ECLI:NL:RBNHO:2023:10077

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 oktober 2023
Publicatiedatum
11 oktober 2023
Zaaknummer
10116199 \ CV EXPL 22-4587
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kwalificatie van een overeenkomst voor een teambuilding personeelsweekend als pakketreisovereenkomst met gevolgen voor beëindiging en terugbetaling

In deze zaak heeft de kantonrechter op 11 oktober 2023 uitspraak gedaan over de kwalificatie van een overeenkomst tussen een rechtspersoon en een organisator voor een teambuilding personeelsweekend. De overeenkomst werd door de kantonrechter aangemerkt als een pakketreisovereenkomst, wat betekent dat de klant de overeenkomst kan beëindigen zonder een beëindigingsvergoeding te hoeven betalen. De zaak volgde op een tussenvonnis van 12 april 2023, waarin de kantonrechter al had geoordeeld dat er sprake was van een pakketreisovereenkomst. De overeenkomst omvatte de organisatie van een personeelsweekend in een landhuis in de Belgische Ardennen, dat door de coronapandemie meerdere keren moest worden verplaatst. Uiteindelijk heeft de klant de overeenkomst op 13 december 2021 opgezegd. De kantonrechter oordeelde dat de klant dit kosteloos kon doen, omdat er sprake was van een ingrijpende wijziging van de overeenkomst. De kantonrechter heeft de vordering van de klant tot terugbetaling van de aanbetaling en nevenvorderingen toegewezen, evenals de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De proceskosten werden toegewezen aan de gedaagde partij, Gimago B.V., omdat deze ongelijk kreeg in de procedure.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 10116199 \ CV EXPL 22-4587 IL
Uitspraakdatum: 11 oktober 2023
Eindvonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser]
gevestigd te [kantoorplaats]
eiseres
verder te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. L. van Keulen
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Gimago B.V.
gevestigd te [kantoorplaats]
gedaagde
verder te noemen: Gimago
gemachtigde: Stichting Univé Rechtshulp
De zaak in het kort
Deze zaak gaat - na tussenvonnis - nog om de vraag hoe de overeenkomst tussen partijen moet worden gekwalificeerd en wat de gevolgen daarvan zijn. De kantonrechter merkt de overeenkomst over de organisatie van een teambuilding personeelsweekend aan als een pakketreisovereenkomst. Dit heeft tot gevolg dat de klant de overeenkomst kan beëindigen zonder betaling van een beëindigingsvergoeding. De kantonrechter wijst de vordering van de klant tot terugbetaling van de aanbetaling en de nevenvorderingen daarom toe.

1.Het procesverloop

1.1.
De kantonrechter heeft op 12 april 2023 een tussenvonnis gewezen en partijen in de gelegenheid gesteld zich nader uit te laten.
1.2.
Partijen hebben vervolgens ieder een akte genomen en daarna een antwoordakte.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De kantonrechter blijft bij wat in het tussenvonnis is overwogen en beslist.
2.2.
De kantonrechter heeft in het tussenvonnis voorlopig geoordeeld dat sprake is van een pakketreisovereenkomst en partijen in de gelegenheid gesteld zich over die kwalificatie en de gevolgen daarvan uit te laten. Naar aanleiding van de aanvullende standpunten van partijen oordeelt de kantonrechter als volgt.
Er is sprake van een pakketreis
2.3.
Partijen zijn het erover eens dat de overeenkomst betrekking heeft op ten minste twee verschillende soorten reisdiensten, namelijk de accommodatie en andere toeristische activiteiten. De kantonrechter is het hiermee eens. De accommodatie is een reisdienst, omdat de reis op basis van eigen vervoer is en de accommodatie dus niet wezenlijk deel uitmaakt van personenvervoer. [1] De afgesproken groepsactiviteiten zijn andere toeristische diensten die niet wezenlijk deel uitmaken van de andere reisdienst. [2] Het gaat om een zelfstandige dienst, omdat de groepsactiviteiten (naast de accommodatie) een essentieel kenmerk van de reis vormen. Het doel van het personeelsweekend is teambuilding en de groepsactiviteiten zijn daarvoor bedoeld. [3] De activiteiten duiden op amusement en genot en zijn daarmee duidelijk toeristisch van aard.
2.4.
Gimago heeft twee soorten reisdiensten voor dezelfde reis in een overeenkomst aangeboden voor een totaalprijs. Er is dan ook sprake van een pakketreis. [4]
[eiser] is een reiziger en Gimago is een handelaar
2.5.
