ECLI:NL:RBNHO:2022:9336

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 oktober 2022
Publicatiedatum
20 oktober 2022
Zaaknummer
C/15/322911 / HA ZA 21-637
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid bij vermogensbeheer in cryptovaluta: tekortkoming in zorgplicht en onrechtmatig handelen

In deze zaak vorderden eisers, bestaande uit drie personen, schadevergoeding van gedaagde, die als vermogensbeheerder optrad in de handel van cryptovaluta. Eisers stelden dat gedaagde zijn zorgplicht had geschonden door onzorgvuldig om te gaan met hun vermogen, wat resulteerde in het verlies van cryptovaluta na een hack. Gedaagde betwistte de vorderingen en stelde dat hij niet aansprakelijk was, omdat hij geen professionele cryptohandelaar was en de hack buiten zijn macht lag. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst van opdracht, omdat er geen duidelijke afspraken waren gemaakt over de zorgplicht. De rechtbank concludeerde dat gedaagde niet onrechtmatig had gehandeld, aangezien hij voldoende beveiligingsmaatregelen had getroffen en de risico's van cryptohandel inherent waren aan de activiteit. De vorderingen van eisers werden afgewezen, en zij werden veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/322911 / HA ZA 21-637
Vonnis van 12 oktober 2022
in de zaak van

1.[eiser 1],

wonende te [plaats 1],
2.
[eiser 2],
wonende te [plaats 2], Filipijnen,
3.
[eiser 3],
wonende te [plaats 3], Zwitserland,
eisers,
advocaat mr. M.M.N.C. Schellekens te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats 4],
gedaagde,
advocaat mr. J.P. van Veenendaal te 's-Gravenhage.
Eisers zullen hierna gezamenlijk [eiser 1] c.s., en ieder afzonderlijk [eiser 1], [eiser 2] en [eiser 3], genoemd worden. Gedaagde zal hierna [gedaagde] genoemd worden.

1.De zaak in het kort

1.1.
[gedaagde] heeft met vermogen van [eiser 1] c.s. gehandeld in cryptovaluta. Op enig moment zijn de door [gedaagde] gebruikte cryptorekeningen leeggehaald. Volgens [gedaagde] is sprake van een hack. [eiser 1] c.s. betwisten dit. [eiser 1] c.s. spreken [gedaagde] primair aan op grond van een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst (van opdracht) omdat [gedaagde] zijn zorgplicht heeft geschonden. Subsidiair spreken [eiser 1] c.s. [gedaagde] aan op grond van onrechtmatige daad. [gedaagde] betwist de vorderingen van [eiser 1] c.s.
De rechtbank wijst de vorderingen af en overweegt dat [eiser 1] c.s. onvoldoende hebben onderbouwd dat [gedaagde] zijn zorgplicht heeft geschonden, mede in het licht van het feit dat partijen geen duidelijke afspraken hebben gemaakt. Van een bijzondere zorgplicht is geen sprake. Ten aanzien van het onrechtmatig handelen overweegt de rechtbank dat [eiser 1] c.s. het verwijt dat [gedaagde] onvoldoende heeft gedaan om zijn accounts te beveiligen onvoldoende is onderbouwd. Dat geldt ook voor de stelling dat [gedaagde] zich het vermogen zelf heeft toegeëigend en de stelling dat [gedaagde], nadat het vermogen was verdwenen, niet adequaat heeft gehandeld. Daarbij overweegt de rechtbank dat er ook geen causaal verband bestaat tussen het verweten handelen (of niet handelen) door [gedaagde] en de gestelde schade.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 29 juni 2022
  • de akte tot het overleggen van aanvullende producties (39 tot en met 41) van 1 september 2022 van de zijde van [eiser 1] c.s.
  • de mondelinge behandeling van 1 september 2022, waarvan de griffier aantekeningen heeft bijgehouden. Partijen hebben gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
[gedaagde] belegt sinds geruime tijd in cryptovaluta. Hij belegt ook met kapitaal van derden.
3.2.
[eiser 1] heeft [gedaagde] ontmoet op 7 september 2018 op een besloten diner voor (particuliere) cryptobeleggers in [plaats 1], voorafgaand aan een cryptocruise naar Monaco en Ibiza waaraan [eiser 1] en [gedaagde] allebei deelnamen.
3.3.
[eiser 1] en [gedaagde] hebben daarna nauw contact onderhouden in verband met het beleggen in cryptovaluta. Ze zijn bevriend geraakt, zijn regelmatig samen op reis geweest en communiceerden op dagelijkse basis met elkaar.
3.4.
[gedaagde] is op enig moment met vermogen van [eiser 1] gaan handelen in cryptovaluta. [eiser 1] stortte hiertoe Bitcoins (hierna BTC) en Ethereum (ETH) in zijn zogeheten “‘investeringswallet”. [gedaagde] had toegang tot deze wallet en kon met het daarin gestorte kapitaal handelen. [eiser 1] heeft in de periode van 25 februari 2019 tot en met september 2019 in ieder geval de navolgende aantallen BTC respectievelijk ETH naar voornoemde wallet overgemaakt:
25 februari 2019: 100 ETH;
11 maart 2019: 200 ETH;
1 april 2019: 300 ETH;
6 mei 2019: 300 ETH;
27 mei 2019: 3 BTC;
9 september 2019: 24 BTC.
3.5.
[gedaagde] handelde voor [eiser 1] via verschillende door hem aangehouden accounts bij Binance, een cryptohandelsplatform. Via WhatsApp bespraken [eiser 1] en [gedaagde] de laatste door [gedaagde] behaalde rendementen en maakten zij afspraken over eventuele verhogingen van het te beleggen kapitaal van [eiser 1]. In elk geval tot 25 november 2019 stuurde [gedaagde] wekelijks aan [eiser 1] een excel-sheet met de door hem met het vermogen van [eiser 1] behaalde resultaten. Aanvankelijk voldeden de resultaten aan de verwachtingen van [eiser 1] en nam het door [eiser 1] geïnvesteerde vermogen substantieel toe.
3.6.
Bij WhatsApp berichten van 13 mei 2019 heeft [eiser 1] aan [gedaagde] het volgende bericht:

I will speak to some friends. We got good traction now. So lets make this big”(…)
“We should just think about some security measures i.e. can you trade via API so they have access to the funds at any time? Just in case something happens to you”
“This was a question I got before”.
[gedaagde] heeft daarop geageerd met de volgende berichten aan [eiser 1]:
“No, I cant trade through API keys”(…)“Yeah it is best for them too know the risks, like i always say and the binance hack for example thank god nothing happend to our money i am sure alot were affected”
3.7.
[eiser 1] heeft [gedaagde] omstreeks juni 2019 geïntroduceerd bij enkele goede vrienden, waaronder [eiser 2] en [eiser 3] (een Zwitserse asset manager). [eiser 3] heeft in verband met de handel in cryptovaluta in ieder geval op 5 juni 2019 een bedrag van EUR 20.000 aan [gedaagde] overgemaakt.
3.8.
Tijdens een diner met [gedaagde] op 25 november 2019 heeft [eiser 1] aan [gedaagde] laten weten dat hij al zijn cryptovaluta, met inmiddels een waarde van circa EUR 1.000.000, terug wilde trekken.
3.9.
Op 1 december 2019 heeft tussen [eiser 1] en [gedaagde], voor zover hier van belang, de volgende WhatsApp-correspondentie plaatsgevonden:
[eiser 1]: “
(…). I don’t want to get my account too big either. It only increases risk”
[gedaagde]: “
Yeah but more for the risk of getting hacked”
[eiser 1]: “
Hacked we already have it fairly secure with the 2FA and the long password”“I will add it to a password tool when you moved the funds which is further protected and then you use it to login instead of the password…1 step at a time”.
[gedaagde]:
“True but rather be safe than sorry”.
3.10.
Op 2 december 2019 heeft Binance meerdere kapitaalterugtrekkingsverzoeken en autorisatieverzoeken om cryptovaluta van een Binance-account te halen naar [gedaagde] verstuurd. Vervolgens zijn de cryptovaluta daadwerkelijk van de Binance-accountant afgehaald.
3.11.
Op 2 december 2019 heeft tussen [eiser 1] en [gedaagde], voor zover hier van belang, de volgende conversatie plaatsgevonden:
[gedaagde]: “
Just got the message that my grandma has passed away bro. Going home now take my luggage and to the airport.”
[eiser 1]: “
Sorry to hear bro. (…). Still would want to get the transfer done, ideally you can do it somewhere at the airport or in the taxi since you have your phone with you anyway. Thank you”
[gedaagde]: “
Thank you bro will let you, for me is not big of a deal but was fucked up hearing my mom.”
[eiser 1]: “
(…). Doesn’t have to be the exact amount but I would want to have a substantial amount transferred and then you can trade from there taking care about your personal family stuff”.
[gedaagde]: “
Oke bro”
“Running now to get my stuff”
“Maybe I will leave one luggage in a locker”
“Coning back anyways”.
(…)
“Going direct to egypt”.
3.12.
In de periode daarop heeft [eiser 1] moeite om in contact te komen met [gedaagde]. [eiser 1] stuurt op 5 december 2019 naar het Nederlandse telefoonnummer van [gedaagde] het verzoek om hem direct terug te bellen. En per e-mail d.d. 8 december 2019:

