ECLI:NL:RBNHO:2022:9815

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 november 2022
Publicatiedatum
7 november 2022
Zaaknummer
100004003
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake vordering tot betaling en geschillenregeling tussen Kok Vastgoed Beheer B.V. en Anton Infragroep B.V. en Anton Civiel en Infra B.V.

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 16 november 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen Kok Vastgoed Beheer B.V. (hierna: Kok Vastgoed) en Anton Infragroep B.V. en Anton Civiel en Infra B.V. (hierna gezamenlijk: Anton c.s.). Kok Vastgoed heeft een vordering ingesteld tegen Anton Infragroep tot betaling van een bedrag van € 21.359,64 en een bedrag van € 50.000,00, alsook tegen Anton Civiel tot betaling van € 6.314,01. De vordering van Kok Vastgoed is gebaseerd op een koopovereenkomst van aandelen en een huurovereenkomst. Anton c.s. hebben verweer gevoerd en vorderden dat Kok Vastgoed niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vorderingen, omdat deze onder een geschillenregeling vallen die bindend advies vereist. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vordering tot betaling van € 50.000,00 inderdaad onder de geschillenregeling valt en dat Kok Vastgoed niet-ontvankelijk moet worden verklaard in deze vordering. De overige vorderingen zijn door de kantonrechter onbevoegd verklaard en de zaak is verwezen naar de handelskamer van de rechtbank. Kok Vastgoed is veroordeeld in de proceskosten van het incident.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Alkmaar
Zaaknummer: 10004003 \ CV EXPL 22-3498 WD
Vonnis van 16 november 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
KOK VASTGOED BEHEER B.V.,
gevestigd te De Goorn,
eisende partij,
hierna te noemen: Kok Vastgoed,
gemachtigde: mr. M. Aykaz,
tegen
de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid
1.
ANTON INFRAGROEP B.V.,
gevestigd te Obdam,
(hierna: Anton Infragroep).
2.
ANTON CIVIEL EN INFRA B.V.,
gevestigd te Heerhugowaard,
(hierna: Anton Civiel),
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: Anton c.s.,
gemachtigde: mr. F.P. Klaver.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaardingen;
- de conclusie van eis in het incident tot onbevoegdverklaring van Anton c.s.;
- de conclusie van antwoord in het incident van Kok Vastgoed.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De uitgangspunten

2.1.
Op 31 december 2020 hebben Kok Vastgoed en Anton Infragroep een overeenkomst gesloten die zij
“koopovereenkomst van aandelen”hebben genoemd. Hierbij heeft Kok Vastgoed alle destijds aan haar toebehorende aandelen in het geplaatste en uitstaande aandelenkapitaal van de besloten vennootschap (destijds genaamd) Kok Infra B.V. verkocht aan Anton Infragroep. De overeenkomst bevat de volgende passage:
“2. KOOPSOM EN BETALING
2.1
Koopsom
De door Koper aan Verkoper te betalen koopsom voor de Aandelen bedraagt € 350.000,= (zegge: drie honderd en vijftig duizend Euro) (de “Koopsom”).
2.2
Betaling
Betaling van de Koopsom vindt als volgt plaats:(a) (..)(b) (…)
(c) een bedrag van € 50.000,00 van de Uitgestelde Koopsom is resultaatsafhankelijk
en zal door Koper aan Verkoper worden voldaan na afronding van het vierde kwartaal van 2021 (doch uiterlijk op 31 januari 2022). Dit bedrag is door Koper verschuldigd onder de opschortende voorwaarde dat Verkoper en/of de heer [naam] voornoemd ervoor heeft zorg gedragen dat de brutowinstmarge minimaal € 120.000 bedraagt op de aan beide Partijen genoegzame bekende lopende projecten in de gemeente Edam/Volendam en eventueel nog door de heer [naam] te verwerven projecten.
Voor de berekening van de brutowinstmarge wordt uitgegaan van de werkelijke projectkosten doch exclusief algemene kosten, opslag winst en risico en de kosten verbonden aan de werkzaamheden van de heer [naam] voornoemd, over het boekjaar 2021 (lopende van 1 januari t/m 31 december 2021). (…)
Koper zal Verkoper binnen 14 werkdagen na het einde van het boekjaar 2021 een berekening sturen van de gerealiseerde brutowinstmarge over het boekjaar 2021 over de betreffende projecten. De vaststelling en berekening van de brutowinstmarge zullen worden opgesteld met inachtneming van de toepasselijke wettelijke voorschriften als bepaald in boek 2 BW en de ter zake algemeen aanvaardbare normen en grondslagen van waardering en resultaatbepaling, welke op consistente wijze ten opzichte van voorgaande jaren zijn toegepast.
Indien en voor zover Partijen geen overeenstemming bereiken over de (berekening van de) brutowinstmarge, zal de berekening van de brutowinstmarge worden geverifieerd door een, op kosten van Koper, in te schakelen onafhankelijke accountant welke in gezamenlijk overleg tussen Partijen zal worden aangewezen, of zo nodig (indien zij over de benoeming niet binnen 7 dagen overeenstemming hebben bereikt) worden voorgedragen door de
Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants, welke voordracht Partijen zullen volgen. Partijen zullen alle medewerking verlenen aan het onderzoek door deze onafhankelijke accountant, waaronder het verschaffen van alle gevraagde (financiële) informatie.
Dit resultaatafhankelijke deel van de Uitgestelde Koopsom is opeisbaar indien (i) Partijen overeenstemming hebben bereikt over de door Verkoper c.q. de heer [naam] gerealiseerde brutowinstmarge dan wel (ii) de betrokken onafhankelijke accountant aan Partijen heeft bevestigd dat er op basis van de in deze Koopovereenkomst overeengekomen wijze van berekenen tenminste een brutowinstmarge van € 120,000,= is gerealiseerd.”
2.2.
De huidige statutaire naam van Kok Infra B.V. luidt Anton Civiel en Infra B.V. Zij is gedaagde sub. 2 (Anton Civiel).
2.3.
Op of omstreeks 31 december 2020 hebben Kok Vastgoed en (thans) Anton Civiel een huurovereenkomst gesloten die, kort gezegd, ziet op het gebruik door Anton Civiel van een aan Kok Vastgoed toebehorende onroerende zaak, te weten een bedrijfsruimte in De Goorn.

