om [slachtoffer 2] af te persen, waarbij is gedreigd met geweld naar [slachtoffer 2], zijn partner en stiefkinderen. De verdachte en zijn mededader hebben dreigbrieven bezorgd bij de woning van [slachtoffer 2] en zijn partner, bij de woning van de stiefzoon en bij het bedrijf. In de dreigbrieven zijn ernstige bedreigingen geuit naar aangevers en hun familieleden, waarbij niet alleen de namen van de aangevers stonden vermeld, maar tevens de namen van de (stief)zoon en (stief)dochter. Aangevers hebben zich hierdoor bedreigd gevoeld en waren bang dat hen iets ergs zou worden aangedaan. De politie heeft hen geadviseerd om de woning te verlaten. Het vermoeden van de politie was dat [slachtoffer 2] het eigenlijke doelwit was van de daders, die verantwoordelijk waren voor de vergisontvoering in Cruquius.
Dit alles heeft een grote impact gehad op het leven van aangevers. Zij voelden zich niet meer veilig in hun eigen woning en hebben deze ook noodgedwongen (tijdelijk) moeten verlaten. Er is door de handelingen van de verdachte ernstig inbreuk gemaakt op hun persoonlijke levenssfeer en er is hen angst aangejaagd. Bovendien speelde deze poging tot afpersing en bedreiging zich vermoedelijk af in de context van een conflict in het criminele (drugs)milieu. De rechtbank rekent het de verdachte ernstig aan dat hij op deze bedreigende en intimiderende wijze heeft geprobeerd om “verdwenen spullen” terug te krijgen en dat hij aldus het recht in eigen hand heeft genomen.
Eendaadse samenloop
Omdat de dreigbrieven (feit 3) onderdeel uitmaken van de bewezenverklaarde poging afpersing (feit 2) is sprake van eendaadse samenloop. Dat betekent dat de rechtbank de poging afpersing als vertrekpunt zal nemen voor de op te leggen straf.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Gelet hierop en acht de rechtbank slechts een gevangenisstraf van langere duur passend en geboden.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 21 augustus 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld.
Overschrijding redelijke termijn
De rechtbank heeft geconstateerd dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) met ruim twee maanden is overschreden. De verdachte is op 3 september 2021, de datum waarop de verdachte op grond van het uitgevaardigde Europees Aanhoudingsbevel in België is aangehouden, en de rechtbank wijst pas nu vonnis. De rechtbank is van oordeel dat gelet op de relatief geringe overschrijding, kan worden volstaan met de constatering daarvan.
De op te leggen straf
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.
Vrijheidsbeperkende maatregel
De officieren van justitie hebben gevorderd dat aan de verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel in de vorm van een contactverbod met het slachtoffer [slachtoffer 1] en een gebiedsverbod voor Hoofddorp en Cruquius wordt opgelegd, als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
Gelet op de vrijspraak voor feit 1 bestaat geen grond voor het opleggen van de door de officieren van justitie gevorderde vrijheidsbeperkende maatregel.

7.Afwijzing vordering gevangenneming

De rechtbank overweegt allereerst dat van ernstige bezwaren tegen de verdachte sprake is, namelijk in de vorm van het bewijs voor de bewezenverklaarde feiten. De vordering tot gevangenneming is door de officier van justitie gebaseerd op grond van vluchtgevaar en gevaar voor herhaling.
Hoewel aan de verdachte een gevangenisstraf zal worden opgelegd, zal de rechtbank de vordering tot gevangenneming van de verdachte afwijzen. Naar het oordeel van de rechtbank is het uitgangspunt bij de behandeling van een strafzaak, en dat blijft het ook na de onderhavige veroordeling, dat een verdachte een eventueel hoger beroep in vrijheid mag afwachten. Inmiddels is geruime tijd verstreken na de bewezen verklaarde feiten en is niet gebleken dat de verdachte in aanraking is gekomen met politie en justitie. Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van die omstandigheden onvoldoende reden om aan te nemen dat er ernstig rekening mee dient te worden gehouden dat de verdachte een misdrijf zal begaan waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van zes jaar of meer is gesteld of een misdrijf zal begaan waardoor de veiligheid van de staat of de gezondheid of veiligheid in gevaar kan worden gebracht. Verder is het enkele feit dat de verdachte in Nederland geen vaste woon- of verblijfplaats heeft onvoldoende om ernstig gevaar voor vlucht aan te nemen. Uit het gegeven dat de verdachte niet van zijn aanwezigheidsrechts gebruik heeft gemaakt bij de behandeling ter zitting kan niet worden afgeleid dat hij zich zal onttrekken aan strafoplegging.
Voor zover de officieren van justitie zich op het standpunt hebben gesteld dat de voorlopige hechtenis van de verdachte bij een veroordelend vonnis mede kan worden gebaseerd op artikel 75, eerste lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv) is de rechtbank van oordeel dat deze bepaling gezien haar plaats in de wet is gericht aan de appelrechter en laat dit daarom buiten beschouwing.

