ECLI:NL:RBNHO:2023:10098

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 oktober 2023
Publicatiedatum
11 oktober 2023
Zaaknummer
10561019 AO23-77
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling werkgever tot betaling van transitievergoeding en studieschuld niet verhalen op werknemer

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 11 oktober 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer, aangeduid als [eiser], en zijn werkgever, Soliede Opleidingen B.V. De werknemer verzocht om nabetaling van onder andere een transitievergoeding, aanzegvergoeding en achterstallig salaris. De werkgever had de arbeidsovereenkomst van de werknemer niet aansluitend voortgezet na het einde van rechtswege, wat leidde tot de toewijzing van de transitievergoeding. De kantonrechter oordeelde dat de werkgever ook niet bevoegd was om de studiekosten van de werknemer te verhalen, omdat de werknemer de opleiding had gevolgd op basis van de arbeidsovereenkomst en het personeelsreglement. De werkgever had ten onrechte de studiekosten in mindering gebracht op de eindafrekening. De kantonrechter heeft de werkgever veroordeeld tot betaling van de transitievergoeding, het achterstallige loon, de wettelijke verhoging, de opgebouwde niet-genoten vakantie-uren en de vakantietoeslag. Tevens is de werkgever verplicht om een deugdelijke eindafrekening te verstrekken. De proceskosten zijn voor rekening van de werkgever.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10561019 AO23-77
Uitspraakdatum: 11 oktober 2023
Beschikking in de zaak van:
[eiser]
wonende te [plaats]
verzoeker
hierna te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. M.H.J. Provó Kluit
tegen
Soliede Opleidingen B.V.
gevestigd te Velsen Noord
verweerder
hierna te noemen: Soliede
gemachtigde: mr. J.P. Dikker
De zaak in het kort
Werknemer verzoekt nabetaling van onder andere de transitie- en aanzegvergoeding en achterstallig(e) salaris(componenten). Werkgever heeft aan haar aanzegverplichting voldaan zodat de aanzegvergoeding niet is verschuldigd. Zij wordt wel veroordeeld tot betaling van de transitievergoeding omdat de arbeidsovereenkomst na een einde van rechtswege op initiatief van de werkgever niet aansluitend is voortgezet. De verzochte verklaring voor recht dat werkgever de studieschuld niet op werknemer kan verhalen wordt eveneens toegewezen. Werkgever is bij de eindafrekening ten onrechte overgegaan tot verrekening van de studiekosten met de aan werknemer toekomende betalingen. De overige vorderingen worden ook grotendeels toegewezen.

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser] heeft een verzoek gedaan om Soliede te veroordelen tot – onder andere – de betaling van een transitievergoeding, aanzegvergoeding en achterstallig(e) salaris(componenten). Bij het verzoek zijn 16 producties gevoegd. Soliede heeft een verweerschrift met 23 producties ingediend.
1.2.
Op 13 september 2023 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. De gemachtigde van [eiser] heeft daarbij gebruik gemaakt van pleitaantekeningen.

2.De feiten

2.1.
Soliede biedt praktijkopleidingen aan op het gebied van veiligheid, adviseert bedrijven over risico’s en veiligheid op de werkvloer, stelt vergaderruimten ter beschikking en exploiteert een webwinkel met veiligheidsmiddelen.
2.2.
[eiser] is met ingang van 1 mei 2021 bij Soliede in dienst getreden als Trainer BHV en EHBO, op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd met een omvang van 40 uren per week met een salaris van € 2.850,00 bruto per maand plus 8% vakantiebijslag. Per 1 mei 2022 is de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd voortgezet voor de duur van 12 maanden, met een einde van rechtswege op 30 april 2023. Het salaris van [eiser] bedroeg in de maanden mei en juni 2022 € 3.250,00 bruto per maand, en is met ingang van 1 juli 2022 verhoogd naar € 3.500,00 per maand plus 8% vakantiebijslag.
2.3.
Artikel 7 van de tweede tijdelijke arbeidsovereenkomst vermeldt:
“De werkgever vergoedt de kosten van de opleiding tot
Instructeurvan de werknemer. Hiertoe is separaat een studieovereenkomst gesloten waarin werknemer en werkgever afspraken maken.”
2.4.
In het personeelsreglement van Soliede staat onder meer het volgende opgenomen:
“(..)
2.2 Opleiding
Medewerkers volgen altijd een basis BHV-opleiding om ons bedrijf op een hoog veiligheidsniveau te houden. Andere opleidingen worden gevolgd op basis van het functieprofiel van de medewerker.
(..)
2.4
Studiekostenvergoeding
A. Wanneer Soliede Opleidingen de betreffende studie als noodzakelijk acht, worden de daartoe bestemde facturen door Soliede Opleidingen betaald. Ook worden de volgende zaken vergoed:
  • Cursusgelden, inclusief tentamen- en examenkosten;
  • Strikt noodzakelijke reis- en verblijfkosten;
  • Aanschaf van de voorgeschreven studieboeken en de overige leermiddelen.