3.De vordering in de hoofdzaak

3.1.
Kok Vastgoed vordert – samengevat – dat de kantonrechter:
(primair) (i) Anton Infragroep veroordeelt tot betaling van een bedrag van (a) € 21.359,64 en (b) een bedrag van € 50.000,00;
(subsidiair) (ii) Anton Infragroep veroordeelt om (a) op straffe van een dwangsom een bindend adviseur te benoemen, (b) de bindend adviseur van instructies te voorzien en (c) een bedrag van € 50.000,00 onder opschortende voorwaarde aan Kok Vastgoed te betalen;
(primair) (iii) Anton Civiel veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 6.314,01.
Voorts vordert Kok Vastgoed dat Anton Infragroep en Anton Civiel worden veroordeeld tot betaling van rente en kosten.
3.2.
Kok Vastgoed grondt haar vordering jegens Anton Infragroep - kort gezegd - op de door beiden gesloten “koopovereenkomst van aandelen”. Anton Infragroep is volgens Kok Vastgoed in verzuim met de nakoming van haar betalingsverplichtingen uit hoofde van artikel 2.2. onder c en artikel 8.5.3. van die overeenkomst.
Kok Vastgoed grondt haar vordering jegens Anton Civiel - kort gezegd - op de door beiden gesloten huurovereenkomst. Volgens Kok Vastgoed moet Anton Civiel op grond van die overeenkomst de kosten van het gebruik van nutsvoorzieningen, de herstelkosten en de inventariskosten betalen en is zij daarmee in verzuim.

