ECLI:NL:RBNHO:2023:10165

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 oktober 2023
Publicatiedatum
12 oktober 2023
Zaaknummer
C/15/342275 / HA ZA 23-412
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een incident ex artikel 843a Rv voor afgifte van bankafschriften in een civiele procedure

In deze civiele procedure heeft de Rechtbank Noord-Holland op 25 oktober 2023 uitspraak gedaan in een incident ex artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De eiser, hierna te noemen [eiser], heeft een vordering ingesteld tegen Camping Molenwurf, de gedaagde partij, met betrekking tot de afgifte van bankafschriften. De eiser stelt dat hij als parkbeheerder van Camping Molenwurf heeft gefraudeerd door facturen te vervalsen en betalingen op zijn persoonlijke rekening te ontvangen die aan Camping Molenwurf toekwamen. De gedaagde, Camping Molenwurf, heeft in het incident gevorderd dat de rechtbank de eiser zou verplichten om bankafschriften van zijn persoonlijke rekening over de jaren 2017 tot en met 2021 te verstrekken. De rechtbank heeft geoordeeld dat aan de voorwaarden van artikel 843a Rv is voldaan, omdat Camping Molenwurf een rechtmatig belang heeft bij de afgifte van deze bescheiden. De rechtbank heeft de vordering van Camping Molenwurf toegewezen en de eiser veroordeeld om binnen veertien dagen de gevraagde bankafschriften te verstrekken, op straffe van een dwangsom. Tevens is de eiser veroordeeld in de kosten van het incident. De hoofdzaak zal opnieuw op de rol komen voor het nemen van een conclusie van antwoord in reconventie door de eiser.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Alkmaar
Zaaknummer: C/15/342275 / HA ZA 23-412
Vonnis van 25 oktober 2023
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats] ,
eisende partij in conventie in de hoofdzaak,
verwerende partij in reconventie in de hoofdzaak,
verwerende partij in het incident,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. L.N. Hermes te Noord-Scharwoude,
tegen
[gedaagde]h.o.d.n.
CAMPING DE MOLENWURF,
te [woonplaats] ,
gedaagde partij in conventie in de hoofdzaak,
eisende partij in reconventie in de hoofdzaak,
eisende partij in het incident,
hierna te noemen: Camping Molenwurf,
advocaat: mr. W.J. de Boer te Leiden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1-11;
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie, tevens incidentele vordering ex artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) met producties 1-19;
- de conclusie van antwoord in het incident.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De feiten

2.1.
Camping Molenwurf exploiteerde van 2007 tot 2022 een camping in [plaats] , waarbij er (onder meer) sprake was van de verhuur van vakantiehuisjes en plekken voor toercaravans.
2.2.
[eiser] is in 2017 gestart als parkbeheerder van Camping Molenwurf. Zijn werkzaamheden bestonden onder meer uit het uitvoeren van onderhoudswerkzaamheden op en rondom de camping. Hij was daarnaast het eerste aanspreekpunt voor campinggasten en (buurt)bewoners. Ook verzorgde hij de exploitatie van de kantine.
2.3.
[eiser] is ook eigenaar van een aantal chalets op de camping, die hij verhuurde. Hij woonde in een chalet dat eigendom is van Camping Molenwurf.
2.4.
Camping Molenwurf leverde [eiser] periodiek facturen aan voor de huur, elektra, het stageld van de huurders of staanplaatshouders en vanaf september 2022 formulieren ter overname (koop) van kavels door staanplaatshouders. [eiser] bezorgde deze facturen en formulieren bij de geadresseerden.
2.5.
Bij e-mail van 12 februari 2023 heeft een staanplaatshouder Camping Molenwurf bericht dat hij op 1 november 2022 in totaal een bedrag van € 42.500,- heeft betaald voor de aankoop van een kavel, maar dat hij na de ontvangstbevestiging van [eiser] niets meer had gehoord.
2.6.
Camping Molenwurf heeft vervolgens geconstateerd dat op de desbetreffende factuur van Camping Molenwurf niet Camping Molenwurf maar [eiser] als begunstigde stond vermeld met een bankrekeningnummer dat niet aan Camping Molenwurf toebehoorde.
2.7.
Op 13 februari 2023 heeft Camping Molenwurf [eiser] in een gesprek geconfronteerd met de betalingen van de staanplaatshouder die waren overgemaakt op de bankrekening van [eiser] . Camping Molenwurf heeft vervolgens van [eiser] de bankafschriften van [eiser] over de jaren 2020 en 2022 ter inzage ontvangen.
2.8.
Deze bankafschriften hebben Camping Molenwurf aanleiding gegeven om [eiser] te sommeren zijn taken als parkbeheerder neer te leggen. Daarbij werd [eiser] verzocht per direct de camping te verlaten. [eiser] heeft daar gehoor aan gegeven. [eiser] werd daarna de toegang tot de camping ontzegd. Op 15 april 2023 heeft [eiser] na overleg met Camping Molenwurf zijn goederen/inboedel opgehaald uit het chalet waarin hij woonde.

