ECLI:NL:RBNHO:2022:9958

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 november 2022
Publicatiedatum
10 november 2022
Zaaknummer
C/15/332717 / JU RK 22-1539
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging omgangsregeling voor minderjarigen onder toezicht van de GI met traumatherapie en NIFP-onderzoek

Op 10 november 2022 heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, uitspraak gedaan in een zaak betreffende de omgangsregeling van twee minderjarigen, [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2], die onder toezicht staan van de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering (hierna: de GI). De kinderen zijn uithuisgeplaatst bij hun grootouders en de rechtbank had eerder bepaald dat zij tweemaal per week onder begeleiding bij hun moeder verblijven. De GI verzocht om wijziging van deze regeling, zodat de regie bij hen zou komen te liggen en er geen vaste omgangsregeling meer zou zijn. Dit verzoek was gebaseerd op de noodzaak om de omgang aan te passen aan de behoeften van de kinderen, die binnenkort zullen starten met traumatherapie en waarvoor een NIFP-onderzoek loopt.

Tijdens de zitting op 27 oktober 2022 zijn de ouders en grootouders verschenen. De moeder stemde in met de wijziging van de begeleiding naar familieleden, maar was tegen het voorstel om geen vaste regeling te hanteren. De kinderrechter oordeelde dat er sprake was van gewijzigde omstandigheden en dat de GI ontvankelijk was in haar verzoek. De kinderrechter besloot dat de omgang voortaan onder begeleiding van familie zal plaatsvinden, omdat er geen andere professionele begeleiding beschikbaar was en de familie in staat was om de kinderen adequaat te ondersteunen.

De kinderrechter stelde vast dat de omgang tussen de moeder en de kinderen tweemaal per week zal plaatsvinden, met de mogelijkheid voor de GI om deze tijdelijk te beperken indien nodig, in het belang van de kinderen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en hoger beroep kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Haarlem
Zaaknummer: C/15/332717 / JU RK 22-1539
Datum uitspraak: 10 november 2022
Beschikking van de kinderrechter over de omgangsregeling
in de zaak van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
locatie Amsterdam, hierna te noemen: de GI,
betreffende
[de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige 1] ,
[de minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [plaats] ,
advocaat: mr. A.F.M. Visscher, te Volendam,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende te [plaats] ,
[de grootmoeder] en [de grootvader] ,
hierna te noemen: grootouders,
wonende te [plaats] .

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek met bijlagen van de GI van 11 oktober 2022, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum;
- het verweer van de moeder van 20 oktober 2022, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum.
1.2.
Op 27 oktober 2022 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- de vader;
- de moeder;
- de grootmoeder;
- [vertegenwoordiger van de GI] en [vertegenwoordiger van de GI] namens de gecertificeerde instelling.
[de minderjarige 1] is, gelet op zijn leeftijd, in de gelegenheid gesteld om zijn mening kenbaar te maken. De GI heeft de rechtbank op 12 oktober 2022 geïnformeerd dat [de minderjarige 1] van deze gelegenheid geen gebruik zal maken.
Mr. A.F.M. Visscher heeft de rechtbank bericht dat zij verhinderd is. Haar verzoek om aanhouding is afgewezen.
1.3.
Opgeroepen en niet verschenen is:
- de grootvader.

