ECLI:NL:RBNHO:2022:9966

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
19 oktober 2022
Publicatiedatum
10 november 2022
Zaaknummer
9748187 \ CV EXPL 22-1596
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Buitengerechtelijke ontbinding van een koopovereenkomst van een was-droogcombinatie

In deze zaak heeft eiser, na problemen met een was-droogcombinatie die hij op 28 juli 2020 bij gedaagde heeft gekocht, de overeenkomst buitengerechtelijk ontbonden. Eiser heeft de wasmachine gekocht voor € 319,00, maar na enkele maanden ontstonden er defecten. Gedaagde heeft een reparatie uitgevoerd, maar de problemen bleven aanhouden. Eiser heeft uiteindelijk op 4 januari 2022 de koop ontbonden, maar gedaagde betwist dat de wasmachine niet aan de overeenkomst voldeed. De kantonrechter oordeelt dat eiser niet voldoende heeft aangetoond dat de wasmachine bij aflevering niet aan de overeenkomst beantwoordde. De kantonrechter stelt vast dat de overeenkomst een consumentenkoop betreft en dat de afgeleverde zaak aan de overeenkomst moet voldoen. Eiser heeft niet aangetoond dat er sprake was van een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst. De vordering van eiser wordt afgewezen, en hij wordt veroordeeld tot betaling van de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9748187 \ CV EXPL 22-1596
Uitspraakdatum: 19 oktober 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser]
wonende te [plaats 1]
eiser
verder te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. Tj. Rosbach
tegen
de besloten vennootschap
[gedaagde]
gevestigd te [plaats 2]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
procederend in persoon
de zaak in het kort
Eiser heeft van gedaagde een was-droogcombinatie gekocht en naar verloop van tijd zijn daarmee problemen ontstaan. Gedaagde heeft één keer een reparatie uitgevoerd. Als de machine enige tijd later weer kapot gaat, ontbindt eiser de overeenkomst buitengerechtelijk. De kantonrechter oordeelt dat niet aannemelijk is geworden dat de zaak bij aflevering niet aan de overeenkomst beantwoordde. Gedaagde heeft dat namelijk voldoende gemotiveerd betwist. Daarom is geen sprake van een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst en is deze niet rechtsgeldig buitengerechtelijk ontbonden. De door eiser gevorderde verklaring voor recht (primair), ontbinding (subsidiair) en veroordeling tot terugbetaling worden afgewezen.

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser] heeft bij dagvaarding van 4 maart 2022 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
[eiser] heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna [gedaagde] een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
[eiser] heeft op 28 juli 2020 bij [gedaagde] een was-droogcombinatie (hierna ook: wasmachine) van het merk Indesit gekocht. Op de factuur staat dat het gaat om een nieuwe ‘B-keus’ was-droogcombinatie. De verkoopprijs was € 319,00.
2.2.
Op 21 april 2021 heeft de gemachtigde van [eiser] het volgende aan [gedaagde] gemaild:
‘Recentelijk, heeft cliënt een defect bij u gemeld. Echter eerst na 14 dagen verscheen er een monteur. Welke binnen enkele minuten weer was verdwenen. Client ondervindt opnieuw dezelfde hinder en problemen met de machine. Weshalve hij u deze week opnieuw gecontacteerd heeft. Een reparatie kon echter eerst pas op 30 april a.s. plaatsvinden. Dat is voor cliënt onaanvaardbaar. […] Cliënt gaat over de koop te ontbinden. Wat inhoudt dat u deze machine per omgaande komt ophalen en tevens cliënt het door hem betaalde per omgaande restitueert.’Partijen hebben daarna verder over het defect gecorrespondeerd.
2.3.
Op 5 mei 2021 heeft [gedaagde] de wasmachine bij [eiser] opgehaald. Vervolgens heeft [gedaagde] het deurslot van de wasmachine (laten) vervangen en de wasmachine op 10 mei 2021 weer bij [eiser] teruggebracht waarna [eiser] deze weer in gebruik heeft genomen.
2.4.
Op 4 januari 2022 heeft [eiser] per e-mail aan [gedaagde] geschreven:
‘Bij deze wil ik de koop ontbinden van mijn aangekochte wasmachine bij jullie op 28 juli 2020. (zie bijgevoegde aankoop factuur) Vanaf het begin zijn er al problemen met de wasmachine en ik heb eerder al betracht de koop te ontbinden maar toen wilde jullie gebruik maken van jullie recht om hem te repareren. Nu is hij al 3 keer gerepareerd en weer zijn er weer de zelfde problemen met de wasmachine, dus nu beroep ik mij op mijn recht de koop te ontbinden.’Partijen hebben daarna verder gecorrespondeerd over de buitengerechtelijke ontbinding, [gedaagde] is niet overgegaan tot het ophalen van de wasmachine en/of het terugbetalen van het aankoopbedrag.

