ECLI:NL:RBNHO:2022:9640

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 september 2022
Publicatiedatum
1 november 2022
Zaaknummer
332214 HA RK 22-154
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een wrakingsverzoek en oplegging van een wrakingsverbod in bestuursrechtelijke hoofdzaken

Op 26 september 2022 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Noord-Holland het verzoek tot wraking van de rechter mr. B. van Walderveen afgewezen. Verzoekster, gevestigd te Zaandam en vertegenwoordigd door haar gemachtigde A.F.M.J. Verhoeven, had de wraking ingediend in verband met een aantal aanhangige hoofdzaken binnen het team Belastingrecht. Verzoekster stelde dat de rechtbank onbevoegd was om deze zaken te behandelen, omdat het om een uitleg van Europees recht ging, wat volgens haar uitsluitend door de Europese rechter kon worden gedaan. De rechter heeft echter aangegeven dat verzoekster in eerdere procedures hetzelfde standpunt had ingenomen, dat door verschillende instanties, waaronder de Hoge Raad, was afgewezen.

De wrakingskamer heeft in haar beoordeling vastgesteld dat kritiek op de rechtspraak van een rechter niet kan dienen als wrakingsgrond. Het instituut van wraking mag niet worden gebruikt als een rechtsmiddel tegen de inhoudelijke beoordeling van een zaak. De enkele omstandigheid dat een rechter in een eerdere zaak een uitspraak heeft gedaan, kan niet worden aangemerkt als een feit dat de onpartijdigheid van de rechter in gevaar brengt.

De wrakingskamer concludeerde dat verzoekster misbruik heeft gemaakt van de wrakingsprocedure, waardoor verdere verzoeken tot wraking in alle hoofdzaken van het cluster niet meer in behandeling zullen worden genomen. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank Noord-Holland

Wrakingskamer
zaaknummer: 332214 HA RK 22-154
proces-verbaal van de mondelinge beslissing van 26 september 2022
Op het verzoek tot wraking ingediend door:
[verzoekster] .,
gevestigd te Zaandam,
verzoekster,
gemachtigde: A.F.M.J. Verhoeven.
Het verzoek is gericht tegen:
mr. B. van Walderveen,
hierna te noemen: de rechter.

1.Het procesverloop

1.1
Tijdens de zitting van 26 september 2022 heeft verzoekster de wraking van de rechter verzocht in de bij deze rechtbank, team Belastingrecht, locatie Haarlem, aanhangige hoofdzaken welke staan vermeld in het overzicht opgenomen in de bijlage. Het overzicht begint bij de zaaknummers HAA 21/6071 en eindigt met de zaaknummers HAA 21/5490, hierna te noemen: hoofdzaken van het cluster.
1.2
De rechter heeft niet berust in de wraking en het verzoek is behandeld ter openbare zitting van de wrakingskamer van 26 september 2022. Verzoekster, de rechter en de wederpartij zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord. Namens verzoekster zijn digitaal verschenen A.F.M.J. Verhoeven en [naam 1] . Namens de wederpartij zijn mr. [naam 2] en mr. [naam 3] digitaal verschenen. De rechter is ter zitting verschenen.

2.Het standpunt van verzoekster en de rechter

2.1
Verzoekster heeft ter onderbouwing van het verzoek aangevoerd dat de rechtbank onbevoegd is de onderhavige zaken te behandelen nu het een uitleg van Europees recht betreft en de Europese rechter de enige bevoegde instantie is om Europees recht uit te leggen. Volgens verzoekster is de nationale rechter niet bevoegd uitleg te geven over de draagwijdte van Europees recht.
2.2
De rechter heeft ter zitting aangegeven dat verzoekster in eerdere procedures hetzelfde standpunt heeft ingenomen, dat dit standpunt is afgewezen door de rechtbank, het gerechtshof Amsterdam en de Hoge Raad en dat hij van mening is wel degelijk bevoegd te zijn in de onderhavige zaken.

3.De beoordeling

3.1
Op grond van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan een rechter worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert (de subjectieve toets). Daarnaast kan de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd zijn indien sprake is van feiten of omstandigheden die, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de rechter in de hoofdzaak, grond geven om te vrezen dat een rechter niet onpartijdig is, waarbij ook de (te vermijden) schijn van partijdigheid van belang is. Die feiten of omstandigheden moeten zwaarwegende redenen opleveren voor objectiveerbare twijfel aan de onpartijdigheid (de objectieve toets). Het subjectieve oordeel van verzoekster is voor de beoordeling van beide toetsen wel belangrijk maar niet doorslaggevend.
3.2
Verzoekster heeft als grond voor wraking aangevoerd dat de rechtbank onbevoegd is deze zaken te behandelen nu het een uitleg van Europees recht betreft en de Europese rechter de enige bevoegde instantie is.
3.3
De wrakingskamer overweegt als volgt. Kritiek op - al dan niet constante - rechtspraak van een rechter of een rechterlijk college komt niet in aanmerking als wrakingsgrond: het instituut van wraking kan niet benut worden als rechtsmiddel. Als verzoekster het inhoudelijk niet eens is met de beoordeling van haar zaak door de rechter, kan zij daartegen een rechtsmiddel (zoals hoger beroep of cassatie) instellen. Dat geldt ook voor de opmerking dat de rechter onbevoegd is, daarvoor kan verzoekster hoger beroep instellen. De enkele omstandigheid dat een rechter in een eerdere zaak betreffende een soortgelijke aangelegenheid een uitspraak heeft gedaan, al dan niet onder verwijzing naar constante jurisprudentie van de Hoge Raad, kan niet gerekend worden tot feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
3.4
Omdat het instituut van wraking niet kan worden benut als rechtsmiddel heeft verzoekster, bij monde van haar gemachtigde, een zodanig lichtvaardig en onbehoorlijk gebruik gemaakt van de wrakingsprocedure dat de wrakingskamer het wrakingsverzoek daarom bestempelt als misbruik van procesrecht. Op deze grond zullen verdere verzoeken tot wraking in alle hoofdzaken van het cluster niet meer in behandeling worden genomen op de voet van artikel 8:18, vierde lid van de Awb. [jw.sys.1.proc_jaar]/[jw.sys.1.proc_vnr]

4.De beslissing

De wrakingskamer:
  • wijst het verzoek tot wraking af;
  • bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek van verzoekster in alle hoofdzaken van het cluster niet in behandeling wordt genomen;
  • beveelt de griffier onverwijld aan verzoekster, de rechter en de wederpartij in alle hoofdzaken van het cluster een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden;
  • beveelt dat het proces in alle hoofdzaken van het cluster wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.A. Pott Hofstede, voorzitter, mr. E.J. Bellaart en mr. M.M. Kruithof, leden van de wrakingskamer, in aanwezigheid van mr. T. van Opzeeland, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 26 september 2022.
griffier voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.