ECLI:NL:RBNHO:2023:10037

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 oktober 2023
Publicatiedatum
10 oktober 2023
Zaaknummer
10344133 CV EXPL 23-1043
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van huurkoopovereenkomsten en vorderingen tot betaling van achterstallige termijnen en kosten

In deze zaak heeft De Lage Landen Vendorlease B.V. (DLL) een vordering ingesteld tegen een gedaagde die een eenmanszaak exploiteert. DLL heeft twee huurkoopovereenkomsten gesloten met de gedaagde voor de lease van een graafmachine en een aanhangwagen. De gedaagde heeft vanaf augustus 2021 de huurkooptermijnen niet tijdig betaald en vanaf oktober 2022 helemaal niet meer. DLL heeft de overeenkomsten op 28 november 2022 ontbonden en de achterstallige termijnen opgeëist. De kantonrechter heeft vastgesteld dat DLL eigenaar is van de objecten en dat de gedaagde verplicht is om de achterstallige huurkooptermijnen, vertragingsrente, buitengerechtelijke kosten en beslagkosten te betalen. De kantonrechter heeft de vorderingen van DLL toegewezen, inclusief de proceskosten, en verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10344133 CV EXPL 23-1043
Uitspraakdatum: 18 oktober 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
De Lage Landen Vendorlease B.V.
gevestigd te Eindhoven
eiseres
verder te noemen: DLL
gemachtigde: mr. D.C.P. Sars
tegen
[gedaagde]
wonende te [plaats] , gemeente [gemeente] ,
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde] .

1.Het procesverloop

1.1.
DLL heeft bij dagvaarding van 9 februari 2023 vorderingen tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft mondeling geantwoord.
1.2.
Op 26 september 2023 heeft een zitting plaatsgevonden. [gedaagde] was daarbij niet aanwezig. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat DLL ter toelichting van haar standpunten naar voren heeft gebracht.