3.De vordering in de hoofdzaakin conventie3.1. [eiser] vordert - samengevat - dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:- (primair) Camping Molenwurf veroordeelt aan [eiser] af te geven de in het petitum van de dagvaarding genoemde goederen;- (subsidiair) bepaalt dat [eiser] in staat wordt gesteld om bedoelde goederen op te halen door Camping Molenwurf te veroordelen om [eiser] ongestoord de toegang te verlenen tot de loods, de kantine en de container op de parkeerplaats van de camping en hem toe te staan genoemde goederen mee te nemen;- Camping Molenwurf veroordeelt om aan [eiser] te betalen het bedrag dat Camping Molenwurf uit de verkoop van de Gator aan Doornbos heeft ontvangen;- Camping Molenwurf veroordeelt in de kosten van deze procedure.

3.2.
[eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat hij nog goederen op Camping Molenwurf heeft staan die in zijn eigendom toebehoren. Hij wil dat Camping Molenwurf zijn eigendommen aan hem teruggeeft. Camping Molenwurf is hiertoe niet, althans niet vrijwillig, bereid. Daarnaast stelt [eiser] dat Camping Molenwurf een Gator, die door [eiser] is gekocht en waarvoor [eiser] € 12.400,- aan Doornbos heeft betaald, aan Doornbos heeft terugverkocht. Het ontvangen geldbedrag moet Camping Molenwurf aan [eiser] betalen.
3.3.
Camping Molenwurf voert verweer. Camping Molenwurf betwist dat [eiser] eigenaar is van de door hem genoemde goederen, zodat voor afgifte of voor het ophalen van die goederen geen grond bestaat. De vordering ten aanzien van de Gator is volgens Camping Molenwurf ook niet toewijsbaar, omdat niet [eiser] maar Camping Molenwurf de Gator in het verleden van Doornbos heeft gekocht en deze ook weer aan Doornbos heeft terugverkocht.
in reconventie
3.4.
Camping Molenwurf vordert - samengevat - dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- voor recht verklaart dat [eiser] onrechtmatig heeft gehandeld jegens Camping Molenwurf, althans ongerechtvaardigd is verrijkt ten koste van Camping Molenwurf;
- [eiser] veroordeelt tot betaling aan Camping Molenwurf van een nader in een schadestaatprocedure te bepalen bedrag uit hoofde van schadevergoeding;
- de door [eiser] gelegde conservatoire beslagen met onmiddellijke ingang opheft en [eiser] verbiedt ter zake de door hem gestelde vorderingen nieuwe of nadere beslagen te leggen;
- [eiser] veroordeelt tot betaling aan Camping Molenwurf van de kosten van het conservatoir beslag;
- [eiser] veroordeelt in de kosten van deze procedure.
3.5.
Camping Molenwurf legt aan zijn vordering ten grondslag dat [eiser] heeft gefraudeerd door facturen op briefpapier van Camping Molenwurf te vervalsen en betalingen van gasten van de camping te ontvangen op zijn persoonlijke bankrekening. Die betalingen kwamen [eiser] niet toe, maar Camping Molenwurf. Het betreft betalingen zoals de huurtermijnen van huurders en staanplaatshouders, energiebijdragen en stagelden. Met zijn handelen heeft [eiser] een onrechtmatige daad gepleegd jegens Camping Molenwurf en zichzelf ongerechtvaardigd verrijkt ten opzichte van Camping Molenwurf.
3.6.
Camping Molenwurf heeft in haar conclusie ook een incidentele vordering ex artikel 843a Rv ingediend.

