ECLI:NL:RBNHO:2023:10044

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 september 2023
Publicatiedatum
10 oktober 2023
Zaaknummer
22_5413
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen niet-ontvankelijk verklaring van WIA-uitkering

In deze zaak heeft eiser op 5 juli 2022 een bezwaarschrift ingediend via 'Mijn UWV' tegen een besluit van verweerder, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, dat zijn bezwaar niet-ontvankelijk verklaarde. Dit besluit volgde op een eerdere beslissing van 20 juni 2022, waarin eiser met ingang van 1 mei 2022 recht op een WIA-uitkering werd toegekend. Eiser had echter niet volledig aangegeven waarom hij het niet eens was met deze beslissing, wat leidde tot de niet-ontvankelijk verklaring van zijn bezwaar op 22 augustus 2022. De rechtbank heeft op 29 september 2023 de zaak behandeld en geconcludeerd dat het beroep van eiser gegrond is. De rechtbank oordeelde dat de motivering van het bezwaarschrift, hoewel summier, voldoende was om aan de wettelijke vereisten te voldoen. De rechtbank vernietigde het besluit van verweerder en droeg hen op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, met inachtneming van deze uitspraak. Tevens werd verweerder veroordeeld tot betaling van het griffierecht en proceskosten aan eiser.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 22/5413
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 september 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. S.P. Mahabier),
en
de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: mr. D. Brandt-van Es).

Zitting

De rechtbank heeft het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van verweerder van 22 augustus 2022 op 29 september 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van verweerder.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan. De motivering van die uitspraak vermeldt de rechtbank hierna onder de beslissing.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 22 augustus 2022;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag nadat de termijn om hoger beroep in te stellen ongebruikt is verstreken, of als hoger beroep wordt ingesteld, na de dag nadat daarop is beslist, een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 50,00 aan eiser moet vergoeden;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 837,00 aan proceskosten aan eiser.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van 22 augustus 2022 om zijn bezwaar tegen het primaire besluit van 20 juni 2022 niet-ontvankelijk te verklaren.
1.1.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 29 september 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van verweerder.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiser heeft zich op 1 maart 2019 ziek gemeld.
3. Eiser heeft op 16 december 2021 een herbeoordeling WIA aangevraagd omdat zijn gezondheid is verslechterd.
4. In het (primaire) besluit van 20 juni 2022 is aan eiser kenbaar gemaakt dat hij met ingang van 1 mei 2022 recht heeft op een WIA-uitkering van € 875,44 bruto per maand, exclusief vakantiegeld.
5. Op 5 juli 2022 heeft eiser bezwaar aangetekend tegen dit besluit.
6. Bij brief van 6 juli 2022 laat verweerder aan eiser weten dat zij het bezwaarschrift niet in behandeling kunnen nemen omdat het niet compleet is: eiser heeft volgens verweerder niet aangegeven waarom hij het niet eens is met de beslissing. In de brief staat voorts dat verweerder tot uiterlijk 3 augustus 2022 de tijd heeft om het bezwaarschrift compleet te maken en dat deze termijn niet wordt verlengd. Bij te laat reageren kan het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk worden verklaard.
7. Bij beslissing op bezwaar van 22 augustus 2022 heeft verweerder het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard, omdat hij deze niet binnen de gestelde termijn heeft aangevuld.

Beoordeling door de rechtbank

8. De rechtbank is van oordeel dat het beroep gegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
9. Ingevolge artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dient het bezwaarschrift de gronden van het bezwaar te bevatten.
10. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep [1] (de Raad) worden in het algemeen geen hoge eisen aan de motivering van een bezwaarschrift gesteld. Dit brengt mee dat in de regel ook van een in het bezwaarschrift gegeven summiere motivering van het bezwaar zal kunnen worden aangenomen dat daarmee is voldaan aan het vereiste van artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb. Dit neemt echter niet weg dat het bezwaarschrift - hoe summier ook verwoord - een concrete bezwaargrond dient te bevatten. Hiermee wordt een feitelijke grond bedoeld, waaronder de Raad verstaat een standpunt ten aanzien van de overwegingen van het bestreden besluit waarmee duidelijkheid wordt verschaft over het punt, dan wel de punten, waarmee de indiener van het bezwaarschrift het niet eens is.
11. Eiser heeft op 5 juli 2022 via “Mijn UWV” een digitaal formulier Bezwaarschrift ingediend. Onder het kopje “Reden van uw bezwaar” heeft eiser de vraag “Is reden medisch” met “Ja” beantwoord.
12. Naar de oordeel van de rechtbank kan dit niet anders worden opgevat dan als een standpunt ten aanzien van het bestreden besluit waarmee eiser het niet eens is, namelijk het medisch oordeel van de verzekeringsarts. Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder aangegeven dat de werkwijze van verweerder aldus is dat na invulling van het digitale formulier, uit privacy overwegingen, bij nadere brief wordt verzocht om aan te geven waarom de belanghebbende het niet eens is met de beslissing. Wat daarvan zij, het standpunt dat bij het achterwege laten daarvan, het bezwaarschrift niet voldoet aan de wettelijke vereisten, kan – in dit geval - niet als juist worden aanvaard.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is gegrond. Dit betekent dat verweerder ten onrechte het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk heeft verklaard. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit.
9. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht dat verweerder een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank geeft verweerder hiervoor zes weken. Deze termijn gaat op grond van artikel 8:106 van de Algemene wet bestuursrecht pas lopen als de termijn om hoger beroep in te stellen is verstreken of, als hoger beroep wordt ingesteld, als daarop is beslist.
10. Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht aan eiser vergoeden en krijgt eiser ook een vergoeding van zijn proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 837,00, omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.
11. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 29 september 2023 door mr. M. Jurgens, rechter, in aanwezigheid van mr. K. Hoogkamer, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.zie bijvoorbeeld de uitspraak van 24 december 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:4418.