2.De feiten

2.1.
DLL is een leasemaatschappij.
2.2.
[gedaagde] exploiteert onder de naam [bedrijf] een eenmanszaak die zich richt op dienstverlening voor het fokken en houden van dieren en dienstverlening voor akker- en/of tuinbouw.
2.3.
In juni en juli 2020 hebben DLL en [gedaagde] twee “financiële lease-huurkoopovereenkomsten” gesloten (hierna samen ook: “de Overeenkomsten” en afzonderlijk: “overeenkomst 1” en “overeenkomst 2”).
2.4.
Op grond van overeenkomst 1 heeft DLL een graafmachine van het merk Kubota (hierna: “de graafmachine”) aan [gedaagde] ter beschikking gesteld tegen een eenmalige betaling van € 5.040,- en betaling van 60 maandelijkse huurkooptermijnen van € 447,76 ex btw.
2.5.
Op grond van overeenkomst 2 heeft DLL een aanhangwagen van het merk Ifor Williams (hierna: “de aanhangwagen”) aan [gedaagde] ter beschikking gesteld tegen een eenmalige betaling van € 785,40,- en betaling van 60 maandelijkse huurkooptermijnen van € 77,78 ex btw.
2.6.
In de Overeenkomsten is opgenomen dat de eigendom van de graafmachine en de aanhangwagen (hierna samen te noemen: “de Objecten”) na betaling van al hetgeen [gedaagde] uit hoofde van overeenkomst 1 respectievelijk overeenkomst 2 aan DLL verschuldigd is overgaat op [gedaagde] .
2.7.
Op de Overeenkomsten zijn de door DLL gehanteerde Algemene Voorwaarden Financiële Lease-Huurkoop versie 2011-2 (hierna: “AV”) van toepassing. De AV houden – voor zover van belang – het volgende in:
“BETALINGEN
7. De termijnen dienen stipt per vervaldatum te worden voldaan op de door [betrokkene] daartoe aangegeven rekening bij een bankinstelling binnen Nederland. (…)
(…)
9. Indien Klant in gebreke blijft met de tijdige betaling van een termijn, dan wel enig ander door hem uit hoofde van de Overeenkomst verschuldigd bedrag, zal hij hierover een vertragingsrente verschuldigd zijn gelijk aan
1,5 % per maand of de geldende wettelijke rente indien die hoger mocht zijn dan voormeld percentage, te rekenen vanaf de vervaldag tot en met de dag der betaling, waarbij een gedeelte van een maand voor een gehele maand wordt gerekend.
(…)
VERVROEGDE OPEISBAARHEID
11. Al hetgeen door Klant aan [betrokkene] verschuldigd is, is ineens en direct opeisbaar indien;
a. a) Klant een op hem rustende verplichting jegens [betrokkene] niet nakomt, (…)
KOSTEN INVORDERING
12. Alle kosten door [betrokkene] gemaakt ter uitvoering en behoud van haar rechten, waaronder begrepen zonder daartoe te zijn beperkt (…) gerechtelijke en buitengerechtelijke invorderingskosten, zijn voor rekening van Klant. De buitengerechtelijke invorderingskosten worden gesteld op tien procent (10%) van het totale bedrag van de niet betaalde verschenen en nog niet verschenen termijnen, met een minimumbedrag van EUR 250,-. (…)
(…)
EIGENDOM
18. Het Object is eigendom van [betrokkene] . (…)
(…)
ONTBINDING TUSSENTIJDSE BEËINDIGING
49. [betrokkene] is gerechtigd om zonder nadere ingebrekestelling en zonder rechterlijke tussenkomst de Overeenkomst terstond te ontbinden, zoals genoemd in de gevallen van artikel 11 (vervroegde opeisbaarheid). Ingeval van zodanige ontbinding zal [betrokkene] het Object onmiddellijk tot zich kunnen nemen en is Klant aan [betrokkene] een vergoeding verschuldigd gelijk aan het bedrag van het totaal van de termijnen die Klant bij het in stand blijven van de Overeenkomst gehouden zou zijn geweest te voldoen, vermeerderd met:
  • de kosten vermeld in artikel 12 (kosten invordering) en
  • een positief verschil tussen de waarde van het Object en het totaal van de termijnen die Klant bij het in stand blijven van de Overeenkomst gehouden zou zijn geweest te voldoen.
Deze vergoeding laat het recht van [betrokkene] om schadevergoeding te vorderen onverlet.