2.De feiten

2.1.
Het ouderlijk gezag over [de minderjarige 2] en [de minderjarige 1] wordt uitgeoefend door de ouders.
2.2.
Bij beschikking van 28 mei 2020 zijn [de minderjarige 2] en [de minderjarige 1] onder toezicht gesteld. Deze maatregel is daarna steeds verlengd, voor het laatst tot 28 mei 2023.
2.3.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 24 juli 2020 een (spoed)machtiging verleend tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] bij de grootouders, welke machtiging nadien telkens is verlengd en nog voortduurt tot 28 januari 2023.
Bij beschikking strekkende tot verlenging van de machtiging uithuisplaatsing van
23 november 2021 heeft de rechtbank een onderzoek door het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP) gelast om diagnostisch onderzoek bij [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] af te nemen. Dit onderzoek betrof de psychische gesteldheid van de moeder, de opvoedcapaciteiten van de moeder en de vraag of zij in staat is [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] de zorg en opvoeding te geven die zij nodig hebben. Aan de hand van hun bevindingen diende het NIFP zich een oordeel te vormen over het perspectief van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] .
2.4
Bij beschikking van het gerechtshof Amsterdam van 27 juli 2021 is – voor zover hier van belang – een omgangsregeling bepaald, waarbij [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] met ingang 27 juli 2021 tweemaal per week (waarvan een keer in het weekend) van 16.00 uur tot 17.30 uur bij de moeder verblijven, onder begeleiding van de tante van de moeder.
2.5
De omgang tussen de moeder en de kinderen is door de GI op 24 maart 2022 stopgezet.
2.4.
Bij beschikking van 20 mei 2022 heeft de kinderrechter, met wijziging van voornoemde beschikking van het gerechtshof Amsterdam, een regeling vastgesteld waarbij de omgang tussen de moeder en [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] met ingang van 1 juni 2022 tweemaal per week zal plaatsvinden gedurende anderhalf uur, waarvan eenmaal op een doordeweekse dag onder begeleiding van Family Supporters of een andere neutrale derde en eenmaal in het weekend onder begeleiding van de tante van de moeder.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de door de kinderrechter op 20 mei 2022 vastgestelde omgangsregeling te wijzigen, in die zin dat dat:
- de omgang niet meer onder begeleiding van hulpverlening hoeft plaats te vinden maar onder begeleiding van familie zal plaatsvinden;
- geen vaste regeling wordt bepaald maar dat de regie bij de GI komt te liggen.
3.2.
De GI heeft daaraan ten grondslag gelegd dat de huidige regeling niet meer passend is, omdat de familie van de moeder goed kan begeleiden en inspringen bij de bezoeken en bij de kinderen geen verschil te merken is of de begeleiding door Family Supporters of door familie is geweest. De begeleiding door Family Supporters zal stoppen wegens het daar niet volgen van een behandeling. Daarnaast bestaan lange wachtlijsten bij neutrale derden en als hulpverlening bij de begeleiding betrokken blijft, zien de kinderen steeds wisselende gezichten bij de omgang. De communicatie tussen de moeder en de grootmoeder (via een Whatsappgroep) gaat goed en alle betrokkenen houden zich aan de gemaakte afspraken omtrent de begeleide bezoeken. Voorts zal traumatherapie starten voor de kinderen. De omgang zal vermoedelijk veranderen aan de hand van het advies van de behandelaar. De GI wil de regie om te voorkomen dat continu rechtszaken nodig zijn om de omgang te wijzigen.
De GI wil invulling geven aan de omgang in overleg met familie, betrokkenen en de therapeut middels een schriftelijke aanwijzing, zodat belanghebbenden zich kunnen richten tot de rechtbank als ze het er niet mee eens zijn.