4.De vordering in het incident

4.1.
Camping Molenwurf vordert dat de rechtbank, bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [eiser] gelast op eigen kosten Camping Molenwurf binnen veertien dagen na het wijzen van het vonnis afschriften van de documenten te verschaffen zoals beschreven onder randnummer 60 van de conclusie, dan wel, uitsluitend en voor zover het verstrekken van afschriften objectief niet mogelijk is, inzage in deze documenten te verschaffen aan Camping Molenwurf, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- per dag dat [eiser] met naleving van dit gebod in gebreke blijft, met veroordeling van [eiser] in de kosten van het incident.
4.2.
Camping Molenwurf baseert zijn vordering op artikel 843a Rv. Camping Molenwurf stelt dat aan alle vereisten van dit artikel is voldaan. Volgens Camping Molenwurf blijkt uit de door hem overgelegde producties dat [eiser] niet alleen in de jaren 2020 en 2022, maar ook in de jaren 2017, 2018, 2019 en 2021 facturen heeft vervalst. Camping Molenwurf beschikt echter niet over de afschriften van de persoonlijke bankrekening van [eiser] bij de ING met IBAN-nummer [rekeningnummer] over de jaren 2017, 2018, 2019 en 2021. Camping Molenwurf stelt recht en belang te hebben bij afschrift dan wel inzage in deze bankafschriften om de exacte omvang van de door [eiser] gepleegde fraude en de omvang van de schade vast te stellen.
4.3.
[eiser] voert verweer.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling in het incident