(..)
C. Als je hebt besloten om de arbeidsovereenkomst te beëindigen, na het behalen van het diploma of het tussentijds beëindigen (op welke wijze dan ook) op initiatief van jou zelf dan geldt het volgende:
 Binnen één jaar zal je 75% van de kosten van de opleiding aan Soliede Opleidingen terugbetalen;
(..)
Voor het bepalen van het ingangstijdstip voor het terugbetalen van de studie, wordt gekeken naar de laatste dag van de desbetreffende studie. Soliede Opleidingen zal bij de eindafrekening het resterende studiebedrag verrekenen. Verrekening van de studiekosten geschiedt op de volgende manier:
(..)
C. Indien een tijdelijk arbeidscontract niet wordt verlengd, ongeacht de redenen van het niet verlengen van het arbeidscontract, dienen alle studiekosten overgenomen te worden door de werkgever. (..)”
D. Als gevolg van bovengenoemde artikelen zal voor het in aanmerking komen voor een vergoeding van studiekosten een studieovereenkomst tussen Soliede Opleidingen en de medewerker worden opgemaakt met betrekking tot de gemaakte afspraken. (..)”
2.5.
Partijen hebben op 1 juli 2021 een studieovereenkomst ondertekend. Daarin staat, voor zover van belang, het volgende opgenomen:

In aanmerking nemende dat:
  • Werkgever de kosten van de opleiding, waaronder de lesgelden, het boekengeld, het examengeld en de reiskosten (..), alsmede de loonkosten (..) zal investeren in de ontwikkeling van de werknemer.
  • Werknemer in het kader van de uitoefening van zijn functie de instructeursopleiding Eerste Hulp en de basis EHBO opleiding bij ABCD EHBO gaat volgen.
  • Dat partijen overeenkomen dat werknemer de in de considerans bedoelde kosten aan werkgever onder voorwaarden zal terugbetalen, een en ander zoals in deze overeenkomst zal worden vastgelegd.
Komen als volgt overeen:
1. Indien de arbeidsovereenkomst eindigt op initiatief van de werknemer, is werknemer verplicht het uit de artikelen 2 en 3 voortvloeiende bedrag aan werkgever terug te betalen.
2. de werkgever zal indien zich een situatie voordoet zoals bedoeld in artikel 3 aan de werknemer een overzicht verstrekken van alle kosten van de opleiding, waaronder in ieder geval zijn begrepen de cursusgelden, het boekengeld, de lesgeld, het examengeld en de reiskosten, alsmede de loonkosten. Ook indien specificatie nog niet heeft plaatsgevonden, is werkgever indien zich de situatie voordoet zoals bedoeld in artikel 3, gerechtigd tot invordering van het door de werknemer verschuldigde bedrag over te gaan. De kosten tot 01-03-2022 bedragen € 4.114,00 exc. Btw en 56 lesuren + studie-uren.
3. indien de beëindiging van de arbeidsovereenkomst plaatsvindt of tussentijds wordt beëindigd (op welke wijze dan ook) op initiatief van de werknemer dan geldt het volgende:
A. binnen één jaar zal werknemer 75% van de kosten van de opleiding aan werkgever terugbetalen (..)
Voor het bepalen van het ingangstijdstip voor de berekening van de periode van een jaar, twee of drie jaar zal gerekend worden vanaf het moment dat het diploma is behaald. Werkgever zal gerechtigd zijn bij de eindafrekening tot (gedeeltelijke) verrekening over te gaan. (..)”
2.6.
[eiser] heeft op 5 juli 2022 het diploma ‘Instructeur Eerste Hulp’ van Het Oranje Kruis behaald.
2.7.
[betrokkene 1], directeur van Soliede (hierna: [betrokkene 1]), heeft [eiser] in zijn e-mail van 15 maart 2023 het volgende bericht:
“Omdat je arbeidsovereenkomst tot 1 mei 2023 loopt, wil ik graag je arbeidsovereenkomst omzetten naar een overeenkomst voor onbepaalde tijd, zie bijlage.
Mede door je enorme enthousiasme van de laatste tijd heb ik besloten tussentijds je salaris met 100 per maand te verhogen. Hierna zal je meegaan in de jaarlijkse beoordelingscyclus aan het einde van het jaar. Wij kijken dan terug op je prestaties, inzet, motivatie en leerdoelen.
Laten we even een uurtje bij elkaar komen dan kan ik eventuele vragen (..) nog beantwoorden voordat we de overeenkomst ondertekenen met elkaar. (..)”
2.8.
In reactie op de onder 2.7 weergegeven e-mail schrijft [eiser] bij e-mail van 16 maart 2023 aan [betrokkene 1]:
‘Goed idee, laten we even gaan zitten.”
