ECLI:NL:RBNHO:2023:10409

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 juni 2023
Publicatiedatum
19 oktober 2023
Zaaknummer
10446640 \ WM VERZ 23-271
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijke gegrondverklaring beroep tegen boete voor parkeren op gehandicaptenparkeerplaats

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 30 juni 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan de betrokkene voor het parkeren op een gehandicaptenparkeerplaats met een voertuig dat daar niet voor bestemd was. De betrokkene had beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 20 juni 2023 is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen, evenals de gemachtigde van de betrokkene, mr. P.C. van den Aarsen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, inderdaad had plaatsgevonden. De betrokkene had zijn voertuig gedeeltelijk op de gereserveerde invalideparkeerplaats geparkeerd, wat niet is toegestaan. De betrokkene voerde aan dat hij genoodzaakt was om zo te parkeren vanwege een ander voertuig dat dubbel parkeerde. De kantonrechter oordeelde dat dit geen geldige reden was om de regels te overtreden en dat de boete terecht was opgelegd.

Echter, de gemachtigde van de betrokkene stelde ook dat de hoorplicht was geschonden, wat door de vertegenwoordiger van de officier van justitie werd erkend. De kantonrechter besloot dat de boete moest worden gematigd met 25% vanwege deze schending. Uiteindelijk verklaarde de kantonrechter het beroep gedeeltelijk gegrond, wijzigde de beslissing van de officier van justitie en matigde de boete tot € 300,00, met handhaving van de administratiekosten. Tevens werd de officier van justitie veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene tot een bedrag van € 837,00.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknummer : 10446640 \ WM VERZ 23-271
CJIB-nummer : 246547718
Uitspraakdatum : 30 juni 2023
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
[betrokkene]
(hierna te noemen: betrokkene)
gemachtigde : mr. P.C. van den Aarsen, Verkeersboete.nl te Zoetermeer.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
1.2.
De zaak is behandeld op de zitting van 20 juni 2023. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Gemachtigde van betrokkene is ook verschenen.
1.3.
De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft op de zitting meegedeeld de beslissing en het standpunt te handhaven en heeft de kantonrechter verzocht om het beroep ongegrond te verklaren.
1.4.
De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

2.Overwegingen

2.1.
De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: parkeren op gehandicaptenparkeerplaats anders dan met het voor die gereserveerde gehandicaptenparkeerplaats bestemde voertuig.
2.2.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
2.3.
Betrokkene voert aan dat er tijdens het achteruit inparkeren een ander voertuig met een vaart dubbel inparkeerde, waardoor betrokkene genoodzaakt was om zijn voertuig vlak naast het andere voertuig en iets op de invalideparkeerplaats te parkeren. De gemachtigde van betrokkene wijst op de overgelegde foto’s en stelt dat daaruit blijkt dat de rechthebbende van de invalideparkeerplaats alsnog zijn/haar voertuig heeft kunnen parkeren. Daarom is een boete van meer dan € 400,00 onevenredig, aldus gemachtigde. Gelet op de ernst van de gedraging verzoekt de gemachtigde de boete te matigen.
2.4.
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken die zich in het dossier bevinden – met name uit de verklaring van de verbalisant en de foto’s – voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. Een beperkt aanbod van parkeerplaatsen vormt geen deugdelijke grond om het voertuig ter plaatse gedeeltelijk op de gereserveerde invalideparkeerplaats te parkeren. Ook het verweer dat de rechthebbende van de invalideparkeerplaats met enige moeite alsnog ter plaatse kon parkeren, doet niet af aan het verboden karakter van de gedraging. Bovendien heeft betrokkene wel degelijk hinder veroorzaakt. Betrokkene had een andere keuze moeten maken en het voertuig op een andere parkeerplaats moeten parkeren. De boete is dus terecht opgelegd.
Schending hoorplicht
2.5.
De gemachtigde van betrokkene heeft tevens aangevoerd dat de hoorplicht is geschonden en dat de boete moet worden verlaagd met 25%. Daarbij is verwezen naar een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden [1] .
2.6.
De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft ter zitting erkend dat betrokkene had moeten worden gehoord en dat dit niet is gebeurd. Dat betekent dat het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond is en dat die beslissing moet worden vernietigd. De vertegenwoordiger van de officier van justitie stelt verder dat zij het namens het Openbaar Ministerie niet eens is met een matiging van de boete ter compensatie van de geschonden hoorplicht, maar zich refereert aan het oordeel van de kantonrechter.
2.7.
De kantonrechter volgt het standpunt van de officier van justitie dat de hoorplicht is geschonden en ziet, met verwijzing naar de door de gemachtigde genoemde uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, wel aanleiding om de boete te matigen met 25%.
2.8.
Het beroep is gelet op de matiging gedeeltelijk gegrond. De beslissing van officier van justitie zal worden gewijzigd.
Proceskosten
2.9.
Het verzoek om een proceskostenvergoeding wordt toegewezen, omdat betrokkene gedeeltelijk gelijk krijgt. Met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht zullen die kosten worden vastgesteld op een bedrag van € 837,00 (2 punten voor het beroepschrift en de zitting, wegingsfactor 0,5, waarde per punt € 837,00).
De uitspraak
De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
‒ wijzigt de beslissing van de officier van justitie, in die zin dat de boete wordt gematigd tot een bedrag van € 300,00 (met handhaving van de administratiekosten);
‒ bepaalt dat de officier van justitie het bedrag dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terugbetaalt;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene tot een bedrag van € 837,00 en wijst de Staat der Nederlanden aan als rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden;
‒ bepaalt dat voormeld bedrag aan de gemachtigde van betrokkene zal worden uitbetaald door het Centraal Justitieel Incassobureau te Leeuwarden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J. Jansen, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 110,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending:

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 22 november 2022, te vinden op www.rechtspraak.nl met nummer ECLI:NL:GHARL:2022:9934.