4.Het geschil in het incident

4.1.
Anton c.s. vorderen dat de kantonrechter Kok Vastgoed ten aanzien van de vorderingen jegens Anton Infragroep uit hoofde van de koopovereenkomst, niet-ontvankelijk verklaart dan wel zich onbevoegd verklaart.
4.2.
Anton c.s. voeren hiertoe, kort gezegd, het volgende aan. De vordering van € 50.000,00 ziet op het resultaatsafhankelijk deel van de koopsom. Partijen zijn hiervoor in voornoemde koopovereenkomst een geschillenregeling overeengekomen, die erop neerkomt dat hun geschil door middel van bindend advies door een deskundige moet worden beslecht.
Dit brengt mee dat Kok Vastgoed haar vorderingen niet aan de kantonrechter heeft mogen voorleggen.
Bij dit alles komt dat de vorderingen gelet op het financiële belang niet tot de competentie van de kantonrechter behoren. Van samenhang van de vorderingen jegens Anton Infragroep met de vordering jegens Anton Civiel uit hoofde van de huurovereenkomst is geen sprake.
4.3.
Kok Vastgoed brengt hier, kort gezegd, het volgende tegen in.
Anton c.s. schieten tekort in de uitvoering van de overeengekomen geschillenregeling, omdat zij weigeren de in artikel 2.2. onder c. van de koopovereenkomst bedoelde onafhankelijke accountant te benoemen. Kok Vastgoed lijdt hierdoor een schade van een bedrag van € 50.000,00. Bovendien vordert Kok Vastgoed in de hoofdzaak subsidiair dat Anton Infragroep wordt veroordeeld om alsnog een bindend adviseur te benoemen en dat Anton Infragroep onder opschortende voorwaarde van de uitkomst van de bindend adviesprocedure tot betaling van genoemd bedrag wordt veroordeeld. Het ontvankelijkheids- en onbevoegdheidsverweer van Anton c.s. ziet niet op de vordering op grond van artikel 8.5.3. van de koopovereenkomst.
Daarnaast loopt Kok Vastgoed het risico dat het door haar gelegde conservatoir beslag ongeldig is, als zij haar vordering door een onafhankelijk accountant moet laten beslechten, in plaats van door de burgerlijke rechter. Ook is van belang dat de in artikel 2.2. overeengekomen procedure voor Kok Vastgoed onvoldoende processuele waarborgen biedt.
Daarbij komt alle in de hoofdzaak ingestelde vorderingen tegen de twee gedaagde partijen onderling dermate samenhangen dat beoordeling daarvan door één rechter geboden is. Omdat één van de ingestelde vorderingen uit een huurovereenkomst voortvloeit, moet alles door de kantonrechter worden beoordeeld.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling in het incident