2.9.
Op 29 maart 2023 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [eiser], [betrokkene 1] en [betrokkene 2], leidinggevende en planner van de trainers bij Soliede.
2.10.
Op 31 maart 2023 bericht [eiser] [betrokkene 1] als volgt via WhatsApp:
“T is morgen 01 April. Zijn wij rond over de verlenging?”
2.11.
Op 3 april 2023 heeft een tweede gesprek plaatsgevonden tussen [betrokkene 1], [betrokkene 2] en [eiser].
2.12.
Op 7 april 2023 heeft [betrokkene 2] [eiser] na onderlinge afstemming ingepland op twee trainingsavonden op 19 en 20 juni 2023.
2.13.
[betrokkene 1] heeft (een deel van) de collega’s van [eiser] op 24 april 2023 per WhatsApp bericht dat [eiser] zijn contract niet heeft verlengd en per direct uit dienst is getreden.
2.14.
Bij brief van 24 april 2023, persoonlijk aan [eiser] ter hand gesteld, heeft [betrokkene 1] [eiser] onder meer als volgt bericht:
“Hiermee informeren wij u op grond van artikel 7:668 Burgerlijk Wetboek dat uw huidige arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd niet zal worden verlengd. Dat betekent dat uw arbeidsovereenkomst van rechtswege zal eindigen op 30 april 2023.
Wij brengen u in herinnering dat wij bij brief van 15 maart jl. een aanbod hebben gedaan uw dienstverband om te laten zetten in onbepaalde tijd en hebben hierover meerdere keren onderhandeld maar u heeft dit aanbod niet willen aanvaarden en nadrukkelijk afgewezen, helaas. Het aanbod is inmiddels komen te vervallen. Beëindiging van het dienstverband is dan ook een gegeven.
Met verwijzing naar het vorenstaande laten wij u hiermee weten dat uiterlijk één maand nadat uw arbeidsovereenkomst is geëindigd, een eindafrekening zal worden opgemaakt van eventuele opgebouwde en (nog) niet opgenomen vakantiedagen, het vakantiegeld en eventuele overige emolumenten. Uiteraard zal onze vordering op basis van de studie(kosten)overeenkomst van 1 juli 2021 ten bedrage van thans
€ 6.325,62 hierop in mindering worden gebracht.
(..)
Om zeker te zijn van een goede ontvangst, versturen wij u deze aanzegbrief per aangetekende post. (..)”
2.15.
Bij e-mailbericht van 25 april 2023 heeft [eiser] als volgt gereageerd op de onder 2.14 opgenomen brief:
“24 april 2023 heb ik een aanzegging van u ontvangen tot het eindigen van arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.
Ik ga hier niet mee akkoord, ben het er niet mee eens. In ons gesprek waarin U, [betrokkene 1] en ik aanwezig waren heeft u mij toegezegd mijn huidige contract te verlengen. Ook na 30 april 2023 zal ik beschikbaar zijn voor uitvoering van de diensten van Soliede. (..)”
2.16.
Bij e-mailbericht van 26 april 2023 heeft [betrokkene 1] [eiser] verzocht om zijn werkspullen, waaronder de bedrijfswagen, op 28 april 2023 te komen inleveren op locatie. Bij e-mail van dezelfde datum heeft [eiser] benadrukt onder voorbehoud van rechten aan dit verzoek te zullen voldaan en heeft hij benadrukt het niet eens te zijn met het ‘ontslag’.
2.17.
In de brief van 4 mei 2023 heeft de gemachtigde van [eiser] Soliede, kort gezegd, gesommeerd om per direct het salaris over de maand 2023 aan [eiser] te betalen en om voor 1 juni 2023 te betalen de vakantietoeslag tot en met 30 april 2023, de transitievergoeding, aanzegvergoeding en 212 opgebouwde, maar niet genoten vakantie-uren en om aan [eiser] per ommegaande de loonstroken van januari tot en met april 2023 ter beschikking te stellen.
2.18.
De gemachtigde van Soliede heeft bij e-mail van 17 mei 2023 gereageerd op de onder 2.17 weergegeven brief. Erkend wordt dat [eiser] recht heeft op het salaris van april 2023, de vakantiebijslag tot en met 30 april 2023 en 24,26 vakantie-uren, maar betwist wordt dat [eiser] recht heeft op de transitie- en aanzegvergoeding. Soliede stelt voorts een vordering van € 6.325,62 te hebben op [eiser] uit hoofde van de studieovereenkomst en laat weten de ‘schuld’ aan [eiser] te verrekenen met haar vordering uit de studieovereenkomst, zodat zij uit dien hoofde niets meer aan [eiser] verschuldigd stelt te zijn.
2.19.
De gemachtigde van Soliede heeft de gemachtigde van [eiser] in zijn e-mail van 23 mei 2023 het volgende geschreven:
“Als bijlagen ontvangt u de loonstroken van januari t/m april 2023 en van de eindafrekening (verlof, TVT, vakantiegeld; studieschuld).