In geschil is of [eiser] kan worden aangemerkt als ‘reiziger’ [5] . Gimago voert aan dat dit niet het geval is, omdat sprake is van een bedrijf dat bedrijfsmatig op basis van een algemene overeenkomst voor een specifieke periode met Gimago een bedrijfsevenement heeft geboekt. [eiser] stelt dat de zakelijke reiziger als ‘reiziger’ kwalificeert en betwist dat sprake is van een algemene overeenkomst voor zakenreizen. Gimago heeft haar standpunt tegenover deze betwisting van [eiser] niet nader onderbouwd. Uit het dossier blijkt niet dat [eiser] heeft gehandeld op basis van een algemene overeenkomst voor zakenreizen. [6] De kantonrechter neemt daarom aan dat [eiser] als rechtspersoon - anders dan op basis van een algemene overeenkomst voor zakenreizen - speciaal voor het personeelsweekend de pakketreisovereenkomst heeft gesloten voor haar personeelsleden als feitelijke reizigers. Hierbij geldt dat het begrip reiziger ook rechtspersonen omvat mits sprake is van een van tevoren samengestelde pakketreis die wordt aangeboden door een organisator. Rechtspersonen en zakelijke reizigers genieten daardoor dezelfde bescherming als de toeristische reizigers. [eiser] is dan ook aan te merken als reiziger.
2.6.
Niet in geschil is dat Gimago als organisator van de pakketreis is aan te merken als handelaar. [7] Zij heeft de reis samengesteld en aangeboden en handelt met betrekking tot de overeenkomst met [eiser] .
Er is daarom sprake van een pakketreisovereenkomst
2.7.
De overeenkomst tussen partijen kwalificeert daarom als een pakketreisovereenkomst.
2.8.
Deze overeenkomst omvatte aanvankelijk de organisatie van een personeelsweekend in een landhuis in Jupille in de Belgische Ardennen van 19 tot en met 21 juni 2020. Dit personeelsweekend is in verband met de coronapandemie in overleg verplaatst naar het weekend van 11 tot en met 13 juni 2021 (de eerste wijziging). Het personeelsweekend in het landhuis in Jupille kon in juni 2021 weer niet doorgaan in verband met de coronapandemie. Partijen waren het op zich eens met een verplaatsing van het personeelsweekend naar juni 2022 maar op die datum was het landhuis niet beschikbaar, zodat Gimago de overeenkomst niet ongewijzigd kan uitvoeren. Ondanks overleg over een andere locatie is er daarna geen overeenstemming tussen partijen bereikt over een wijziging. De overeenkomst ging laatstelijk dus om de organisatie van het personeelsweekend in het landhuis in Jupille in juni 2021.
2.9.
[eiser] heeft deze overeenkomst op 13 december 2021 opgezegd. Ter beoordeling staat of [eiser] dit kosteloos kon doen. Naar het oordeel van de kantonrechter is dat het geval.
[eiser] is geen beëindigingsvergoeding verschuldigd
2.10.
Gimago voert in de akte aan dat geen sprake is van een wijziging van de overeenkomst op haar initiatief maar op initiatief van [eiser] , omdat [eiser] heeft verzocht om op zoek te gaan naar een alternatieve locatie omdat de beschikbaarheid een jaar later te beperkt was en in verband met de uitbreiding van het personeelsbestand. Volgens Gimago had zij op de eerste locatie (Jupille) alles in kannen en kruiken, was deze ook geschikt voor het uitgebreide personeelsbestand en had zij geen enkele reden om uit te wijken naar een alternatieve locatie. Met dit standpunt gaat Gimago eraan voorbij dat zij de overeenkomst niet (ongewijzigd) kon nakomen, eerst (ten aanzien van de verblijfdatum juni 2021) niet vanwege de coronapandemie en daarna (ten aanzien van de verblijfdatum juni 2022) niet omdat het landhuis in Jupille niet beschikbaar was. Deze omstandigheden komen op zich voor haar rekening en risico als organisator van de reis. Daarbij kan Gimago niet aan [eiser] tegenwerpen dat zij niet is ingegaan op het aanbod van een vervangende reis, omdat het [eiser] vrij stond daarop niet in te gaan. [8]
2.11.