8.Vordering benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [benadeelde 1]

De vorderingen
Namens de benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft zijn raadsman, mr. R. Korver, een vordering tot schadevergoeding van € 31.342,53 ingediend tegen de verdachte, hoofdelijk toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De schade bestaat uit materiële (€ 6.342,53) en immateriële (€ 25.000,-) schade die [slachtoffer 1] als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden.
Namens de benadeelde partij [benadeelde 1] heeft haar raadsman, mr. R. Korver, een vordering tot schadevergoeding van € 5.316,71 ingediend tegen de verdachte, hoofdelijk toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Deze schade bestaat uit materiële (€ 3.113,71) en immateriële (€ 2.500,-) schade die zij als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden.
Standpunt van de raadsman
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [benadeelde 1] bij vrijspraak van de verdachte voor feit 1, niet-ontvankelijk moeten worden verklaard.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partijen niet in hun vordering tot schadevergoeding kunnen worden ontvangen, omdat het feit waarop de vordering betrekking heeft niet wettig en overtuigend bewezen is verklaard.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [benadeelde 1] nietontvankelijk zijn in de door hen ingediende vordering.

9.Vordering benadeelde partijen [slachtoffer 2] en [benadeelde 2]

De vorderingen
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend tegen de verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. Deze bedraagt € 13.567,78, waarvan € 11.567,78 ter vergoeding van de materiële schade en € 2.000 ter vergoeding van de immateriële schade. Tevens heeft de benadeelde partij € 1.196,- aan proceskosten gevorderd.
De benadeelde partij [benadeelde 2] heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend tegen de verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. Deze bedraagt € 35.520,26, waarvan € 33.520,26 ter vergoeding van de materiële schade en € 2.000,- ter vergoeding van de immateriële schade. Tevens heeft de benadeelde partij € 1.532,- aan proceskosten gevorderd.
Ter zitting van 19 september 2023 heeft de gemachtigde de vorderingen toegelicht. Daarbij heeft de gemachtigde aangegeven dat voor de proceskosten 1 punt voor het verschijnen ter zitting voor zowel [slachtoffer 2] als [benadeelde 2] wordt gevorderd.
Standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard.
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de vorderingen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard. Uit de door de gemachtigde gegeven toelichting op de vorderingen blijkt dat de schade niet alleen ziet op de bedreiging, maar ook op de later gevolgde brandstichting en ontploffingen, die hebben plaatsgevonden bij de woning en het bedrijf van [slachtoffer 2] en [benadeelde 2]. Het is daardoor onduidelijk welke kosten zien op de bedreiging en welke kosten zien op de latere gebeurtenissen. Een nadere onderbouwing door de gemachtigde zou een onevenredige belasting van het strafproces opleveren.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 45, 55, 285, 317 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder feit 1 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.5 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 2 en 3 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
twaalf (12) maanden.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in overleveringsdetentie heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst af de vordering tot gevangenneming.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in de vordering.
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in de vordering.
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Visser, voorzitter,
mr. G.M.G. Hink en mr. M. Ramondt, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffiers mr. J.E. Lee en mr. M. van Splunter,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 oktober 2023.