De eindafrekening sluit af met een schuld van de heer [eiser] aan cliënte van € 4.144,39 (€ 6.325,62 –
€ 2.181,23):
- verlof, TVT, vakantiegeld: € 2.181,23 netto
- studieschuld: -/- € 6.325,62 netto.
Deze schuld wordt verminderd met het salaris van april 2023: € 4.144,39 netto - € 2.748,48 netto = € 1.395,91.
Namens cliënte verzoek ik dat de heer [eiser] dit bedrag binnen een week betaalt. (..)”
2.20.
Partijen hebben over en weer niet aan elkaars betaalverzoeken voldaan.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
[eiser] verzoekt de kantonrechter – verkort weergegeven - om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. een dag vast te stellen waarop deze zaak ter terechtzitting wordt behandeld;
II. Soliede te veroordelen tot betaling van de transitievergoeding ad € 2.523,45 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente;
III. Soliede te veroordelen tot betaling van de aanzegvergoeding ad € 2.683,41 bruto, vermeerderd met de wettelijke rente;
IV. voor recht te verklaren dat Soliede geen studieschuld op [eiser] kan verhalen en indien dat wel mogelijk zou zijn de studieschuld te matigen tot nihil wegens het ontbreken van een deugdelijke specificatie;
V. Soliede te veroordelen tot betaling van het achterstallige loon ad € 3.500,00 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente;
VI. Soliede te veroordelen tot betaling van de wettelijke verhoging van 50% ad
€ 1.890,00 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente;
VII. voor recht te verklaren dat het onderhavige verzoekschrift d.d. 15 juni 2023 als stuitingshandeling ter zake het verval van de vakantie-uren van 2022 per 1 juli 2023 gezien dient te worden;
VIII. Soliede te veroordelen tot betaling van de opgebouwde niet-genoten vakantie-uren ad € 1.930,56 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente;
IX. Soliede te veroordelen tot betaling van de vakantietoeslag ad € 3.080,00 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente;
X. Soliede te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding ad € 2.000,00 netto, te vermeerderen met de wettelijke rente;
XI. Soliede te veroordelen om een deugdelijk gespecificeerde eindafrekening te verstrekken op straffe van een dwangsom van € 250,00 per dag totdat een deugdelijke eindafrekening is verstrekt;
XII. Soliede te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
Op de grondslagen van het verzoek zal worden ingegaan bij de beoordeling van de respectievelijke verzoeken.

4.Het verweer

4.1.
Soliede verweert zich tegen het verzoek. Voor zover van belang zal daarop worden ingegaan bij de beoordeling van het verzoek.

5.De beoordeling

5.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat de tweede arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van rechtswege zou eindigen op 30 april 2023. Vaststaat dat partijen vanaf 15 maart 2023 op initiatief van Soliede hebben gesproken over voortzetting van de arbeidsverhouding op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, dat zij die voortzetting aanvankelijk allebei nastreefden, maar dat het daarvan uiteindelijk niet is gekomen. [eiser] heeft in het kader van het einde van de arbeidsrelatie vergoedingen en betalingen verzocht en de vraag die de kantonrechter moet beantwoorden is of de door [eiser] verzochte bedragen moeten worden toegewezen.
transitievergoeding
5.2.
Uit artikel 7:673 lid 1 sub a, onder 3 BW volgt dat de werkgever aan de werknemer een transitievergoeding verschuldigd is indien – kort gezegd – de arbeidsovereenkomst na een einde van rechtswege op initiatief van de werkgever niet aansluitend is voortgezet. [eiser] stelt dat Soliede de transitievergoeding is verschuldigd, omdat de situatie zoals in dit artikellid zich voordoet.
5.3.
Soliede betwist dit. Het standpunt van Soliede is dat zij [eiser] op 15 maart 2023 (2.7) een onvoorwaardelijk aanbod tot een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd met betere arbeidsvoorwaarden heeft gedaan. [eiser] heeft dit aanbod niet geaccepteerd, waardoor de arbeidsovereenkomst op initiatief van [eiser] niet is voortgezet. Soliede voert aan dat zij hierdoor geen transitievergoeding is verschuldigd aan [eiser]. Voor het geval Soliede wel een transitievergoeding verschuldigd is, bedraagt deze niet € 2.523,45 bruto, maar € 2.399,99 bruto, aldus Soliede.
op wiens initiatief is de arbeidsovereenkomst geëindigd?
5.4.