Bij tussentijdse beëindiging van de Overeenkomst, dient Klant terstond bij het einde van de Overeenkomst voor eigen rekening en risico het Object compleet, gebruiksklaar en in goede staat van onderhoud en vrij van schade af (te doen) leveren op een door [betrokkene] aangegeven adres in Nederland. Bij niet nakoming van deze verplichting door Klant is [betrokkene] bevoegd om voor rekening van Klant het Object zelf weer in bezit te (doen) nemen. De daaraan verbonden kosten alsmede eventuele kosten van achterstallig onderhoud en/of herstel van schade zijn voor rekening van Klant. (…)”
2.8.
Vanaf 11 augustus 2021 heeft [gedaagde] de huurkooptermijnen structureel te laat betaald. Vanaf oktober 2022 heeft [gedaagde] helemaal niet meer betaald.
2.9.
DLL heeft [gedaagde] meer sommatiebrieven gestuurd. Op 31 oktober 2022 heeft DLL voor beide overeenkomsten een ingebrekestelling verstuurd met de mededeling dat [gedaagde] voor 7 november 2022 moest betalen.
2.10.
[gedaagde] heeft niet betaald. Op 28 november 2022 heeft DLL de Overeenkomsten ontbonden en de achterstallige termijnen en de restantvordering direct opgeëist.
2.11.
Met verlof van de voorzieningenrechter heeft DLL op 24 januari 2023 conservatoir beslag tot afgifte laten leggen op de graafmachine en de aanhangwagen. Beide objecten zijn (met verlof van de voorzieningenrechter) in gerechtelijke bewaring genomen.

3.De vordering

3.1.
DLL vordert dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad
1. verklaart voor recht dat DLL eigenaar is van de Objecten;
2. [gedaagde] veroordeelt om aan DLL een bedrag te betalen van € 16.587,34;
( a) primair te vermeerderen met de overeengekomen vertragingsrente van 1,5% per maand;
( b) subsidiair te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex art. 6:119a BW;
( c) meer subsidiair te vermeerderen met de wettelijke rente ex art. 6:119 BW;
vanaf de vervaldata van de diverse verschuldigde bedragen, althans vanaf 28 november 2022 (datum ontbinding van de Overeenkomsten), tot aan de dag van algehele betaling;
3. [gedaagde] veroordeelt aan DLL te betalen:
( a) primair de bedongen contractuele buitengerechtelijke invorderingskosten van € 1.658,73;
( b) subsidiair de buitengerechtelijke incassokosten conform de Staffel Buitengerechtelijke Incassokosten (BIK) van € 940,87;
4. [gedaagde] veroordeelt tot betaling aan DLL van de beslagkosten van € 1.870,55 en de advocaatkosten;
5. [gedaagde] veroordeelt in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente daarover;
6. [gedaagde] veroordeelt in de nakosten.
3.2
Aan haar vorderingen legt DLL het volgende ten grondslag. De Overeenkomsten zijn te kwalificeren als huurkoopovereenkomsten. De Objecten die DLL aan [gedaagde] ter beschikking heeft gesteld, bleven aan DLL in eigendom toebehoren, tot het moment dat [gedaagde] al hetgeen op basis van de Overeenkomsten verschuldigd is, geheel zou hebben voldaan. Dat is niet gebeurd en dus is DLL eigenaar gebleven van de Objecten. Ook na aanmaningen is [gedaagde] zijn betalingsverplichtingen op grond van de Overeenkomsten niet volledig nagekomen, en DLL heeft daarom op 28 november 2022 de Overeenkomsten rechtsgeldig buitengerechtelijk ontbonden. [gedaagde] is daarom verplicht de Objecten weer aan DLL terug te geven. De ontbinding van de Overeenkomsten heeft verder tot gevolg dat [gedaagde] (als schadevergoeding voor het verschafte huurgenot) de achterstallige huurkooptermijnen aan DLL moet vergoeden. Daarnaast moet [gedaagde] de nog resterende huurkooptermijnen betalen, die DLL zou hebben ontvangen als [gedaagde] tijdig en volledig de Overeenkomsten was nagekomen, waarbij DLL onder meer verwijst naar art. 49 AV. Het bedrag van de restanttermijnen en de achterstallige termijnen is bij elkaar opgeteld € 16.587,34. DLL vordert daarnaast buitengerechtelijke kosten, die op grond van de AV op een vast bedrag van 10% van het verschuldigde worden gesteld.

7.Het verweer

7.1.
[gedaagde] betwist de vorderingen niet. Hij heeft als reden voor het niet betalen van de huurkooptermijnen gegeven dat zijn vaste opdrachtgever was gestopt met betalen waardoor [gedaagde] geen geld had om DLL te betalen. Hij heeft nu andere opdrachtgevers en krijgt weer betaald. [gedaagde] zou graag een betalingsregeling willen treffen, zodat hij de vordering van DLL in termijnen kan betalen.

8.De beoordeling

Eigendom van de Objecten
8.1.
[gedaagde] heeft (terecht) niet betwist dat DLL eigenaar is van de Objecten. De kantonrechter zal de vordering van DLL om dat voor recht te verklaren, daarom toewijzen.
Door DLL gevorderde termijnen (achterstallig en resterend)
8.2.
[gedaagde] betwist ook niet dat hij de huurkooptermijnen vanaf oktober 2022 niet meer heeft betaald, dat DLL vervolgens meer keren heeft aangedrongen op betaling en dat DLL gelet op de afspraken tussen partijen op 28 november 2022 de Overeenkomsten rechtsgeldig heeft ontbonden.
8.3.
Het gevolg van die ontbinding is dat ongedaanmakingsverplichtingen zijn ontstaan en dat [gedaagde] een waardevergoeding voor niet ongedaan te maken huurgenot (art. 6:272 BW) aan DLL moet betalen gelijk aan het bedrag van de achterstallige huurtermijnen over de periode tot aan de datum van ontbinding. Tussen partijen is er ook geen discussie over dat de ontbinding, mede gelet op art. 49 AV, als tweede gevolg heeft dat [gedaagde] de resterende huurkooptermijnen die hij tot aan het einde van de Overeenkomsten had moeten betalen, nu in een keer aan DLL moet betalen. Bij elkaar opgeteld gaat het om een bedrag van € 16.587,34.
Waarde van de Objecten in mindering op de vordering van DLL
8.4.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft DLL erkend dat op grond van artikel 7:92 BW de waarde van de Objecten op de vordering van DLL in mindering moet worden gebracht, omdat DLL anders in een betere vermogenstoestand zou komen dan bij het in stand blijven van de Overeenkomsten. Aangezien de Objecten nog niet zijn verkocht en DLL niet heeft gevorderd dat de kantonrechter de waarde van de Objecten vaststelt, zal de kantonrechter bepalen dat de opbrengst van de Objecten na verkoop in mindering moet komen op de vordering tot betaling van de resterende huurkooptermijnen.
Geen betalingsregeling
8.5.
Tijdens het mondelinge verweer heeft [gedaagde] aangegeven dat hij graag een zitting wilde om eventueel een regeling te kunnen treffen met DLL. [gedaagde] is echter niet verschenen bij de mondelinge behandeling. De kantonrechter kan geen betalingsregeling opleggen, daarvoor moet [gedaagde] zich melden bij DLL.
Rente
8.6.
DLL heeft gesteld dat op grond van art. 9 AV een vertragingsrente van 1,5% per maand verschuldigd is, te rekenen vanaf de vervaldagen – of anders vanaf de ontbinding van de Overeenkomsten op 28 november 2022 – tot aan de dag van de algehele betaling. [gedaagde] heeft tegen deze gevorderde rente geen verweer gevoerd, zodat deze zal worden toegewezen. De kantonrechter stelt de ingangsdatum van deze contractuele rente op 28 november 2022, omdat op dat moment de waardevergoedingsverbintenis (die neerkomt op het bedrag van de achterstallige termijnen) en de verbintenis tot betaling van de resterende termijnen zijn ontstaan.
Buitengerechtelijke kosten
8.7.
DLL maakt aanspraak op € 1.658,73 aan buitengerechtelijke kosten. Deze kosten komen op grond van de tussen partijen gesloten Overeenkomsten en de daarbij behorende AV voor toewijzing in aanmerking.
Kosten beslag op de Objecten
8.8.
DLL vordert [gedaagde] te veroordelen tot betaling van € 1.870,55 aan beslagkosten, zijnde het bedrag dat de deurwaarder aan DLL in rekening heeft gebracht voor het beslag en de gerechtelijke bewaring. Op grond van art. 706 Rv zijn de beslagkosten toewijsbaar, maar wel tot een lager bedrag dan gevorderd. De deurwaarderskosten die aan de beslagene in rekening mogen worden gebracht, zijn vastgelegd in het Besluit tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders (Btag). Daarin staan standaardbedragen voor door de deurwaarder verrichte ambtshandelingen in het kader van beslag (art. 2 Btag). Deze bedragen dienen volgens art 1 Btag tot dekking van de rechtstreeks met de ambtshandeling samenhangende voorbereidende, uitvoerende en afrondende werkzaamheden die voor een goede verrichting van die ambtshandeling noodzakelijk zijn. In de beslag- en betekeningsexploten die de deurwaarder opmaakt worden de voor de betreffende ambtshandeling in rekening gebrachte standaardbedragen vermeld. Die bedragen komen voor rekening van de schuldenaar. Indien de deurwaarder aan de opdrachtgever hogere bedragen dan de standaardbedragen in rekening brengt, komt het meerdere voor rekening van de opdrachtgever.
8.9.
Op basis van de bedragen vermeld in de overgelegde exploten komt de kantonrechter tot een bedrag van € 841,85 aan verschotten. [gedaagde] is niet gehouden het bedrag dat de deurwaarder daar bovenop aan DLL in rekening heeft gebracht te betalen. Het meerdere komt voor rekening van DLL. De beslagkosten worden gelet op het voorgaande begroot op € 841,85 voor verschotten en € 529,00 voor salaris advocaat (1 rekest x € 529,00 ), dus in totaal € 1.370,85.
Conclusie
8.10.
De conclusie van het voorgaande is dat DLL eigenaar is van de Objecten en dat zij terecht op 28 november 2022 de Overeenkomsten heeft ontbonden. Als gevolg van die ontbinding moet [gedaagde] een bedrag van € 16.587,34 aan DLL betalen, waar de contractuele rente van 1,5% per maand bij komt, te rekenen vanaf 28 november 2022. De verkoopopbrengst van de Objecten komt nog wel in mindering op de resterende huurkooptermijnen. [gedaagde] moet daarnaast de buitengerechtelijke kosten en de beslagkosten aan DLL vergoeden.
Proceskosten
8.11.
Omdat [gedaagde] in deze procedure ongelijk heeft gekregen, moet hij de proceskosten van DLL vergoeden. Die kosten worden begroot op € 1.058,00 aan salaris (2 punten x het tarief van € 529,00) + € 1.384,00 aan griffierecht + € 128,30 aan explootkosten, dus in totaal: € 2.570,30.
8.12.
Art. 6:119a BW (wettelijke handelsrente) is alleen van toepassing op vorderingen tot betaling van hetgeen op grond van een handelsovereenkomst verschuldigd is. Wettelijke handelsrente is daarom niet toewijsbaar over de gevorderde proceskosten. De kantonrechter zal in plaats daarvan de wettelijke rente van artikel 6:119 BW toewijzen.
Nakosten
8.13.
DLL vordert tot slot veroordeling van [gedaagde] in de nakosten. Volgens vaste rechtspraak (zie HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853) levert een kostenveroordeling ook voor de nakosten een executoriale titel op. Een veroordeling tot betaling van de proceskosten omvat dus een veroordeling tot betaling van de nakosten. De kantonrechter zal daarom de nakosten niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling vermelden.

9.De beslissing

De kantonrechter:
9.1.
verklaart voor recht dat DLL eigenaar is van de Objecten,
9.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan DLL te betalen een bedrag van € 16.587,34, te vermeerderen met een vertragingsrente van 1,5% per maand, vanaf 28 november 2022 tot aan de dag van algehele betaling,
9.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan DLL te betalen een bedrag van € 1.658,73 aan buitengerechtelijke kosten,
9.4.
veroordeelt [gedaagde] om aan DLL te betalen een bedrag van € 1.370,85 aan beslagkosten,
9.5.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van DLL begroot op € 2.570,30, te vermeerderen, te voldoen binnen 14 dagen na de datum van dit vonnis, bij gebreke waarvan voormeld bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis, tot de dag van volledige betaling,
9.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
9.7.
wijst de vorderingen voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.M. Wamsteker, kantonrechter en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter