Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
3 oktober 2023 in de zaak tegen:
1.Tenlastelegging
2.Voorvragen
3.Beoordeling van het bewijs
in het algemeen aan de exploitatie van prostitutie van minderjarigen misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht inherent is’. Dit brengt mee dat het begrip ‘uitbuiting’ niet als impliciet bestanddeel in de strafbepaling moet worden ingelezen en afzonderlijk moet worden bewezen, maar dat handelen als neergelegd in sub 5 respectievelijk sub 8 uitbuiting oplevert en wordt gekwalificeerd als mensenhandel (vgl. Hoge Raad 2 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:1823).
wie van de meisjes is 18+ en wilt geld verdienen’. [slachtoffer 4] reageerde op deze oproep en vroeg hoe zij geld kon verdienen. Daarop ontving [slachtoffer 4] een lang, geschreven bericht, waarin werd uitgelegd dat het om sekswerk ging, hoe dat in zijn werk ging en wat de regels waren. [slachtoffer 4] heeft verklaard dat zij niet erg enthousiast werd van het voorstel en niet meer heeft gereageerd. Zij werd ook niet opnieuw benaderd. Nadat [slachtoffer 4] op [datum] 18 jaar oud was geworden, heeft zij (wel) gereageerd en volgt uit het dossier dat daarna een afspraak met [medeverdachte] en de verdachte heeft plaatsgevonden.
Om 14:13 uur vraagt [slachtoffer 5] aan [medeverdachte] via Whatsapp wanneer zij foto’s moet laten maken, waarop [medeverdachte] reageert dat het nu moet en zij dat even moet vragen. De rechtbank leidt hieruit af dat [slachtoffer 5] – in ieder geval – vanaf dat moment samen met de verdachte in zijn woning is.
ik ben autist, ik wil alles weten hoe mijn dag eruit ziet’.
‘wel een beetje kut voelt’en
‘geneukt worde, gedumpt en bye’,waarop [medeverdachte] reageert dat zij gewoon haar geld van de afspraak heeft gehad.
4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten
5.Strafbaarheid van de verdachte
6.Motivering van de sanctie
7.Bijkomende straf
8.Vrijheidsbeperkende maatregel
9.Vorderingen benadeelde partij
(€ 1.750,00) schade die zij als gevolg van het onder 4 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
de rechtbank begrijpt: ten onrechte afgedragen) inkomsten (€ 500,00) rechtstreeks voortvloeit uit het bewezen verklaarde feit. Uit de onderbouwing van de vordering en de bevindingen in het procesdossier kan de rechtbank niet afleiden van hoeveel klanten sprake is geweest, wat de verdiensten hiervan zijn geweest en daarmee hoeveel zij in totaal heeft moeten afdragen aan de verdachte(n). Behandeling van de vordering vergt daarom meer onderzoek en dit vormt naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in zoverre niet in haar vordering wordt ontvangen. De benadeelde partij kan dit deel van haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
10.Toepasselijke wettelijke voorschriften
11.Beslissing
20 (twintig) maanden.
€ 2.500,00(zegge: tweeduizend vijfhonderd euro), bestaande uit vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 25 oktober 2020 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 1] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
schadevergoedingsmaatregelten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 1] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 2.500,00(zegge: tweeduizend vijfhonderd euro), bepaalt dat bij gebreke van betaling en verhaal gijzeling kan worden toegepast voor de duur van maximaal 35 (vijfendertig) dagen en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 oktober 2020 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
€ 2.617,20(zegge: tweeduizend zeshonderd zeventien euro en twintig eurocent), bestaande uit € 117,20 als vergoeding voor de materiële en € 2.500,00 als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 8 maart 2021 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 2] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
(€ 500,00) niet-ontvankelijk in de vordering.
schadevergoedingsmaatregelten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 2] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 2.617,20(zegge: tweeduizend zeshonderd zeventien euro en twintig eurocent), bepaalt dat bij gebreke van betaling en verhaal gijzeling kan worden toegepast voor de duur van maximaal 36 (zesendertig) dagen en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 maart 2021 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
€ 558,60(zegge: vijfhonderd achtenvijftig euro en zestig eurocent), bestaande uit € 58,60 als vergoeding voor de materiële en € 500,00 als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 8 maart 2021 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 3] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
schadevergoedingsmaatregelten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 3] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 558,60(zegge: vijfhonderd achtenvijftig euro en zestig eurocent), bepaalt dat bij gebreke van betaling en verhaal gijzeling kan worden toegepast voor de duur van maximaal 11 (elf) dagen en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 maart 2021 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
€ 4.000,00(zegge: vierduizend euro), bestaande uit vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 april 2021 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 5] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
schadevergoedingsmaatregelten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 5] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 4.000,00(zegge: vierduizend euro), bepaalt dat bij gebreke van betaling en verhaal gijzeling kan worden toegepast voor de duur van maximaal 50 (vijftig) dagen en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 april 2021 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.