Of Soliede de transitievergoeding moet betalen is afhankelijk van het antwoord op de vraag op wiens initiatief de arbeidsovereenkomst is geëindigd. Vrijwel direct nadat Soliede [eiser] een aanbod heeft gedaan voor een aansluitende arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd (2.7), heeft [eiser] daarop positief gereageerd (2.8). De insteek van beide partijen was dus voortzetting van de arbeidsrelatie. Vervolgens hebben partijen twee gesprekken gevoerd over de voorwaarden van deze arbeidsovereenkomst, namelijk op 29 maart en 3 april 2023 (2.9, 2.11). De lezingen van partijen over wat er tijdens deze gesprekken is besproken, of afgesproken, lopen uiteen. [eiser] stelt dat de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd een ongunstigere verlofregeling bevatte, waardoor hij alleen akkoord wilde gaan als Soliede daartegenover een loonsverhoging van € 350,00 per maand zou zetten, ofwel de verlofregeling zou laten vervallen, met een voortzetting van de arbeid onder de oude arbeidsvoorwaarden. Soliede weigerde dit, maar heeft zich aan het einde van het gesprek op 3 april 2023 akkoord verklaard om onder de oude arbeidsvoorwaarden door te gaan, waarna partijen dit hebben beklonken met een boks en een handdruk. Soliede betwist deze lezing van [eiser] en voert aan dat [eiser] ook in dit gesprek heeft gezegd dat hij de arbeidsovereenkomst niet zou ondertekenen. Daarmee heeft [eiser] het op 15 maart 2023 door Soliede gedane voorstel niet aanvaard en is de arbeidsovereenkomst niet tot voortgezet door zijn handelen, aldus Soliede.
5.5.
De kantonrechter stelt vast dat de hierboven genoemde lezingen van partijen uiteenlopen, maar dat tegelijkertijd niet in geschil is dat partijen beide gesprekken zijn ingegaan met de bedoeling om de arbeidsovereenkomst voort te zetten. Zij waren het enkel niet eens over een of enkele ondergeschikte arbeidsvoorwaarden, waarvan het tijdstip waarop [eiser] verlof moest opnemen het belangrijkste geschilpunt was.
5.6.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [eiser] echter aan de gedragingen van Soliede (en het uitblijven van andere gedragingen) na het tweede gesprek het gerechtvaardigd vertrouwen mogen ontlenen dat het dienstverband na het einde van rechtswege zou worden voortgezet, ondanks dat partijen van mening verschilden over het tijdstip van verlofopname. Dit wordt als volgt toegelicht. De leidinggevende van [eiser], [betrokkene 2], heeft [eiser] vier dagen na het gesprek op 3 april 2023 met onderlinge afstemming ingepland voor twee cursusdagen in de maand juni 2023 (na het verstrijken van de bepaalde tijd). Daarnaast heeft Soliede [eiser] bovendien onbetwist op 22 april 2023, vlak voor het einde van de bepaalde tijd, voor het eerst als trainer op een BHV-dag bij de Technische Unie in Alphen aan den Rijn ingedeeld. Soliede heeft tot slot niet betwist dat partijen tussen het gesprek op 3 april 2023 en de berichten van Soliede aan zowel [eiser] zelf (2.14) als het team (2.13) niet meer over de (verlenging van) de arbeidsovereenkomst hebben gesproken, terwijl partijen op onder meer WhatsApp wel andere werkgerelateerde zaken bespraken. Gelet op dit samenstel aan feiten en omstandigheden lag het naar het oordeel van de kantonrechter op de weg van Soliede om, voorafgaand aan het (team)bericht van 24 april 2023, bij [eiser] te verifiëren of hij daadwerkelijk niet verder wilde met Soliede na 30 april 2023, nu niets erop wees dat dit het geval was. In plaats daarvan heeft Soliede [eiser] op 24 april 2023 aan het einde van het gesprek een brief overhandigd, waarin zij heeft geschreven: “Hiermee informeren wij u op grond van artikel 7:668 Burgerlijk Wetboek dat uw huidige arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd niet zal worden verlengd.” Dat betekent dat de kantonrechter het ervoor houdt dat de arbeidsovereenkomst niet is voortgezet op initiatief van Soliede.
5.7.
[eiser] heeft op grond van artikel 7:673 lid 1 sub a, onder 3 BW dus aanspraak op een transitievergoeding. Gelet op artikel 7:673 lid 2 BW bedraagt de transitievergoeding
€ 2.523,45 bruto. De kantonrechter sluit hiermee aan bij de door [eiser] overgelegde berekening. Ter onderbouwing wordt verwezen naar de Nota van toelichting bij het Besluit loonbegrip vergoeding aanzegtermijn en transitievergoeding, waarin staat:
“De basis van de vergoeding voor het niet in acht nemen van de (..) transitievergoeding vormt steeds het loon. Dit wordt berekend door het bruto uurloon te vermenigvuldigen met de overeengekomen arbeidsduur per maand. Dit betreft het voor de betreffende werknemerop dat momentgeldende bruto uurloon”(onderstreping kantonrechter). Met toepassing van artikel 7:686a lid 1 BW zal de gevorderde wettelijke rente over de transitievergoeding worden toegewezen, te rekenen vanaf een maand na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd, dus vanaf 30 mei 2023.
aanzegvergoeding
5.8.
