ECLI:NL:RBNHO:2023:10251

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 oktober 2023
Publicatiedatum
17 oktober 2023
Zaaknummer
10667447 / KG EXPL 23-107
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verwijdering of snoeien van bomen en inspectie van de woning afgewezen wegens gebrek aan spoedeisend belang

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 16 oktober 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een besloten vennootschap (hierna: eiser) en twee gedaagden die een woning huren van eiser. Eiser vorderde toegang tot de woning voor inspectie en het snoeien of verwijderen van bomen in de tuin van gedaagden, die volgens eiser overlast zouden veroorzaken. De procedure begon met een dagvaarding op 30 augustus 2023, gevolgd door een mondelinge behandeling op 2 oktober 2023. Eiser stelde dat de bomen te groot waren en dat er sprake was van overlast voor omwonenden, terwijl gedaagden betwistten dat er sprake was van spoedeisend belang en dat de bomen ongezond of gevaarlijk waren.

De kantonrechter oordeelde dat er geen spoedeisend belang was voor de vordering tot verwijdering of snoeien van de bomen, aangezien deze al lange tijd aanwezig waren en geen directe gevaren opleverden. De rechter concludeerde dat de overlast niet zodanig ernstig was dat deze als onrechtmatig moest worden gekwalificeerd. Ook de vordering om de woning te inspecteren werd afgewezen, omdat eiser niet voldoende noodzaak had aangetoond voor een inspectie zonder specifiek doel. De kantonrechter wees de vorderingen van eiser af en veroordeelde eiser in de proceskosten van gedaagden, vastgesteld op € 793,-.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-HOLLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Alkmaar
Zaaknummer: 10667447 \ KG EXPL 23-107
Vonnis in kort geding van 16 oktober 2023
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. M. van Sintmaartensdijk,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

2.
[gedaagde 2],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: [gedaagden] ,
gemachtigde: mr. S.N. Peijnenburg.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 30 augustus 2023 met 9 producties,
- de aanvullende producties 10 en 11,
- de producties 1 t/m 9 van de zijde van [gedaagden] ,
- de mondelinge behandeling van 2 oktober 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt
- de pleitaantekeningen van [eiser] ,
- de spreekaantekeningen van [gedaagden] .

2.De uitgangspunten

2.1.
[gedaagden] huurt van [eiser] (als rechtsopvolger onder bijzondere titel) de woning aan de [adres] (hierna: de woning).
2.2.
Op 12 mei 2021 is door de Stichting Bestrijding Woonfraude Hennepteelt (SBWH) onderzoek gedaan naar overlast vanuit de (tuin van) de woning. De inspecteur van SBWH heeft omwonende gesproken. Zij klaagden over overlast door de hoge conifeer die bij [gedaagden] in de tuin staat, alsmede van stank van uitwerpselen van de hond(en) in de tuin.
2.3.
[eiser] heeft een kort geding aanhangig gemaakt om toegang te krijgen tot de woning om haar eigendom te inspecteren. Partijen zijn toen ter zitting op 29 maart 2023, voor zover hier van belang, overeengekomen dat in opdracht van [eiser] een tuinexpert/hovenier samen met een gerechtsdeurwaarder de tuin zou inspecteren in overleg met [gedaagden] . In dat overleg zou het tijdstip worden bepaald en ook de persoon van de gerechtsdeurwaarder.
2.4.
De inspectie heeft plaatsgevonden op 12 mei 2023. De deurwaarder heeft foto’s gemaakt en heeft geconstateerd dat er vier grote coniferen achter in de tuin van [gedaagden] staan die volgens de hovenier te groot zijn geworden voor de tuin en overlast veroorzaken voor de omliggende tuinen. De deurwaarder constateerde verder dat de tuin rommelig aandeed, maar dat er geen hondenuitwerpselen in de tuin lagen.
2.5.
De gemachtigde van [eiser] heeft [gedaagden] per e-mail van 3 augustus 2023 gesommeerd om de bomen in de tuin van [gedaagden] terug te snoeien naar de door de deskundige aanbevolen hoogte van twee meter, dan wel – als dat gezien de omvang ervan niet meer mogelijk is – de bomen te rooien. [gedaagden] heeft hieraan geen gevolg gegeven.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert - samengevat - [gedaagden] , hoofdelijk en op straffe van verbeurte van een dwangsom te gebieden om te gehengen en gedogen dat [eiser] de woning kan betreden om een inspectie uit te voeren om de staat van de woning vast te stellen. Verder vordert [eiser] [gedaagden] (hoofdelijk) te gebieden om te gehengen en te gedogen dat de coniferen en taxusbomen in de achtertuin van [gedaagden] door [eiser] , dan wel een door haar ingeschakelde hovenier worden verwijderd, dan wel, subsidiair, teruggesnoeid tot een hoogte van twee meter, onder veroordeling van [gedaagden] tot betaling van de daarmee gepaard gaande kosten/aanneemsom en onder veroordeling van [gedaagden] in de kosten van dit geding.
3.2.
[eiser] legt aan de vordering het volgende ten grondslag.
Partijen zijn mondeling overeengekomen dat de betreffende bomen zouden worden verwijderd indien de hovenier dit zou adviseren. [gedaagden] weigert dit ten onrechte en de bomen leveren aanhoudende overlast op. Zowel op grond van de tussen partijen gesloten overeenkomst als op basis van de huurovereenkomst verkeert [gedaagden] in verzuim.
Naast deze wanprestatie veroorzaken de bomen onrechtmatige hinder. De bomen hebben namelijk een schutting ontzet, ontnemen zij bijna al het zonlicht van de tuin van de buren op nummer 8 en zorgen ervoor dat de goten van onderliggende werken verstopt raken door de grote hoeveelheid naalden. Uit het verslag van de deskundige blijkt dat de bomen nooit zijn onderhouden. [eiser] vreest dat er ook sprake is van achterstallig onderhoud aan de woning en wil de woning daarom kunnen inspecteren. In artikel 11.1 van de algemene bepalingen, die onderdeel uitmaken van de huurovereenkomst, is bepaald dat [eiser] hiertoe gerechtigd is, mits de inspectie op werkdagen tussen 08.00 uur en 17.30 uur en in overleg met de huurder plaatsvindt.
Het beding is redelijk en [eiser] vreest voor de staat van haar eigendom, zodat zij een spoedeisend belang heeft om de staat van de woning te inspecteren.
3.3.
[gedaagden] voert verweer. [gedaagden] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] en voert daartoe het volgende aan.
3.4.
[gedaagden] stelt dat de door [eiser] gestelde overlast geen spoedeisend belang oplevert, omdat de bomen al decennia aanwezig zijn en al sinds 2017 zijn uitgegroeid.
Uit de inspectie bleek dat de bomen gewoon gezond zijn, zoals [gedaagden] steeds al heeft gezegd. [eiser] heeft nagelaten om te onderbouwen waarom een bodemprocedure niet kan worden afgewacht. Voor zover een spoedeisend belang wordt aangenomen, geldt er geen maximale hoogte voor de bomen. De bomen zijn dus gezond, niet verboden en geven geen overlast, althans niet in een mate die dit kort geding rechtvaardigt. Voor zover [eiser] haar vordering baseert op nakoming van de huurovereenkomst is deze bovendien verjaard.
In het kader van de overlast heeft slechts één buurman geklaagd over lichtwegname (in de winter). Dit is bovendien een buurman waar [gedaagden] een geschil mee heeft.
Ook ten aanzien van de vordering om in de woning binnen te treden ontbreekt het spoedeisend belang. [gedaagden] vreest dat [eiser] van hen af wil als huurders en de woning binnen wil om op zoek te gaan naar een excuus daarvoor. Het achterstallige onderhoud is bij [eiser] bekend, maar daar weigert zij iets aan te doen. Mensen die de werkzaamheden uit komen voeren, zijn welkom om dat te komen doen. [gedaagden] is van plan om met de buren de Huurcommissie in te schakelen om de woningen te laten inspecteren en dan zal [eiser] een rapport van de ‘staat van haar eigendom’ krijgen.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De rechter moet daarom eerst beoordelen of [eiser] ten tijde van dit vonnis bij die voorziening een spoedeisend belang heeft. Daarnaast geldt dat de rechter in dit kort geding moet beoordelen of de vorderingen in de bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is.
Als uitgangspunt geldt bovendien dat in deze procedure geen plaats is voor bewijslevering.
De bomen
4.2.
Over de bomen zijn partijen ter zitting van 29 maart 2023 overeengekomen dat de tuin van [gedaagden] door een tuinexpert geïnspecteerd zou worden. Over de gevolgen die de inspectie zou hebben, hebben partijen niets vastgelegd. Zij geven daar nu ieder een andere uitleg aan. De expert heeft geconstateerd dat er nooit onderhoud aan de bomen is gepleegd en dat deze overlast veroorzaken als gevolg van het verlies van naalden en het wegnemen van zonlicht. De expert heeft niet geconstateerd dat er sprake is van een gevaarlijke situatie, op grond waarvan het noodzakelijk is dat de bomen direct worden verwijderd of tot een bepaalde hoogte worden terug gebracht. [gedaagden] heeft onbetwist gesteld dat de expert ook heeft geoordeeld dat de bomen gezond zijn. Er is daarom geen reden de bomen te verwijderen wegens hun (directe) gevaar.
4.3.
Hoewel de kantonrechter aannemelijk acht dat de bomen teruggesnoeid moeten worden in geval de expert concludeert dat de bomen ernstige overlast veroorzaken voor de omwonenden, zijn hierover geen duidelijke afspraken gemaakt.
Dat partijen hebben afgesproken dat [gedaagden] de bomen in een dergelijk geval zou moeten verwijderen, is niet aannemelijk.
4.4.
De kantonrechter is van oordeel dat de overlast die de expert heeft geconstateerd (het verlies van naalden en het wegnemen van zonlicht door de bomen die al jaren zijn uitgegroeid) niet zodanige ernstig is dat deze bij voorbaat als onrechtmatig moet worden gekwalificeerd. Om te kunnen beoordelen of sprake is van onrechtmatigheid, vergt nader onderzoek. De situatie is ook niet zodanig dat een bodemprocedure niet kan worden afgewacht en dat daarop vooruitlopend een voorlopige voorziening moet worden getroffen. Het spoedeisend belang bij de vordering ontbreekt op dit punt. De vordering tot verwijdering, dan wel het terugsnoeien van de bomen van [gedaagden] zal daarom worden afgewezen.
De inspectie van de woning
4.5.
Waar het betreft de vordering om de woning te mogen betreden overweegt de kantonrechter dat [eiser] terecht stelt dat zij op grond van de algemene bepalingen die behoren bij de huurovereenkomst, gerechtigd is de woning, na overleg met [gedaagden] , te betreden. Artikel 11.1 van de algemene bepalingen bepaalt de tijden waarbinnen de woning betreden mag worden, maar bepaalt tegelijkertijd ook dat het daarbij specifiek moet gaan om een inspectie van de staat van het gehuurde en/of om één van de onder artikel 10 van de algemene bepalingen genoemde werkzaamheden en maatregelen (en voor taxaties). [eiser] stelt dat zij een gegronde vrees heeft voor de staat van haar eigendom, gelet op haar waarnemingen in de tuin van [gedaagden] . [gedaagden] vertrouwt de motieven van [eiser] niet.
4.6.
De vraag die moet worden beantwoord, is of er voldoende noodzaak en grond is om de medewerking van [gedaagden] aan een inspectie van de woning door middel van een voorlopige voorziening in kort geding af te dwingen. De kantonrechter beantwoordt deze vraag ontkennend en overweegt hierover het volgende.
4.7.
Ter zitting heeft de kantonrechter [gedaagden] voorgehouden dat hij [eiser] niet uit zijn woning kan weren, indien zij toegang tot de woning vraagt om werkzaamheden te (laten) verrichten waarvoor zij op grond van de algemene bepalingen bij de huurovereenkomst gerechtigd is om de woning te betreden. Aan de andere kant geldt dat [eiser] niet zonder specifiek doel een voorziening zal krijgen om de woning te betreden. Voor het verlenen van toegang in het algemeen bestaat immers geen spoedeisend belang.
4.8.
In het door [eiser] aangehaalde arrest [1] was er naast een contractuele grondslag voor een controlebezoek door de verhuurder ook sprake van zwaarwegende redenen om toegang tot de woning te verlangen. Tijdens een opname ten behoeve van renovatiewerkzaamheden was immers geconstateerd dat de huurder het gehuurde niet overeenkomstig de bestemming gebruikte. De kantonrechter is van oordeel dat hiervan in deze zaak geen sprake is. In de dagvaarding gaat het [eiser] vooral om het verwijderen van de bomen uit de tuin van [gedaagden] en niet zozeer om de woning.
[eiser] heeft pas ter zitting aangevoerd dat [gedaagden] de woning voor een andere bestemming gebruikt vanwege diverse autowrakken en -onderdelen die in de tuin werden aangetroffen. Dit is een situatie die al langdurig bestaat en die er niet toe leidt dat
vooruitlopend op een bodemprocedure een voorlopige voorziening moet worden getroffen.
4.9.
Ook het benodigde onderhoud aan de dakkapel en de boeiboorden is al lange tijd bekend en [gedaagden] is bereid zijn medewerking te verlenen aan de daarvoor uit te voeren werkzaamheden.
Uit de bevindingen van het schildersbedrijf dat schilderwerk aan de woning heeft uitgevoerd, blijkt ook dat [gedaagden] heeft meegewerkt door deuren en ramen te openen. Ook deze omstandigheid leidt er niet toe dat [gedaagden] zal worden veroordeeld om [eiser] in het kader van een spoedmaatregel het pand te laten inspecteren.
4.10.
[eiser] is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [gedaagden] vastgesteld op € 793,- aan salaris van de gemachtigde.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst het gevorderde af.
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagden] tot dit vonnis vastgesteld op € 793,-.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H. Gisolf en in het openbaar uitgesproken op 16 oktober 2023.
LK/JG