4.Het standpunt van de belanghebbenden

4.1.
De moeder stemt in met het verzoek van de GI dat het contact voortaan zal plaatsvinden onder begeleiding van familieleden. Ze stemt niet in met het verzoek van de GI te bepalen dat er geen vaste omgangsregeling zal gelden en heeft daartegen als (primair) verweer gevoerd dat de GI niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat het verzoek te onbepaald is. Bovendien heeft de GI geen belang bij het verzoek. Het is immers voor alle betrokkenen prima mogelijk om een vaste regeling te treffen wat betreft de duur en de dag waarop het contact plaats. Toewijzing van het verzoek belemmert de moeder bovendien om het handelen van de GI aan de rechtbank voor te leggen. Verder ligt aan toewijzing van dit verzoek het risico besloten dat de verstandhouding tussen betrokkenen verslechtert. De moeder vreest voor een inkorting van de omgangsregeling terwijl ze juist een uitbreiding wil. [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] hebben nu op woensdag van 11.30 uur (uit school) tot 13.15 uur contact met de moeder en op donderdag van 16.30 uur tot 18.00 uur.
De moeder verzoekt te bepalen zij en de kinderen onder begeleiding van een familielid (van de zijde van de moeder dan wel de vader) contact met elkaar zullen hebben op woensdag van 11.30 uur tot 17.00 uur, op donderdag van 16.30 uur tot 18.00 uur en op zondag van 10.00 uur tot 14.00 uur, dan wel de huidige regeling vast te stellen.
4.2.
De vader en de grootmoeder zijn van mening dat de bestaande regeling moet worden gehandhaafd. De grootmoeder staat niet achter het verzoek dat de omgang voortaan onder begeleiding van familie zal plaatsvinden. De grootmoeder heeft geen vertrouwen dat vanuit familie correctie plaatsvindt als dat nodig is.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter kan de hiervoor genoemde regeling wijzigen op de grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd. Naar het oordeel van de kinderrechter is er sprake van gewijzigde omstandigheden, zodat de GI ontvankelijk is in haar verzoek.
5.2.
De kinderrechter zal bepalen dat de omgang onder begeleiding van familie zal plaatsvinden, nu is gebleken dat Family Supporter de omgang niet langer kan begeleiden, geen andere professionele derde beschikbaar is en begeleiding door de familie voldoet. Volgens de GI krijgt de familie geïnstrueerd waarop moet worden gelet en volgt de moeder de aanwijzingen op. Bijkomend voordeel is dat [de minderjarige 2] en [de minderjarige 1] niet steeds wisselende gezichten te zien krijgen, waar zij volgens de GI en de moeder last van hebben.
5.3.
De kinderrechter zal bepalen dat [de minderjarige 2] en [de minderjarige 1] in principe twee keer per week voor de duur van 1,5 uur omgang met de moeder hebben waarbij de huidige regeling op woensdag en donderdag zal doorlopen, tenzij dit in verband met de traumatherapie of de uitkomst van het NIFP-onderzoek tijdelijk niet in het belang van [de minderjarige 2] en [de minderjarige 1] is. Voor het slagen van de traumatherapie, die in het nieuwe jaar zal starten, kan het van belang zijn dat [de minderjarige 2] en [de minderjarige 1] tijdelijk geen of minder contact met de moeder hebben. Het is daarom noodzakelijk dat de omgang met de moeder aangepast wordt aan de behoeftes en de voortgang in de ontwikkeling van [de minderjarige 2] en [de minderjarige 1] . De moeder heeft ter zitting gezegd dat ze zich flexibel zal opstellen, ook als dit een verkorting van de omgang betekent, als de therapeut dit noodzakelijk vindt. Om de belangen van [de minderjarige 2] en [de minderjarige 1] te borgen zal de kinderrechter bepalen dat de omgang door de GI tijdelijk kan worden beperkt, waarbij de GI de belangen van [de minderjarige 2] en [de minderjarige 1] voorop stelt en zich laat leiden door de traumatherapeut en de uitkomsten van het NIFP-onderzoek.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt, in zoverre met wijziging van de bij beschikking van 20 mei 2022 vastgestelde regeling, de volgende regeling vast:
de omgang tussen de moeder en de minderjarigen [minderjarigen] :
- [de minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
- [de minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
zal plaatsvinden:
tweemaal per week gedurende anderhalve uur, op woensdag van 11.30 uur (uit school) tot 13.15 uur en op donderdag van 16.30 uur tot 18.00 uur of in onderling overleg op een ander tijdstip onder begeleiding van een familielid, waarbij de GI de mogelijkheid heeft om de omgang tijdelijk te beperken of niet door te laten gaan als dat naar het oordeel van de deskundigen en/of de uitkomst van het NIFP-onderzoek in het belang van de [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] noodzakelijk is;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. T.M. van Wassenaer-Westgeest, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. A.E.J. van Schie, als griffier en in het openbaar uitgesproken op
10 november 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.