5.1.
De kantonrechter stelt vast dat de vordering in dit incident slechts ziet op de door Kok Vastgoed in de hoofdzaak jegens Anton Infragroep ingestelde vordering(en) en niet op de uit de huurovereenkomst jegens Anton Civiel ingestelde vordering. Over deze laatste vordering zal in de hoofdzaak ten overstaan van de kantonrechter worden doorgeprocedeerd.
5.2.
Partijen verschillen van mening of het geschil over de door Kok Vastgoed jegens Anton Infragroep verlangde betaling van het bedrag van € 50.000,00 moet worden beslecht door inschakeling van een in beginsel door partijen aan te wijzen derde of door de kantonrechter.
Anton c.s. stellen met een beroep op artikel 2.2. onder c. van de op 31 december 2020 gesloten koopovereenkomst dat partijen ter beslechting van het geschil gezamenlijk een onafhankelijke accountant dienen aan te wijzen.
Het verweer van Kok Vastgoed komt er in de kern op neer dat deze contractuele regeling in dit geval buiten toepassing moet blijven, omdat Anton Infragroep daaraan geen medewerking verleent.
De kantonrechter overweegt als volgt.
5.3.
De kantonrechter stelt vast dat de betreffende geschillenregeling in de koopovereenkomst als een vaststellingsovereenkomst moet worden beschouwd, waarbij partijen zijn overeengekomen dat zij een derde opdragen een beslissing te nemen over het tussen hen bestaande geschil [1] (indien en voor zover ze geen overeenstemming hebben bereikt over de brutowinstmarge of de berekening daarvan).
5.4.
De wet bevat een regeling over de vaststellingsovereenkomst. [2] Op deze vaststellingsovereenkomst zijn de gewone regels ten aanzien van overeenkomsten van toepassing, tenzij hiervan in de wettelijke regeling wordt afgeweken. De wettelijke regeling over vaststellingsovereenkomsten bevat geen speciale regeling over de volgens Anton c.s. hier van toepassing zijnde situatie dat een partij onvoldoende medewerking verleent.
De kantonrechter zal op de vordering in dit incident daarom moeten beslissen door het toepassen van de gewone regels die gaan over overeenkomsten.
5.5.
De kantonrechter begrijpt het verweer tegen de incidentele vordering aldus dat Kok Vastgoed zich op het standpunt stelt dat de vaststellingsovereenkomst moet worden ontbonden, althans buiten toepassing moet worden gelaten, omdat Anton Infragroep door onvoldoende medewerking te verlenen tekortschiet in de nakoming van de uit artikel 2.2. onder c. van deze overeenkomst voortvloeiende verplichtingen en Kok Vastgoed daardoor schade heeft geleden tot € 50.000,00. Anton c.s. betwisten dat Anton Infragroep tekort is geschoten in de nakoming. Of Anton Infragroep al dan niet is tekortgeschoten, kan echter in het midden blijven, omdat de kantonrechter van oordeel is dat, ook wanneer dit het geval is, ontbinding van de vaststellingsovereenkomst niet aan de orde is en de daarin overeengekomen geschillenregeling moet worden nagekomen. Hiertoe overweegt de kantonrechter als volgt.
5.6.
Kok Vastgoed stelt dat Anton c.s., althans Anton Infragroep, in verzuim zijn/is, omdat zij weigert het bedrag van € 50.000,00 te betalen en ondanks diverse verzoeken daartoe geen onafhankelijk accountant heeft aangewezen. [3] De kantonrechter is van oordeel dat het uitblijven van de betaling van het bedrag van
€ 50.000,00 niet tot ontbinding van de vaststellingsovereenkomst kan leiden, omdat het geschil tussen partijen waar de (toekomstige) vaststelling op ziet, juist over de verschuldigdheid van dat bedrag gaat. De weigering om dit bedrag te betalen vormt op zichzelf geen tekortkoming in de nakoming van de vaststellingsovereenkomst die ontbinding daarvan rechtvaardigt en laat de gelding van de regeling onverlet.
5.7.
De weigering van Anton c.s., althans Anton Infragroep, om een onafhankelijk accountant te benoemen, vormt evenmin een grond om de vaststellingsovereenkomst te ontbinden of buiten toepassing te laten. De vaststellingsovereenkomst bepaalt namelijk, kort gezegd, dat partijen gezamenlijk een accountant benoemen en dat indien zij daarin – zoals in casu het geval – niet slagen, partijen gebonden zijn aan de door de Nederlandse Beroepsorganisatie voor Accountants voorgedragen accountant.
Dit brengt mee dat het op de weg van Kok Vastgoed ligt om - in plaats van aan te sturen op ontbinding van de vaststellingsovereenkomst althans een schadevergoedingsvordering wegens niet nakoming - zich te wenden tot voornoemde beroepsorganisatie met het verzoek om aan partijen een accountant bindend voor te dragen. Gesteld noch gebleken is dat Kok Vastgoed dit heeft gedaan. De vaststellingsovereenkomst komt niet voor ontbinding in aanmerking, heeft nog gelding en kan dus niet buiten toepassing worden gelaten.
5.8.
Het voorgaande brengt mee dat de op grond van artikel 2.2. onder c. van de koopovereenkomst primair jegens Anton Infragroep ingestelde vordering tot betaling van het bedrag van € 50.000,00 moet worden beslecht door middel van inschakeling van een accountant als bindend adviseur. Het beroep van Anton c.s. op de geschillenregeling slaagt. Dit betekent dat de rechter niet toekomt aan een inhoudelijk oordeel over de rechtsbetrekking in geschil en Kok Vastgoed niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering. [4]
5.9.
De primair jegens Anton Infragroep ingestelde vordering tot betaling van het bedrag € 21.359,64 en de subsidiair jegens Anton Infragroep ingestelde vordering vallen niet onder de reikwijdte van de in de koopovereenkomst opgenomen geschillenregeling/ vaststellingsovereenkomst. De subsidiaire vordering ziet weliswaar op de vraag in hoeverre Anton Infragroep kan worden veroordeeld om, kort gezegd, mee te werken aan deze regeling, maar gesteld noch gebleken is dat partijen zijn overeengekomen om ook die vraag aan een bindend adviseur voor te leggen. Hetzelfde geldt voor de vraag in hoeverre Anton Infragroep vooruitlopend op de uitkomsten van de te volgen bindend adviesprocedure “onder opschortende voorwaarde” tot betaling van een bedrag van € 50.000,00 kan worden veroordeeld.
Hierover zal door de burgerlijke rechter een uitspraak moeten worden gedaan. Gelet op het financiële belang van deze vorderingen, is echter niet de kantonrechter, maar in beginsel de handelskamer van de sectie Handel & Insolventie van de rechtbank bevoegd om hiervan kennis te nemen. Dat deze jegens Anton Infragroep ingestelde vorderingen zo nauw samenhangen met de jegens Anton Civiel op grond van de huurovereenkomst ingestelde vordering en het om die reden geboden is dat op al deze vorderingen door één rechter wordt beslist, is in onvoldoende mate gebleken.
Het voorgaande brengt mee dat de kantonrechter zich ten aanzien van de primaire vordering jegens Anton Infragroep tot betaling van het bedrag € 21.359,64 en de subsidiair jegens Anton Infragroep ingestelde vordering onbevoegd zal verklaren en de zaak in de stand waar deze zich thans bevindt, zal verwijzen naar de handelskamer van de sectie Handel & Insolventie van deze rechtbank, locatie Alkmaar.
5.10.
Wat partijen voor het overige hebben aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel.
5.11.
Het voorgaande leidt tot na te melden beslissing.
5.12.
Kok Vastgoed zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van dit incident worden veroordeeld.

6.De beslissing

in het incident
6.1.
wijst de vordering toe;
6.2.
veroordeelt Kok Vastgoed in de proceskosten van dit incident die aan de zijde van Anton c.s. tot op heden worden begroot op € 450,00;
in de hoofdzaak
6.3.
verklaart Kok Vastgoed niet-ontvankelijk in de primaire vordering jegens Anton Infragroep tot betaling van het bedrag van € 50.000,00 (vordering (i) onder (b));
6.4.
verklaart zich onbevoegd om van de overige jegens Anton Infragroep ingestelde vorderingen (vorderingen (i) onder (a) en (ii) onder (a), (b) en (c)) kennis te nemen;
6.5.
verwijst de zaak voor wat betreft de hiervoor in 6.4 genoemde vorderingen in de stand waar die zich thans bevindt naar de handelskamer van de
sectie Handel en Insolventievan deze rechtbank, locatie Alkmaar, en wel naar de rolzitting van
woensdag 28 december 2022om
10:00 uur, alwaar partijen bij advocaat dienen te verschijnen;
6.6.
bepaalt dat Kok Vastgoed na verwijzing een verhoogd griffierecht verschuldigd is, dat deze verhoging kan worden afgeleid uit de meest recente griffierechttabellen op www.rechtspraak.nl en dat deze verhoging moet zijn voldaan na ontvangst van een nota met betalingsinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak (LDCR);
6.7.
bepaalt dat Anton Infragroep na verwijzing griffierecht verschuldigd is, dat dit griffierecht kan worden afgeleid uit de meest recente griffierechttabellen op www.rechtspraak.nl en dat het griffierecht moet zijn voldaan na ontvangst van een nota met betalingsinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak (LDCR);
6.8.
deelt mee dat van een partij die onvermogend is een lager griffierecht wordt geheven, indien hij/zij op het tijdstip waarop het griffierecht wordt geheven heeft overgelegd:
1. een afschrift van het besluit tot toevoeging, zoals bedoeld in artikel 29 van de Wet op de rechtsbijstand, of indien dit niet mogelijk is als gevolg van omstandigheden die redelijkerwijs niet aan hem/haar zijn toe te rekenen, een afschrift van de aanvraag, zoals bedoeld in artikel 24 lid 2 van de Wet op de rechtsbijstand, of;
2. een verklaring van het bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand, zoals bedoeld in artikel 7 lid 3 onder e van die wet, waaruit blijkt dat zijn/haar inkomen niet meer bedraagt dan de bedragen, zoals bedoeld in de algemene maatregel van bestuur krachtens artikel 35 lid 2 van die wet;
6.9.
verwijst het geding voor het overige - dus ten aanzien van de jegens Anton Civiel ingestelde vorderingen - naar de rolzitting van de
sectie Kantonvan deze rechtbank, locatie Alkmaar, van
woensdag 13 december 2022 om 9:30 uurvoor het nemen van een conclusie van antwoord aan de zijde van Anton Civiel;
6.10.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.H. Lips en in het openbaar uitgesproken op 16 november 2022.

Voetnoten

1.Zie artikel 7: 900 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW)
2.De wettelijke regeling is neergelegd in de artikelen 7: 900 BW e.v.
3.Zie 2.22 van de dagvaarding.
4.Hoge Raad 13 maart 2020, ECLI:NL:HR:2020:425.