5.1.
Een vordering tot afgifte van of inzage in bescheiden is toewijsbaar indien aan de drie in artikel 843a lid 1 Rv genoemde voorwaarden is voldaan. Dat wil zeggen dat:
a. a) de wederpartij van degene die bescheiden te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft, een rechtmatig belang heeft bij afschrift of inzage daarvan;
b) de vordering betrekking heeft op ‘bepaalde’ bescheiden; en
c) de bescheiden een rechtsbetrekking betreffen waarbij degene die afschrift of inzage vordert partij is. Als aan die voorwaarden is voldaan, bestaat evenwel geen gehoudenheid tot inzage als daarvoor gewichtige redenen bestaan of als redelijkerwijs kan worden aangenomen dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder verstrekking is gewaarborgd.
5.2.
De rechtbank is van oordeel dat aan de vereisten van artikel 843a Rv is voldaan voor wat betreft de door Camping Molenwurf genoemde bankafschriften. Dit licht de rechtbank als volgt toe.
Rechtsbetrekking
5.3.
Een rechtsbetrekking uit onrechtmatige daad, op welke grondslag Camping Molenwurf zijn vordering in de hoofdzaak baseert, valt binnen de reikwijdte van artikel 843a Rv. Als maatstaf voor de beoordeling van een vordering op de voet van artikel 843a Rv moet het bestaan van de rechtsbetrekking waarop de vordering ziet voldoende aannemelijk zijn. Die maatstaf stelt de rechter in staat een evenwicht te vinden tussen het belang van eiser om de waarheid te kunnen achterhalen en zijn bewijspositie te versterken, en het belang van verweerder om geen vertrouwelijke informatie prijs te hoeven geven en om verschoond te blijven van de ingrijpende maatregel die exhibitie niet zelden is. Degene die inzage, afschrift of uittreksel van bewijsmateriaal verlangt om een door hem vermoede onrechtmatige daad te kunnen aantonen, zal derhalve gemotiveerd zodanige feiten en omstandigheden dienen te stellen en met eventueel reeds voorhanden bewijsmateriaal moeten onderbouwen, dat voldoende aannemelijk is dat die onrechtmatige daad zich heeft voorgedaan of dreigt voor te doen. De vraag wat in het kader van een vordering uit hoofde van artikel 843a Rv bij een gestelde onrechtmatige daad als een ‘voldoende’ mate van aannemelijkheid kan worden beschouwd, kan niet in algemene zin worden beantwoord. Het komt steeds aan op een waardering van de stellingen en verweren van partijen en de overtuigingskracht van het eventueel reeds overgelegde bewijsmateriaal (Hoge Raad 10 juli 2020, ECLI:NL:HR:2020:1251).
5.4.
De door Camping Molenwurf gestelde onrechtmatige daad is gebaseerd op de stelling dat [eiser] - kort samengevat - fraude heeft gepleegd: hij heeft op oneigenlijke wijze vele betalingen ontvangen op zijn persoonlijke bankrekening. Betalingen die niet aan hem toekwamen, maar aan Camping Molenwurf, zoals de huurtermijnen van huurders en staanplaatshouders, energiebijdragen en stagelden. Ook heeft hij, aldus Camping Molenwurf, op periodieke afbetaling een chalet dat eigendom is van Camping Molenwurf, aan een gast verkocht. Volgens Camping Molenwurf heeft [eiser] die bedragen ontvangen door facturen op briefpapier van Camping Molenwurf te vervalsen. Op die facturen had [eiser] zichzelf als begunstigde vermeld met de vermelding van zijn persoonlijke bankrekeningnummer bij de ING-bank. Het door Camping Molenwurf bij de Rabobank aangehouden bankrekeningnummer stond niet (meer) op die facturen. [eiser] ontving volgens Camping Molenwurf ook contante betalingen én betalingen van huur via SumUp Limited, het bedrijf dat betalingen via mobiele apparaten verzorgt.
Ter ondersteuning van zijn stellingen heeft Camping Molenwurf verwezen naar de volgende, in het geding gebrachte stukken: i) door hem achterhaalde facturen uit 2020, 2021 en 2022 die [eiser] aan gasten van de camping heeft gegeven met daarop zijn persoonlijke bankrekeningnummer, ii) bankafschriften uit 2020 en 2022 van de rekening van [eiser] en iii) een verklaring van een gast van de camping over contante betalingen aan [eiser] , voorzien van betaalbewijzen.
5.5.
Camping Molenwurf heeft hiermee naar het oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk gemaakt in de zin van artikel 843a Rv, dat de door Camping Molenwurf gestelde onrechtmatige daad zich heeft voorgedaan. De stelling van [eiser] dat partijen medio 2019 meerdere afspraken hebben gemaakt, waaronder een afspraak dat de huur van een aantal chalets van Camping Molenwurf rechtstreeks aan [eiser] dienden te worden uitbetaald ter compensatie van de door hem verrichte beheerderswerkzaamheden, maakt dit niet anders. Deze stelling is niet nader geconcretiseerd en onderbouwd en geeft ook onvoldoende een verklaring voor de constateringen die Camping Molenwurf heeft gedaan. Verder kunnen de door Camping Molenwurf verzochte gegevens van belang zijn om de door hem vermoede onrechtmatige daad van [eiser] te kunnen aantonen. De rechtbank neemt dan ook aan dat de incidentele vordering stukken betreft aangaande een rechtsbetrekking waarbij Camping Molenwurf partij is, zodat aan dit vereiste als genoemd in artikel 843a Rv is voldaan.
Rechtmatig belang
5.6.
De rechtbank vindt, gelet op het voorgaande, ook dat Camping Molenwurf een rechtmatig belang heeft bij afschrift van de verzochte bescheiden. Camping Molenwurf heeft zijn vrees voor financiële benadeling door [eiser] voldoende aannemelijk gemaakt. Dat sprake is van een premature vordering, zoals [eiser] aanvoert, volgt de rechtbank niet. De verstrekking van de verzochte bankafschriften kan relevant zijn voor de bepaling van de omvang van de gestelde schade, maar óók voor de beantwoording van de vraag of [eiser] onrechtmatig heeft gehandeld dan wel ongerechtvaardigd is verrijkt. Die vraag ligt in de hoofdzaak voor. De gevraagde bescheiden zijn bestemd ter onderbouwing van de vordering van Camping Molenwurf in de hoofdzaak en kunnen baat brengen bij zijn bewijspositie.
Bepaalde bescheiden
5.7.
Voor Camping Molenwurf betreft de exhibitieplicht alleen de bankafschriften van de persoonlijke bankrekening van [eiser] met IBAN-nummer [rekeningnummer] bij de ING-bank over de jaren 2017, 2018, 2019 en 2021, waarop de inkomsten zichtbaar zijn en waarbij de overige niet ter zake doende transacties en saldi onzichtbaar gemaakt kunnen worden.
5.8.
De rechtbank beschouwt de vordering daarmee als voldoende bepaald. De rechtbank gaat ervan uit, gelet op de al bekend zijnde bankafschriften over 2020 en 2022, dat met ‘inkomsten’ wordt bedoeld huurtermijnen van huurders en staanplaatshouders (bankoverschrijvingen en via SumUp Limited), energiebijdragen en stagelden.
De rechtbank volgt [eiser] niet in zijn stelling dat sprake is van een
fishing expedition. Dat Camping Molenwurf uit zijn eigen administratie en jaarstukken kan afleiden welke huuropbrengsten en stageld hij niet zou hebben ontvangen, leidt evenmin tot afwijzing van de vordering. Wat van die stelling van [eiser] ook zij, daarmee kan Camping Molenwurf een door hem vermoede onrechtmatige daad van [eiser] niet aantonen. Bewijsmateriaal in de vorm van bankafschriften van [eiser] , waaruit betalingen van gasten van de camping blijken, kan daaraan wel bijdragen.
5.9.
[eiser] heeft niet gesteld dat hij niet (meer) de beschikking heeft over de bankafschriften en dat het verstrekken van de afschriften niet mogelijk is.
5.10.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de hiervoor genoemde drie voorwaarden uit artikel 843a lid 1 Rv. Niet is gesteld of gebleken dat er gewichtige redenen bestaan op grond waarvan de inzage geweigerd zou mogen worden, dan wel dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder de gevorderde verstrekking is gewaarborgd.
Slotsom
5.11.
De slotsom is dat de incidentele vordering tot het verschaffen van afschriften van de persoonlijke bankafschriften van [eiser] over de jaren 2017, 2018, 2019 en 2021 zal worden toegewezen, zoals bepaald in de beslissing. De rechtbank vindt een termijn van veertien dagen voor de afgifte, zoals door Camping Molenwurf gevorderd, redelijk, met dien verstande dat de termijn pas gaat lopen vanaf de betekening van het vonnis. De vordering zal ook in zoverre worden toegewezen.
Dwangsom
5.12.
De rechtbank zal aan de veroordeling van [eiser] een dwangsom verbinden. De gestelde vrijwilligheid waarmee aan een veroordeling zal worden voldaan, zoals [eiser] heeft aangevoerd, laat onverlet dat een dwangsom een belangrijke prikkel is om te maken dat hij inderdaad de bescheiden afgeeft. Het is de rechtbank niet gebleken dat [eiser] de betreffende bankafschriften onverplicht heeft verstrekt. Daarmee staat voldoende vast dat de onderhavige vordering nodig was. Wat dat betreft heeft [eiser] geen feiten aangevoerd waaruit valt af te leiden dat dit incident niet nodig was geweest. Voor een dergelijke stelling had [eiser] bijvoorbeeld bij zijn antwoord meteen de betreffende inzage moeten verstrekken. De rechtbank zal daarom de gevorderde dwangsom toewijzen, met dien verstande dat deze zal worden gematigd en gemaximeerd.
Kosten van de af te geven bankafschriften
5.13.
Op grond van het bepaalde bij lid 1 van artikel 843a Rv dient Camping Molenwurf de kosten te dragen van de af te geven bankafschriften. Voor zover door Camping Molenwurf afgifte wordt gevorderd ‘op eigen kosten’ van [eiser] zal de vordering daarom worden afgewezen.
Kosten van het incident
5.14.
[eiser] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld.

6.De beoordeling in de hoofdzaak

in conventie en in reconventie

6.1.
De rechtbank zal in de hoofdzaak bepalen dat de zaak weer op de rol zal komen voor het nemen van een conclusie van antwoord in reconventie door [eiser] .
6.2.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

7.De beslissing

De rechtbank
in het incident
7.1.
veroordeelt [eiser] om Camping Molenwurf binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis afschriften te verstrekken van de bankafschriften van de bankrekening van [eiser] bij de ING bank, met IBAN-nummer [rekeningnummer] , over de jaren 2017, 2018, 2019 en 2021 waarbij de onder 5.7 en 5.8 genoemde beperkingen gelden, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,- per dag waarop de veroordeling niet wordt nagekomen, met een maximum van € 20.000,-,
7.2.
veroordeelt [eiser] in de kosten van het incident, aan de zijde van Camping Molenwurf tot op heden begroot op € 598,-,
7.3.
verklaart het vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
7.4.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in de hoofdzaak
in conventie en in reconventie
7.5.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
woensdag 6 december 2023voor het nemen van een conclusie van antwoord in reconventie door [eiser] ,
7.6.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H. Gisolf en in het openbaar uitgesproken op 25 oktober 2023.
ST/JG