Send me summary of events, with dates and an overview of the accounts with valances and wallet addresses.
And if there is anything else now it’s time to come clean.
And at least you cab do is making yourself available for call and answer them and provide the information ASAP
Op 8 december 2019 stuurt [eiser 1] via Whatsapp ook een gelijkluidend bericht naar een nieuw telefoonnummer van [gedaagde], waarop de reactie volgt: “
I will tell Ahmed, I am his cousin
[eiser 1] heeft vervolgens een contactpersoon binnen Binance benaderd om meer inzicht in de status van de Binance-accounts van [gedaagde] te krijgen. Deze contactpersoon heeft [eiser 1], via een mede-investeerder, op 9 december 2019, voor zover hier van belang, als volgt geïnformeerd:
“Yeah, some recent activity was inconsistent with the usual.(…)
Yeah there are barely any remaining assets on the account(…)
Yes there was a withdrawal within the past month. Perhaps he was tricked via e-mail by an attacker, as the attacker clearly had access to his e-mail and 2FA as well.(…)
Just checked ticket history and yeah, he was hacked. Definitely tricked by the attacker based on the stuff we received. (…)
last Monday seems consistent.”
3.13.
Op 10 december 2019 laat [gedaagde] via WhatsApp een screenshot aan [eiser 1] zien waarin staat aangegeven dat zijn Binance-account is “banned”. Vervolgens ontvouwt zich de volgende conversatie:
[eiser 1]: “Do you know or have you used Gatehub”
[gedaagde]: “Yes but was a quick login used to have ripple on it a while ago”
[eiser 1]: “Did you activate Whitelabeled withdrawals only for you Binance accounts?”
[gedaagde]: “No”.
[eiser 1]: “All email accounts have 2FA right?”
[gedaagde]: “2 didn’t.”
[eiser 1]: “Did you write down the 2FA recovery seed somewhere? If yes,
where?”
[gedaagde]: “On keynote i had some”.
[eiser 1]: “Have you recently lost or sold any old phone? That had the same 2FA on it?”
[gedaagde]: “No”.
[eiser 1]: “On which other devices did you have the same 2FA?”
[gedaagde]: “Android and 3 iphones”.
[eiser 1]: “Did you have 2FA for your Apple ID?”
[gedaagde]: “Didn‘t know that was possible”.
[eiser 1]: “Thank you Ahmed. I guess there is an exposure to some security breaches. We still need to get the one Binance account unblocked to see what happened to the funds.
(…)”
3.14.
Op 15 december 2019 deelt [gedaagde] via WhatsApp aan [eiser 1] mee dat ook op de andere Binance-accounts geen saldo meer staat en stuurt [gedaagde] screenshots waaruit volgt dat er is getracht via Volgograd (Russische Federatie) in te loggen in een Binance-account en dat van Binance via e-mail op 2 december 2019 drie autorisatieverzoeken zijn binnengekomen om 94,53996310 BTC van een Binance-account te halen.
3.15.
Op 23 december 2019 heeft [gedaagde] aan [eiser 1] meegedeeld dat hij in staat is om in te loggen in een Binance-rekening waar op 2 december 2019 een kapitaalopname van 94,53996310 BTC heeft plaatsgevonden.
3.16.
[eiser 1] en [gedaagde] hebben vervolgens nog gecorrespondeerd over een eventuele compensatie van het verloren kapitaal, maar hier is verder geen gevolg aan gegeven.