[eiser] stelt dat Soliede op 24 april 2023 plotseling heeft laten weten dat zij de arbeidsovereenkomst na 1 mei 2023 niet wilde voortzetten, terwijl [eiser] er gelet op de feiten en omstandigheden vanuit mocht gaan dat de arbeidsovereenkomst zou worden voortgezet. Volgens [eiser] moet dit bericht worden beschouwd als aanzegging in de zin van 7:668 BW. Omdat de aanzegging daarmee 23 dagen te laat is gedaan, is Soliede een naar rato vergoeding aan [eiser] verschuldigd. Soliede betwist dat [eiser] recht heeft op de aanzegvergoeding. Soliede heeft [eiser] immers al op 15 maart 2023 schriftelijk geïnformeerd over het al dan niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst en de voorwaarden daarvan. Daarmee heeft zij aan haar aanzegverplichting voldaan. Voor het geval de brief van 24 april 2023 wél als (eerste) aanzegging moet worden beschouwd, is de aanzegvergoeding niet € 2.683,41 bruto, maar € 2.683,33 bruto.
5.9.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Soliede tijdig aan haar uit artikel 7:668 lid 1 sub a en b BW voortvloeiende aanzegverplichting voldaan. In de e-mail van 15 maart 2023 heeft Soliede [eiser] immers geïnformeerd over de voorwaarden waaronder zij de arbeidsovereenkomst met [eiser] in eerste instantie wilde voortzetten en niet in geschil is dat [eiser] de concept arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd met daarin alle (nieuwe) voorwaarden in ieder geval heeft ontvangen voorafgaand aan het eerste gesprek dat partijen op 29 maart 2023 hebben gevoerd. De verzochte aanzegvergoeding zal daarom worden afgewezen.
studiekosten(beding) en de verrekening door Soliede
5.10.
Soliede heeft op de eindafrekening een wat haar betreft bestaande vordering uit hoofde van de studie(kosten)overeenkomst ter hoogte van een bedrag van € 6.325,62 in mindering gebracht.
5.11.
[eiser] stelt dat Soliede niet bevoegd was om tot verrekening over te gaan en verzoekt (primair) om voor recht te verklaren dat Soliede geen studieschuld op hem kan verhalen. [eiser] diende op grond van artikel 7 van de arbeidsovereenkomst de instructeursopleiding te volgen en op grond van het bepaalde in artikel 2.4. van het personeelsreglement en artikel 3 van de studieovereenkomst is duidelijk dat Soliede geen enkele grond heeft om terugbetaling van de studiekosten te vorderen bij [eiser].
5.12.
Soliede voert aan dat zij wel degelijk bevoegd was om haar vordering uit hoofde van de studie(kosten)overeenkomst te verrekenen. De overeenkomst heeft geen betrekking op de opleiding die [eiser] nodig had voor de uitoefening van zijn functie, te weten trainer BHV en EHBO. Daarvoor heeft hij aan het begin van zijn dienstverband een interne opleiding van 2 maanden gekregen. De kosten daarvan, twee maandsalarissen, verhaalt Soliede niet op [eiser]. De bepaling onder C van het personeelsreglement dient aldus te worden gelezen dat alle studiekosten worden overgenomen door de werkgever indien een tijdelijk contract niet wordt verlengd op initiatief van de werkgever. Bepaling D, die direct onder bepaling C staat, regelt namelijk dat Soliede en de medewerker in verband met de vergoeding en eventuele verrekening/terugbetaling van de studiekosten een studieovereenkomst zullen sluiten. Dit hebben partijen gedaan. In de artikelen 1 en 3 van deze studieovereenkomst is bepaald dat als de arbeidsovereenkomst eindigt op initiatief van [eiser], hij de studiekosten moet terugbetalen. Van deze situatie is sprake. Omdat [eiser] zijn diploma heeft behaald op 5 juli 2022, dient hij op grond van artikel 3 van de studieovereenkomst 75% van de kosten, zijnde een bedrag van € 6.325,62, aan Soliede terug te betalen. Soliede heeft [eiser] bij e-mail van 17 mei 2023 zoals gevraagd een specificatie van de studieschuld gestuurd.
uitleg van de studieovereenkomst en het personeelsreglement
5.13.
De kantonrechter stelt vast dat er voor wat betreft de (terug)betaling van studiekosten een discrepantie bestaat tussen de bewoordingen in het personeelsreglement en die in de studieovereenkomst. In het personeelsreglement (2.4) staat opgenomen:
“Indien een tijdelijk arbeidscontract niet wordt verlengd, ongeacht de redenen van het niet verlengen van het arbeidscontract, dienen alle studiekosten overgenomen te worden door de werkgever. (..)”In de studieovereenkomst staat vervolgens opgenomen:
“indien de beëindiging van de arbeidsovereenkomst plaatsvindt of tussentijds wordt beëindigd (op welke wijze dan ook) op initiatief van de werknemer dan geldt het volgende (..)”.