3.De vordering

3.1.
[eiser] vordert – samengevat – dat de kantonrechter voor recht verklaart dat de koopovereenkomst per 4 januari 2022 ontbonden is, althans dat de kantonrechter de koopovereenkomst ontbindt. Verder vordert [eiser] dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt om aan [eiser] een bedrag van € 370,98 te betalen – bestaande uit het aankoopbedrag en buitengerechtelijke kosten – te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 maart 2022. Ten slotte vordert [eiser] dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van de proceskosten en de nakosten.
3.2.
[eiser] legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat er kort na de aanschaf van de wasmachine problemen ontstonden. Op advies van [gedaagde] heeft [eiser] zich tot de fabrikant gewend, die adviseerde een reset te doen. In de periode daarna lost een reset steeds de problemen op. Eind maart 2021 stopt de wasmachine er helemaal mee en werd deze gerepareerd door de fabrikant, maar na ongeveer een week was de wasmachine weer defect. Op 5 mei 2021 heeft [gedaagde] de wasmachine opgehaald en de deurstop vervangen. Vervolgens heeft de wasmachine, met resets tussendoor, het tot begin december 2021 redelijk gedaan. Toen de wasmachine weer kapot ging, heeft [eiser] de overeenkomst – zoals in april 2021 aangekondigd – ontbonden. [gedaagde] heeft aan [eiser] een machine verkocht die niet naar behoren functioneert. De reparaties hebben niet tot een oplossing geleid en daarom is sprake van een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst, die de ontbinding daarvan rechtvaardigt.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagde] betwist de vordering. Zij voert aan – samengevat – dat [eiser] zich eerst op 21 april 2021 bij [gedaagde] heeft gemeld. Het defect bleek te liggen in slijtage aan het deurslot, dat kan komen door overbelading of verhuizing. [gedaagde] heeft het defect onverplicht en buiten de garantie kosteloos verholpen. [gedaagde] betwist dat het apparaat drie keer gerepareerd is. [gedaagde] heeft in januari 2022 aangeboden het defect te repareren waarbij [eiser] alleen de transportkosten en eventuele onderdeelkosten hoefde te betalen. Volgens [gedaagde] is geen sprake van een tekortkoming en heeft [eiser] haar geen redelijke termijn voor herstel gegeven.