4.Het geschil

4.1.
[eiser 1] c.s. vorderen bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
verklaringen voor recht:
I.
te verklaren voor recht dat [gedaagde] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de tussen [eiser 1] c.s. en [gedaagde] gesloten overeenkomst van opdracht;
II.
te verklaren voor recht dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiser 1] c.s.;
zowel primair als subsidiair als meer subsidiair:
I.
[gedaagde] te veroordelen om aan [eiser 1] c.s. tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen de volgende bedragen, althans tot betaling van zodanige bedragen als de rechtbank in goede justitie zal bepalen:
de schade van [eiser 1] (rekening 1),
primair: door (in totaal) 24 BTC en 900 ETH te betalen op het door [eiser 1] aan te wijzen betaaladres,
althans subsidiair: door een schadebedrag van (in hoofdsom) EUR 638.901,- te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente op grond van artikel 6:119a BW (subsidiair op de voet van artikel 6:119 BW) jo. artikel 6:120 BW, te rekenen vanaf 2 december 2019, althans vanaf de dag der dagvaarding, althans vanaf zodanige datum als de rechtbank in goede justitie zal vernemen te behoren, tot aan de dag van de algehele voldoening;
en, zowel primair als subsidiair:
daarenboven de koersschade (EUR 4.291.271,97-) die voor [eiser 1] ontstaat doordat na de schadeveroorzakende gebeurtenis (2 december 2019) de koers van de BTC en de ETH zich ten opzichte van de EURO heeft gewijzigd in het nadeel van [eiser 1] (dus indien de wisselkoers van BTC) ten opzichte van de EURO op de dag van betaling van de geleden schade hoger is dan die op de dag van verzuim), waarbij de koersschade moet worden vergoed tot aan de dag van de algehele voldoening;
II.
de schade van [eiser 1] (rekening 2),
primair: door (in totaal) 44,4 BTC te betalen op het door [eiser 1] aan te wijzen betaaladres;
althans subsidiair: door een schadebedrag van (in hoofdsom) EUR 409.915,11,- te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente op grond van artikel 6:119a BW (subsidiair op de voet van artikel 6:119 BW) jo. artikel 6:120 BW, te rekenen vanaf 2 december 2019, althans vanaf de dag der dagvaarding, althans vanaf zodanige datum als de rechtbank in goede justitie zal vernemen te behoren, tot aan de dag van de algehele voldoening;
en, zowel primair als subsidiair:
daarenboven de koersschade (EUR 1.859.967,8,-) die voor [eiser 1] ontstaat doordat na de schadeveroorzakende gebeurtenis (2 december 2019) de koers van de BTC zich ten opzichte van de EURO heeft gewijzigd in het nadeel van [eiser 1] (dus indien de wisselkoers van BTC) ten opzichte van de EURO op de dag van betaling van de geleden schade hoger is dan die op de dag van verzuim), waarbij de koersschade moet worden vergoed tot aan de dag van de algehele voldoening;
III.
de schade van [eiser 1] (rekening 3),
primair: door (in totaal) 20,7 ETH te betalen op het door [eiser 1] aan te wijzen betaaladres;
althans subsidiair: door een schadebedrag van (in hoofdsom) EUR 7.813,08,- te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente op grond van artikel 6:119a BW (subsidiair op de voet van artikel 6:119 BW) jo. artikel 6:120 BW, te rekenen vanaf 2 december 2019, althans vanaf de dag der dagvaarding, althans vanaf zodanige datum als de rechtbank in goede justitie zal vernemen te behoren, tot aan de dag van de algehele voldoening;
en, zowel primair als subsidiair:
daarenboven de koersschade (EUR 79.062,62,-) die voor [eiser 1] ontstaat doordat na de schadeveroorzakende gebeurtenis (2 december 2019) de koers van de ETH zich ten opzichte van de EURO heeft gewijzigd in het nadeel van [eiser 1] (dus indien de wisselkoers van BTC ten opzichte van de EURO op de dag van betaling van de geleden schade hoger is dan die op de dag van verzuim), waarbij de koersschade moet worden vergoed tot aan de dag van de algehele voldoening;
IV.
de schade van [eiser 1] (rekening 4),
primair: door (in totaal) 17,2 ETH te betalen op het door [eiser 1] aan te wijzen betaaladres,
althans subsidiair: door een schadebedrag van (in hoofdsom) EUR 4.939,77,- te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente op grond van artikel 6:119 BW (subsidiair op de voet van artikel 6:119 8W) jo. artikel 6:120 BW, te rekenen vanaf 2 december 2019, althans vanaf de dag der dagvaarding, althans vanaf zodanige datum als de rechtbank in goede justitie zal vernemen te behoren, tot aan de dag van de algehele voldoening;
en (zowel primair als subsidiair):