5.14.
De mogelijke uitlegproblemen die door deze discrepantie kunnen optreden, komen naar het oordeel van de kantonrechter voor rekening en risico van Soliede, als opsteller van deze documenten. In de gegeven omstandigheden is er, zoals hiervoor is overwogen, overigens geen sprake van de in de studieovereenkomst genoemde situatie van beëindiging van de arbeidsovereenkomst op initiatief van [eiser]. Alleen daarom al komen de studiekosten op grond van het personeelsreglement voor rekening van Soliede. Deze uitkomst is naar het oordeel van de kantonrechter ook redelijk, gelet op het feit dat Soliede [eiser] (onbetwist) nooit ervoor heeft gewaarschuwd dat de gemaakte studiekosten bij het einde van de arbeidsovereenkomst (op zijn initiatief) op hem zouden worden verhaald. Daarnaast speelt ook nog een rol dat in het voorliggende geval sprake lijkt te zijn van noodzakelijke scholing in de zin van artikel 7:611a lid 1 BW, waardoor (ook) deze scholing op grond van lid 2 van hetzelfde artikel voor rekening van Soliede zou moeten komen. Soliede heeft immers niet betwist dat [eiser] de opleiding tot instructeur diende te volgen op grond van artikel 7 van de arbeidsovereenkomst. Op voorhand valt niet in te zien waarom de door [eiser] gevolgde opleidingen bij het veiligheidsinstituut.nl, ‘ABCD EHBO’, ‘herexamen didactiek’ en ‘ABCD extra training’
nietnoodzakelijk zouden zijn voor het kunnen (blijven) uitoefenen van de functie, in het geval van [eiser] ‘trainer BHV en EHBO’.
5.15.
De verzochte verklaring voor recht zal gezien het voorgaande worden toegewezen zoals verwoord onder de beslissing. Dit brengt mee dat Soliede geen beroep toekwam op artikel 6:127 BW en zij niet bevoegd was om de ‘studieschuld’ op de eindafrekening in mindering te brengen, zoals zij heeft gedaan (2.19).
achterstallig salaris en wettelijke verhoging
5.16.
Gelet op de conclusie onder 5.15 heeft Soliede haar niet-bestaande vordering uit hoofde van de studieovereenkomst ten onrechte verrekend met het salaris over de maand april 2023 (€ 3.500,00 bruto + 8% vakantiegeld). Soliede zal daarom alsnog het salaris over de maand april 2023 aan [eiser] moeten voldoen. De kantonrechter gaat voorbij aan het verweer van Soliede dat de verzochte wettelijke verhoging over dit bedrag moet worden afgewezen, omdat deze haar nut zou hebben verloren. De prikkel om het salaris te betalen gaat namelijk niet enkel verloren omdat de arbeidsovereenkomst is geëindigd. Dat geldt in deze situatie temeer, omdat Soliede bij haar onterecht gedane beroep op verrekening eveneens ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de beslagvrije voet, waardoor [eiser] meteen in betalingsproblemen is terechtgekomen. De verzochte maximale wettelijke verhoging zal daarom worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente over de wettelijke verhoging wordt afgewezen, omdat Soliede terecht aanvoert dat [eiser] hem daartoe in gebreke had moeten stellen en gesteld, noch gebleken is dat [eiser] dit heeft gedaan.
(stuiting van) de vakantie-uren en vakantietoeslag
5.17.
[eiser] heeft verzocht om 96 openstaande vakantie-uren uit te betalen, waarvan er onbetwist 32 stammen uit het jaar 2022. [eiser] erkent dat de vervaltermijn voor deze uren 1 juli 2023 is, maar hij betoogt dat dit verzoekschrift als een expliciete stuitingshandeling moet worden beschouwd. Over 2023 maakt [eiser] aanspraak op 64 opgebouwde, maar niet genoten vakantie-uren. [eiser] maakt tot slot aanspraak op de opgebouwde vakantietoeslag ter hoogte van een bedrag van € 3.080,00.
5.18.
Soliede voert onder verwijzing naar door haar overgelegde verlofkaarten uit de jaren 2021 tot en met 2023 aan dat [eiser] bij het einde van de arbeidsovereenkomst nog 58,62 verlofuren en 1,63 uur ‘tijd voor tijd’ had openstaan. De verlofuren over het jaar 2022 zijn vervallen, omdat een vervaltermijn niet kan worden gestuit, aldus Soliede. De vakantietoeslag is door [eiser] verkeerd berekend en komt neer op een bedrag van
€ 3.048,54 bruto. Zowel de vordering uit hoofde van de vakantie-uren als die uit hoofde van de vakantietoeslag is teniet gegaan, omdat Soliede deze heeft verrekend met de vordering van Soliede uit hoofde van de studieovereenkomst.