Dat betekent dat het nieuwe voorstel over een alternatieve locatie in juni 2022, dat Gimago op 30 september 2021 aan [eiser] heeft gedaan, in feite een voorstel tot wijziging van de overeenkomst betreft. Deze wijziging ziet op de datum waarover partijen het op zichzelf al eens waren (juni 2022) en een alternatieve accommodatie op een andere locatie. Anders dan Gimago is de kantonrechter dan ook van oordeel dat sprake is van een wijziging van de reisovereenkomst in de zin van artikel 7:508 lid 2 BW.
2.12.
De kantonrechter is met [eiser] van oordeel dat het een ingrijpende wijziging betreft. De accommodatie (het landhuis in Jupille) geldt namelijk als een van de voornaamste kenmerken van de reisdiensten. [9] [eiser] heeft destijds bewust gekozen voor deze accommodatie. Dat zij inmiddels andere wensen had omdat het personeelsbestand was uitgebreid, maakt de aard van de wijziging niet anders. Zoals gezegd was het landhuis in Jupille volgens Gimago immers ook geschikt voor het uitgebreide personeelsbestand.
2.13.
Dit heeft tot gevolg dat [eiser] binnen een door Gimago bepaalde redelijke termijn de overeenkomst kan beëindigen zonder betaling van een beëindigingsvergoeding. [10] In dit kader is van belang dat Gimago [eiser] onverwijld in kennis had moeten stellen van (onder andere) een redelijke termijn waarbinnen [eiser] Gimago in kennis moet stellen van haar besluit hierover en de gevolgen van het feit dat [eiser] niet binnen die termijn heeft kunnen antwoorden. [11] [eiser] heeft onweersproken gesteld dat Gimago haar hierover niet heeft geïnformeerd. In deze omstandigheden kan Gimago, die haar eigen informatieplicht heeft verzaakt, nu niet aan [eiser] tegenwerpen dat zij de overeenkomst niet meteen na ontvangst van het nieuwe voorstel heeft beëindigd. De kantonrechter acht de door [eiser] in acht genomen termijn in de omstandigheden van dit geval overigens redelijk.
2.14.
Het gevolg hiervan is dat Gimago alle door [eiser] betaalde bedragen onverwijld en in elk geval uiterlijk veertien dagen nadat de overeenkomst is beëindigd, aan [eiser] moet terugbetalen. [12] Gimago heeft de door haar in rekening gebrachte vergoeding dus ten onrechte verrekend met de aanbetaling van [eiser] .
Conclusie
2.15.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van [eiser] in hoofdsom zal toewijzen (€ 11.153,00).
2.16.
[eiser] maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. [eiser] heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten € 887,53 komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen, als volgt.
2.17.
De vordering van de wettelijke handelsrente over de hoofdsom is niet weersproken en zal daarom worden toegewezen zoals gevorderd.
2.18.
De proceskosten komen voor rekening van Gimago, omdat zij ongelijk krijgt. Voor de akte en antwoordakte van [eiser] na het tussenvonnis wordt in totaal 0,5 procespunt toegekend, waardoor het salaris voor de gemachtigde uitkomt op € 990,00 (2,5 procespunten à € 396,00).
2.19.
De kantonrechter zal de gevorderde nakosten (die worden begroot op € 132,00 en, als betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, de explootkosten van betekening van het vonnis) niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling vermelden. Volgens vaste rechtspraak [13] levert een kostenveroordeling namelijk ook voor de nakosten een executoriale titel op.
2.20.
De gevorderde rente over de proceskosten zal worden toegewezen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt Gimago tot betaling aan [eiser] van € 12.140,53, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 11.253,00 vanaf 13 december 2021 tot aan de dag van de gehele betaling;
3.2.
veroordeelt Gimago tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [eiser] tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 108,41
griffierecht € 514,00
salaris gemachtigde € 990,00,
vermeerderd met de wettelijke rente over de proceskosten vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.H. Lips, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Artikel 7:500 onder a onder ii van het Burgerlijk Wetboek (BW).
2.Artikel 7:500 onder a onder iv BW.
3.De tenzij-bepaling van artikel 7:500 onder b BW is daarom niet van toepassing.
4.Artikel 7:500 onder b BW.
5.Artikel 7:500 onder f BW.
6.Artikel 7:501 lid 2 onder c BW.
7.Artikel 7:500 onder g BW.
8.Artikel 6:45 BW.
9.Artikel 7:502 lid 1 onder a (sub 1 en 3) BW.
10.Artikel 7:508 lid 2 BW.
11.Artikel 7:508 lid 3 BW.
12.Artikel 7:508 lid 5 BW.
13.zie HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853