5.De beoordeling

5.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of de koopovereenkomst rechtsgeldig door [eiser] buitengerechtelijk is ontbonden of door de kantonrechter moet worden ontbonden en of [gedaagde] het aankoopbedrag aan [eiser] moet terugbetalen.
Er is sprake van consumentenkoop
5.2.
De kantonrechter stelt voorop dat de overeenkomst waarbij [gedaagde] de wasmachine aan [eiser] heeft verkocht, een consumentenkoop betreft in de zin van artikel 7:5 van het Burgerlijk Wetboek (BW). [gedaagde] handelt immers in de uitoefening van bedrijf en [eiser] is een natuurlijk persoon die met de aankoop van de wasmachine niet heeft gehandeld in de uitoefening van een beroep of bedrijf.
5.3.
Omdat de koopovereenkomst vóór inwerkingtreding de Wet van 20 april 2022 tot wijziging van (onder andere) Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek is gesloten, is op grond van artikel 196 Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek in beginsel de wetgeving van toepassing die gold op het moment dat de koopovereenkomst werd gesloten.
De afgeleverde zaak moet aan de overeenkomst beantwoorden
5.4.
In artikel 7:17 lid 1 (oud) BW staat dat de afgeleverde zaak aan de overeenkomst dient te beantwoorden. In lid 2 van dat artikel staat dat een zaak niet aan de overeenkomst beantwoordt indien zij, mede gelet op de aard van de zaak en de mededelingen die de verkoper over de zaak heeft gedaan, niet de eigenschappen heeft die de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten. De koper mag verwachten dat de zaak de eigenschappen bezit die voor een normaal gebruik daarvan nodig zijn en waarvan hij de aanwezigheid niet behoefde te betwijfelen, alsmede de eigenschappen die nodig zijn voor een bijzonder gebruik dat bij de overeenkomst is voorzien. De omstandigheid dat een gebrek pas na de levering ontstaat, sluit niet uit dat de zaak niet aan de overeenkomst beantwoordt, als de koper niet hoeft te verwachten dat een dergelijk gebrek binnen bepaalde tijd na de levering ontstaat. [1]
5.5.
In dit kader overweegt de kantonrechter dat hoewel sprake is van een ‘B-keus’ product, waarvan [gedaagde] heeft toegelicht dat het wel degelijk om een nieuw (niet eerder gebruikt) product, [eiser] in beginsel niet hoeft te verwachten dat de wasmachine binnen een jaar na aankoop gerepareerd moest worden.
Beantwoordt de afgeleverde zaak aan de overeenkomst?
5.6.
Het is in beginsel aan [eiser] om te stellen en onderbouwen dat de zaak (bij de aflevering) niet aan de overeenkomst beantwoordde. Daarbij is van belang dat op grond van artikel 7:18 lid 2 BW (oud) een bewijsvermoeden geldt. In dat artikel staat dat als zich binnen zes maanden na aflevering een afwijking aan de zaak openbaart, in beginsel wordt vermoed dat de zaak bij aflevering niet aan de overeenkomst heeft beantwoord. Dat is alleen anders als de aard van de zaak of de aard van de afwijking zich daartegen verzet.
5.7.
[gedaagde] betwist dat [eiser] zich vóór april 2021 al eens bij [gedaagde] heeft gemeld. [gedaagde] betwist echter niet dat zich binnen zes maanden na aflevering een afwijking heeft geopenbaard. In de correspondentie zegt [gedaagde] immers dat
‘[eiser] kennelijk op eigen houtje de fabrikant heeft gecontacteerd.’[eiser] heeft echter nagelaten uiteen te zetten van wat voor afwijking toen sprake was en hoe die afwijking is verholpen. Er kan dan ook niet worden vastgesteld dat diezelfde afwijking in april 2021 nog steeds aanwezig was. Het bewijsvermoeden van de ten aanzien van de afwijking die kort na de aflevering is geopenbaard, baadt [eiser] dan ook niet ten aanzien van de afwijking die in deze procedure aan de (buitengerechtelijke) ontbinding ten grondslag ligt.
5.8.
Vanaf (omstreeks) april 2021 heeft [eiser] het over knipperende lampjes. In mei 2021 is de deurstop vervangen. [eiser] stelt dat de fabrikant dat ook in april 2021 gedaan heeft. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen geldt ten aanzien van deze afwijking geen bewijsvermoeden dat de afwijking al bij de aflevering bestond. Het is aan [eiser] om dat aannemelijk te maken. [gedaagde] heeft dat gemotiveerd betwist. Volgens haar was in mei 2021 sprake van een versleten deurslot. [gedaagde] heeft erop gewezen dat de oorzaak daarvan gelegen kan zijn in verhuizing of overbelading. [gedaagde] heeft in dat kader onweersproken aangevoerd dat [eiser] tussen juli 2020 en april 2021 verhuisd is en tussen mei 2021 en december 2021 nogmaals verhuisd is. Verder heeft [eiser] niet althans onvoldoende gemotiveerd betwist dat de machine na het reduceren van het gewicht weer goed werkte.
5.9.
Bovendien heeft [eiser] nagelaten te stellen en onderbouwen hoe het in december 2021 geconstateerde defect, op grond waarvan [eiser] de koopovereenkomst buitengerechtelijk heeft ontbonden, zich openbaarde en wat daarvan de oorzaak was.
5.10.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen heeft [eiser] onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de wasmachine bij de aflevering niet aan de overeenkomst beantwoordde. Ten overvloede wordt nog overwogen dat omdat onbekend is wat de oorzaak was van het (nieuwe) defect, niet vastgesteld kan worden dat [eiser] [gedaagde] geen (nieuwe) redelijke termijn voor herstel hoefde te geven.
5.11.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van [eiser] zal afwijzen.
5.12.
De proceskosten komen voor rekening van [eiser], omdat hij ongelijk krijgt. De proceskosten aan de zijde van [gedaagde] worden vastgesteld op nihil.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor [gedaagde] worden vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.I.V. Scherpenhuijsen Rom en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.HR 11 juli 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD2410, NJ 2010/258