5.19.
De kantonrechter stelt voorop dat tussen partijen niet in geschil is dat 1 juli 2023 voor de 32 vakantie-uren een vervaltermijn is. Zo’n vervaltermijn kan, uitzonderingen daargelaten, niet worden gestuit. [eiser] heeft onvoldoende gemotiveerd gesteld waarom de termijn in dit specifieke geval wel gestuit kon worden. Dit betekent dat de vakantie-uren over 2022 met ingang van 1 juli 2023 zijn vervallen en [eiser] de betaling daarvan niet meer kan vorderen. Het verzoek zal in zoverre worden afgewezen. De kantonrechter zal over het jaar 2023 uitgaan van het door [eiser] genoemde positieve verlofsaldo van 62,25 verlofuren, omdat de door hem genoemde medische bezoeken op grond van het personeelsreglement onbetwist met behoud van salaris mochten plaatsvinden. Daarmee zal een bedrag van € 1.251,85 bruto worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 mei 2023. De vordering is gelet op het onterechte beroep op verrekening niet teniet gegaan.
5.20.
Datzelfde geldt voor de verzochte vakantietoeslag. Deze zal dan ook worden toegewezen, maar slechts tot het door Soliede genoemde bedrag, aangezien [eiser] deze berekening van Soliede niet (meer) heeft betwist. De wettelijke rente over dit bedrag zal worden toegewezen als verzocht.
schadevergoeding
5.21.
[eiser] stelt dat hij zijn vaste lasten niet heeft kunnen voldoen doordat Soliede over de maand april 2023 helemaal geen loon heeft uitbetaald. Deze handelswijze van Soliede is volgens [eiser] verwijtbaar en in strijd met goed werkgeverschap, zodat Soliede op grond van artikel 7:611 BW schadeplichtig is tegenover [eiser]. [eiser] acht een vergoeding van € 2.000,00 netto gerechtvaardigd als compensatie van de financiële problemen en de onnodig hoge kosten die Soliede voor [eiser] heeft veroorzaakt en nog veroorzaakt. Soliede betwist dat [eiser] schade heeft geleden en zij daarvoor aansprakelijk is.
5.22.
De kantonrechter wijst de verzochte schadevergoeding af. In rechtsoverweging 5.16 is al overwogen dat Soliede rekening had moeten houden met de beslagvrije voet. Mede hierdoor is de maximale wettelijke verhoging over het achterstallig salaris toegewezen. Hiermee acht de kantonrechter het geleden financieel nadeel voldoende gecompenseerd en ziet zij geen aanleiding Soliede daarbovenop te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding aan [eiser], nog daargelaten dat [eiser] de omvang van zijn schade onvoldoende heeft onderbouwd.
eindafrekening
5.23.
Het verzoek tot het verstrekken van een deugdelijke eindafrekening wordt toegewezen. De verzochte dwangsom wordt echter afgewezen omdat de kantonrechter er vanuit gaat dat Soliede vrijwillig aan de veroordeling tot het verstrekken van de eindafrekening zal voldoen.
proceskosten
5.24.
De proceskosten komen voor rekening van Soliede, omdat zij grotendeels ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt Soliede tot betaling aan [eiser] van een transitievergoeding van
€ 2.523,45 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 30 mei 2023 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.2.
verklaart voor recht dat Soliede geen studieschuld op [eiser] kan verhalen;
6.3.
veroordeelt Soliede tot betaling aan [eiser] van het achterstallige loon van
€ 3.500,00 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 mei 2023 tot de dag van algehele voldoening;
6.4.
veroordeelt Soliede tot betaling aan [eiser] van de wettelijke verhoging van 50%
over het onder 6.3 toegewezen bedrag, zijnde een bedrag van € 1.890,00 bruto;
6.5.
veroordeelt Soliede tot betaling aan [eiser] van de opgebouwde, niet genoten
vakantie-uren, zijnde een bedrag van € 1.251,85 bruto, te verhogen met de wettelijke rente
vanaf 1 mei 2023 tot de dag van algehele voldoening;
6.6.
veroordeelt Soliede tot betaling aan [eiser] van de vakantietoeslag van € 3.048,54 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 mei 2023 tot de dag van algehele voldoening;
6.7.
veroordeelt Soliede om [eiser] binnen één maand na deze beschikking een deugdelijk gespecificeerde eindafrekening te verstrekken;
6.8.
veroordeelt Soliede tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [eiser] tot en met vandaag vaststelt op € 1.485,00, te weten:
griffierecht € 693,00;
salaris gemachtigde € 792,00 (2 punten ad € 396,00);
6.9.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.10.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door W. Aardenburg, kantonrechter en op 11 oktober 2023 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter