ECLI:NL:RBNHO:2023:10196

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 oktober 2023
Publicatiedatum
13 oktober 2023
Zaaknummer
23_2431
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verhuiskostenvergoeding wegens gebrek aan medisch verband met verhuiswens

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Noord-Holland het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een verhuiskostenvergoeding. Eiseres had in december 2021 met haar partner verhuisd en op 25 januari 2022 een aanvraag ingediend op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). De aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Edam-Volendam, omdat er geen direct verband zou zijn tussen de verhuiswens van eiseres en haar medische klachten. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar het college handhaafde zijn besluit. De rechtbank heeft het beroep op 31 augustus 2023 behandeld, waarbij zowel eiseres als het college vertegenwoordigd waren.

De rechtbank concludeert dat het college terecht heeft geoordeeld dat er geen medische noodzaak was voor de verhuizing die een verhuiskostenvergoeding rechtvaardigt. De rechtbank stelt vast dat de verhuizing niet noodzakelijk was voor de zelfredzaamheid van eiseres, omdat de medische klachten niet direct verband hielden met de noodzaak om te verhuizen. De rechtbank oordeelt dat het college het juiste toetsingskader heeft gehanteerd en dat de afwijzing van de aanvraag zorgvuldig is voorbereid. Eiseres had aangevoerd dat haar medische situatie een verhuizing noodzakelijk maakte, maar de rechtbank oordeelt dat de verhuizing geen passende bijdrage zou leveren aan haar zelfredzaamheid. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat zij geen recht heeft op de gevraagde vergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 23/2431

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 oktober 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. K. Wevers),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Edam-Volendam,het college
(gemachtigden: mr. L. Bähr en mr. C. Lekkerkerker).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de door haar aangevraagde verhuiskostenvergoeding.
1.1.
Het college heeft deze aanvraag met het besluit van 1 juli 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit op bezwaar van 9 februari 2023 is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven. Tegen dat besluit heeft eiseres beroep ingesteld.
1.2.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Eiseres heeft een aanvullend beroepschrift ingediend.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 31 augustus 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, samen met haar gemachtigde, en het college, vertegenwoordigd door zijn gemachtigden.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiseres is in december 2021 met haar partner verhuisd naar een nieuwe woning. Op 25 januari 2022 heeft eiseres een verhuiskostenvergoeding aangevraagd op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). In de aanvraag staat dat eiseres veel geld heeft betaald voor de overname van de meubels in de nieuwe woning (€ 6.000,00). Naar aanleiding van de aanvraag heeft een Wmo-consulent van de gemeente op 13 mei 2022 een keukentafelgesprek met eiseres gevoerd, waarin de medische situatie, de persoonlijke situatie, de mogelijke en besproken oplossingen voor de ervaren problemen en het advies van de consulent zijn besproken. Van het keukentafelgesprek is een verslag opgemaakt. Het advies van de consulent is om geen verhuiskostenvergoeding te verstrekken, omdat in artikel 7b, sub b, van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Edam-Volendam 2022 (de Verordening) is bepaald dat een cliënt niet in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening als diegene de voorziening al voor datum van besluit heeft gerealiseerd of geaccepteerd. Verder staat in het advies dat er geen gedegen medische onderbouwing is waarom eiseres zou moeten verhuizen. Onder verwijzing naar het gespreksverslag heeft het college de aanvraag in het besluit van 1 juli 2022 afgewezen.
3. Eiseres heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Naar aanleiding daarvan heeft de bezwaarschriftencommissie van de gemeente advies uitgebracht. De commissie adviseert het bezwaar ongegrond te verklaren, maar de grondslag voor de afwijzing te wijzigen naar het inhoudelijke oordeel dat niet is voldaan aan de criteria van artikel 7a van de Verordening, omdat geen sprake is van een medische noodzaak als gevolg waarvan eiseres een verhuiskostenvergoeding diende te ontvangen en geen sprake is van medische beperkingen die een negatieve invloed hebben op de zelfredzaamheid en participatie van eiseres.
In het besluit op bezwaar van 9 februari 2023 heeft het college onder verwijzing naar dit advies het bezwaar ongegrond verklaard en de weigeringsgrond aangepast naar artikel 7a van de Verordening.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt of het college het verzoek om verhuiskostenvergoeding heeft mogen afwijzen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
5. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
6. In artikel 2.3.5, derde lid, van de Wmo 2015 staat, voor zover van belang, dat het college beslist tot verstrekking van een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt. De maatwerkvoorziening levert een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.
In artikel 7a, tweede lid, van de Verordening staat, voor zover van belang, dat een cliënt in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening bij beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie. De maatwerkvoorziening levert een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot voldoende zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.
Wat vindt eiseres?
7. Eiseres stelt dat het college een verhuiskostenvergoeding had moeten toekennen, omdat zij om medische redenen genoodzaakt was om te verhuizen. Het college heeft zich volgens eiseres ten onrechte op het standpunt gesteld dat de medische situaties van eiseres en haar partner niet tot een noodzaak voor ondersteuning leiden. Daarbij heeft het college het besluit niet zorgvuldig voorbereid, omdat hij het stappenplan niet heeft gevolgd en de medische informatie die door eiseres is ingebracht onvoldoende heeft betrokken. Daarbij heeft het college deze informatie ten onrechte niet laten beoordelen door een medisch deskundige. Ook legt het college ten onrechte aan het besluit ten grondslag dat de beperkingen van eiseres niet zijn toegenomen, terwijl dat voor de beoordeling van de noodzaak van de voorziening niet relevant is.
Heeft het college het juiste toetsingskader gehanteerd?
8. De rechtbank stelt vast dat verweerder niet aan het bestreden besluit - en dus aan de afwijzing van de verhuiskostenvergoeding - ten grondslag heeft gelegd dat de beperkingen in de zelfredzaamheid niet zijn toegenomen. Dit staat weliswaar in het verweerschrift dat in bezwaar is overlegd, maar dit staat niet in het bestreden besluit. En dat is het besluit wat de rechtbank toetst in deze zaak.
9. Een verhuiskostenvergoeding is een maatwerkvoorziening als bedoeld in artikel 2.3.5, derde lid, van de Wmo 2015. In de Verordening is geen apart toetsingskader voor het toekennen van verhuiskostenvergoedingen opgenomen. Het college heeft ter zitting toegelicht dat aanvragen voor dergelijke vergoedingen aan artikel 7a, tweede lid, van de Verordening worden getoetst. In dat artikel staat dat iemand in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening als deze voorziening een passende bijdrage levert aan het realiseren van een situatie waarin diegene in staat wordt gesteld tot voldoende zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.
9.1.
Het college heeft in de stukken en ter zitting toegelicht dat zij op grond van deze bepaling alleen een maatwerkvoorziening toekent als er een rechtstreeks verband bestaat tussen de medische beperkingen of klachten die iemand heeft en de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie van deze persoon. Bij verhuiskostenvergoedingen gaat het om beperkingen in de zelfredzaamheid doordat diegene beperkt is in het normaal gebruik van een woning. Om voor een verhuiskostenvergoeding in aanmerking te komen, moet de verhuizing noodzakelijk zijn vanwege de beperkingen in het normale gebruik van een woning die iemand ervaart als gevolg van medische klachten (medisch noodzakelijk). Alleen dan geldt op grond van de Wmo 2015 een compensatieplicht en komt diegene in aanmerking voor een verhuiskostenvergoeding, aldus het college.
9.2.
