Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Procesverloop en kern van de zaak
2.Het standpunt van verzoekster
3.Het standpunt van de kantonrechter
4.De beoordeling
‘Deze zaak is door een collega van mij op zitting gezet. Zelf had ik dat niet gedaan. De dagvaarding bestaat alleen uit tekstblokken. Op basis van de dagvaarding weet ik niet waar de zaak over gaat. Er zitten ook helemaal geen stukken bij. Zo kan dat niet. Er is niet voldaan aan de substantiëringsplicht. In dit geval leidt dit tot niet-ontvankelijkheid.’Daarop heeft verzoekster, bij monde van haar gemachtigde, aangegeven dat er iets mis is gegaan bij de dagvaarding, en dat zij de stukken alsnog bij zich had. De kantonrechter heeft de gemachtigde niet toegelaten om nog stukken over te leggen. Bij die beslissing heeft de kantonrechter gezegd:
‘Het is niet voor het eerst dat wij hier met elkaar over praten en dat geldt ook voor collega’s van mij. Ik snap dat een deurwaarderskantoor veel zaken onder zich heeft en dat het verdienmodel is een knip- en plak dagvaarding omdat zeven van de tien gedaagden niet op komen dagen. Maar zo moet het niet gaan.’Verzoekster heeft zich daarna op het standpunt gesteld dat partijen tijdens een procedure de gelegenheid (moeten) krijgen om de feiten en gronden aan te vullen en dat een beslissing tot niet-ontvankelijkheid zou leiden tot hoger beroep, en dat partijen daar niks mee op zouden schieten. Daarop heeft de kantonrechter gereageerd:
‘Ik snap wat u zegt, dat het praktisch is om de zaak nu voort te zetten en hoger beroep te voorkomen, maar het begint allemaal bij de dagvaarding die u uitbrengt, en eerlijk gezegd ben ik er klaar mee.’