De rechtbank acht deze uitleg van artikel 7a van de Verordening niet onredelijk en in overeenstemming met de bepalingen uit de Wmo 2015. Ook in artikel 2.3.5, derde lid, van de Wmo 2015 is namelijk bepaald dat een maatwerkvoorziening dient ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt en een passende bijdrage moet leveren aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid en participatie. De rechtbank kan het college daarom volgen in zijn standpunt dat voor het verstrekken van een verhuiskostenvergoeding sprake moet zijn van een beperking in het normaal gebruik van de woning als gevolg van medische klachten. Het college heeft dan ook het juiste toetsingskader gehanteerd bij de beoordeling van de aanvraag van eiseres.
Is het bestreden besluit zorgvuldig voorbereid?
10. Uit het dossier blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat het college de medische informatie die eiseres heeft ingebracht heeft betrokken, maar daarin geen aanleiding heeft gezien om tot een andere beoordeling te komen. Het is niet in geschil dat eiseres diverse medische beperkingen en klachten heeft en de aard en ernst hiervan wordt door het college ook niet ontkend. De rechtbank volgt eiseres daarom niet in haar stelling dat het college de medische informatie had moeten laten beoordelen door een medisch deskundige.
11. Ten aanzien van de beroepsgrond van eiseres dat het college het stappenplan tijdens de voorbereiding niet of onvoldoende heeft gevolgd overweegt de rechtbank als volgt. De CRvB heeft in uitspraken een stappenplan opgesteld dat het college dient te volgen wanneer er een melding wordt gedaan van een behoefte aan maatschappelijke ondersteuning. [1] Uit deze uitspraken vloeit voort dat het college ten eerste moet vaststellen wat de hulpvraag is. Ten tweede moet vastgesteld worden welke problemen worden ondervonden bij de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie, dan wel het zich kunnen handhaven in de samenleving. Ten derde moet worden bepaald welke ondersteuning naar aard en omvang nodig is om een passende bijdrage te leveren aan de zelfredzaamheid of participatie, dan wel het zich kunnen handhaven in de samenleving. Ten vierde moet bezien worden in hoeverre de eigen mogelijkheden, gebruikelijke hulp, mantelzorg, ondersteuning door andere personen uit het sociale netwerk en voorliggende (algemene) voorzieningen de nodige hulp en ondersteuning kunnen bieden. Slechts voor zover die mogelijkheden ontoereikend zijn dient het college een maatwerkvoorziening te verlenen.
11.1.
In het verslag van het keukentafelgesprek is naar het oordeel van de rechtbank voldoende weergegeven wat de hulpvraag van eiseres is en welke problemen door haar in dit kader worden ondervonden (stap 1 en 2). Het college heeft zich verder terecht op het standpunt gesteld dat het doorlopen van de andere stappen niet nodig was, aangezien het na stap 1 en 2 tot de conclusie kwam dat een verhuiskostenvergoeding niet strekt ter compensatie van beperkingen in de zelfredzaamheid van eiseres. Deze beroepsgrond slaagt daarom evenmin.
12. De conclusie is dat het besluit zorgvuldig is voorbereid.
Bestond er een verband tussen de medische beperkingen van eiseres en de verhuizing?
13. Vervolgens is de vraag of het college zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat in dit geval geen verband bestond tussen de medische beperkingen van eiseres en een beperking in de zelfredzaamheid, waardoor een verhuiskostenvergoeding niet ter compensatie van die beperking zou strekken.
13.1.
Niet in geschil is dat eiseres diverse medische beperkingen en klachten heeft. Zij heeft in bezwaar en in beroep medische informatie ingebracht waar de beperkingen en klachten uit blijken en deze worden door het college ook erkend. Over de reden voor de verhuizing heeft eiseres toegelicht dat haar vorige woning maar één slaapkamer had. Doordat zij meerdere keren per nacht wakker werd en uit bed moest als gevolg van haar medische beperkingen, en doordat haar partner een apparaat gebruikt tegen slaapapneu dat geluid en licht geeft, verstoorden zij elkaars nachtrust. Volgens eiseres was het niet mogelijk om in haar vorige woning apart te slapen, omdat de woning daarvoor te klein was. Om die reden zijn ze verhuisd naar een woning met twee slaapkamers. Ter onderbouwing van de noodzaak tot verhuizing heeft eiseres een verklaring van de huisarts overgelegd, waarin staat:
“patiënte en haar partner slapen al jaren in verschillende kamers ivm allerlei lichamelijke klachten. Zij heeft o.a. last van restless waarvoor zij diverse malen uit bed moet om te bewegen, hij gebruikt een CPAP-apparaat ivm OSAS, dit apparaat maakt nogal wat geluid. Om elkaar toch wat nachtrust te gunnen zijn 2 kamers momenteel de beste oplossing.”
13.2.
De rechtbank stelt voorop dat het aan het college is om te besluiten op welke manier wordt voorzien in een passende bijdrage aan de zelfredzaamheid en participatie als bedoeld in artikel 2.3.5, derde lid, van de Wmo 2015. Het college heeft ter zitting toegelicht dat zij een verhuiskostenvergoeding geen passende bijdrage zou zijn, omdat de verhuizing geen verandering brengt in de verstoorde nachtrust voor zover die wordt veroorzaakt door de medische klachten van eiseres zelf. Voor zover de verstoorde nachtrust wordt veroorzaakt door het slaapapneu-apparaat van haar partner, geldt dat dit geen verband houdt met de medische klachten van eiseres. Er was dus geen belemmering in het normale gebruik van de vorige woning als gevolg van de medische klachten van eiseres. Een verhuiskostenvergoeding zou daarom geen passende bijdrage leveren aan haar zelfredzaamheid.
13.3.
De rechtbank is van oordeel dat het college op deze manier voldoende heeft gemotiveerd dat een verhuiskostenvergoeding in het geval van eiseres geen passende bijdrage zou zijn waarvoor een compensatieplicht bestaat. De rechtbank twijfelt er niet aan dat het bevorderlijk was voor de nachtrust van eiseres om naar een woning met een extra slaapkamer te verhuizen, maar dat betekent niet dat het college gehouden was om de kosten daarvan te vergoeden. De verklaring van de huisarts maakt dit niet anders. Uit deze verklaring volgt namelijk ook niet dat de medische klachten van eiseres noodzaken tot een verhuizing.

Conclusie en gevolgen

14. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres niet alsnog een verhuiskostenvergoeding krijgt. Omdat het beroep ongegrond is krijgt eiseres het betaalde griffierecht niet terug en ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.E.L. Grooten, rechter, in aanwezigheid van mr. I.E. Molin, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 16 oktober 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.zie de uitspraken van 21 maart 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:819 en 11 juli 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:2182