daarenboven de koersschade (EUR 62.219,54,-) die voor [eiser 1] ontstaat doordat na de schadeveroorzakende gebeurtenis (2 december 2019) de koers van de ETH zich ten opzichte van de EURO heeft gewijzigd in het nadeel van [eiser 1] (dus indien de wisselkoers van BTC ten opzichte van de EURO op de dag van betaling van de geleden schade hoger is dan die op de dag van verzuim), waarbij de koersschade moet worden vergoed tot aan de dag van de algehele voldoening;
V.
de schade van [eiser 3],
primair: door (in totaal) 2,7 BTC en 91,8 ETH te transigeren op het door [eiser 3] aan te wijzen betaaladres;
althans subsidiair: door een schadebedrag van (in hoofdsom) EUR 59.365,01,- te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente op grond van artikel 6:119a BW (subsidiair op de voet van artikel 6:119 BW) jo. artikel 6:120 BW, te rekenen vanaf 2 december 2019, althans vanaf de dag der dagvaarding, althans vanaf zodanige datum als de rechtbank in goede justitie zal vernemen te behoren, tot aan de dag van de algehele voldoening;
en, zowel primair als subsidiair:
daarenboven de koersschade (EUR 446.740,61 ,-) die voor [eiser 3] ontstaat doordat na de schadeveroorzakende gebeurtenis (2 december 2019) de koers van de BTC zich ten opzichte van de EURO heeft gewijzigd in het nadeel van [eiser 3] (dus indien de wisselkoers van BTC ten opzichte van de EURO op de dag van betaling van de geleden schade hoger is dan die op de dag van verzuim), waarbij de koersschade moet worden vergoed tot aan de dag van de algehele voldoening;
VI.
de schade van [eiser 2],
primair: door (in totaal) 4,1 BTC te betalen op het door [eiser 2] aan te wijzen betaaladres;
althans subsidiair: door een schadebedrag van (in hoofdsom) EUR 93.46102,- te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente op grond van artikel 6:119a BW (subsidiair op de voet van artikel 6:119 BW) jo. artikel 6:120 8W, te rekenen vanaf 2 december 2019, althans vanaf de dag der dagvaarding, althans vanaf zodanige datum als de rechtbank in goede justitie zal vernemen te behoren, tot aan de dag van de algehele voldoening;
en, zowel primair als subsidiair:
daarenboven de koersschade (EUR 166.693,3,-) die voor [eiser 3] ontstaat doordat na de schadeveroorzakende gebeurtenis (2 december 2019) de koers van de BTC zich ten opzichte van de EURO heeft gewijzigd in het nadeel van [eiser 3] (dus indien de wisselkoers van BTC ten opzichte van de EURO op de dag van betaling van de geleden schade hoger is dan die op de dag van verzuim), waarbij de koersschade moet worden vergoed tot aan de dag van de algehele voldoening;
meer subsidiair:
althans zulke bedragen door [gedaagde] te betalen aan [eiser 1] c.s. als de rechtbank in redelijkheid begroot,
althans de bepaling van de schade te laten opstellen en vereffenen volgens de wet en dus te verwijzen naar een schadestaatprocedure;
proceskosten:
alsmede tot betaling van de kosten van de onderhavige procedure, onder bepaling dat indien de gedingkosten niet binnen veertien dagen na de dag, waarop het vonnis is gewezen aan eiser zullen zijn voldaan, daarover vanaf de veertiende dag wettelijke rente verschuldigd is.
4.2.
[eiser 1] c.s. leggen - samengevat - aan hun vorderingen primair ten grondslag dat [gedaagde] door het kwijtraken van het vermogen tekort is geschoten in de nakoming van de vermogensbeheerovereenkomst en in zijn hoedanigheid van vermogensbeheerder jegens [eiser 1] c.s. niet de zorgvuldigheid van een redelijk handelend en redelijk bekwaam beroepsgenoot in acht heeft genomen en hij zijn vergaande bijzondere zorgplicht heeft geschonden. [gedaagde] is volgens [eiser 1] c.s. op grond van de artikelen 6:74 BW, 6:84 BW, 7:401 BW en 7:714 BW aansprakelijk voor de door hen geleden schade van in totaal € 1.214.394,99 en voor de geleden koersschade van in totaal € 6.905.955,84,-.
Subsidiair leggen [eiser 1] c.s. aan hun vorderingen ten grondslag dat het uiterst onzorgvuldig omgaan met hun vermogen door [gedaagde] kwalificeert als onrechtmatig handelen als bedoeld in artikel 6:162 BW. Als gevolg hiervan is volgens [eiser 1] c.s. [gedaagde] aansprakelijk voor de schade van [eiser 1] c.s.
4.3.
[gedaagde] voert verweer. Hij betwist dat sprake is van een tekortkoming, of van een schending van de (bijzondere) zorgplicht dan wel van enig onrechtmatig handelen jegens [eiser 1] c.s. Voor zover dit wel het geval zou zijn voert [gedaagde] aan dat de gevorderde koersschade niet voor vergoeding in aanmerking komt en bovendien sprake is van eigen schuld aan de zijde van [eiser 1] c.s. en de schadevergoeding dient te worden gematigd.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

Internationale rechtsmacht en toepasselijk recht

5.1.
Aangezien [eiser 1] c.s. niet in Nederland woonachtig zijn, heeft deze zaak een internationaal karakter. Ambtshalve moet daarom de vraag worden beantwoord of de Nederlandse rechter bevoegd is van de vorderingen kennis te nemen en, zo ja, welk recht op de vorderingen van toepassing is.
5.2.
De vraag naar rechtsmacht van de Nederlandse rechter moet worden beoordeeld aan de hand van de Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (Brussel I bis). Artikel 4 Brussel I bis bepaalt dat zij die woonplaats hebben op het grondgebied van een lidstaat, ongeacht hun nationaliteit, worden opgeroepen voor de gerechten van die lidstaat. Omdat [gedaagde] in Nederland woonachtig is komt de Nederlandse rechter op grond van genoemd artikel rechtsmacht toe.
5.3.
Door partijen is in de gedingstukken beroep gedaan op bepalingen uit het Nederlandse Burgerlijk Wetboek en op Nederlandse jurisprudentie en zij hebben ter gelegenheid van de mondelinge behandeling bevestigd dat zij hebben gekozen voor het toepassen van Nederlands recht. De rechtbank zal het geschil van partijen derhalve naar Nederlands recht beoordelen.
Inhoudelijk
5.4.
De rechtbank stelt voorop dat de Wet financieel toezicht (Wft) in onderhavige zaak niet van toepassing is, omdat cryptovaluta niet onder de definitie van (elektronisch) geld valt in de zin van deze wet. [gedaagde] kan daarom ook niet worden beschouwd als een financieel dienstverlener in de zin van deze wet. Van een door publiekrechtelijk regels ingevulde op [gedaagde] rustende bijzondere zorgplicht als bedoeld in de Wft (zoals bij banken in de regel het geval is) is dan ook geen sprake.
De vorderingen van [eiser 1]
Schending zorgplicht (artikel 7:401 BW)
5.5.
Vast staat dat [eiser 1] cryptovaluta aan [gedaagde] ter beschikking heeft gesteld, met de bedoeling dat [gedaagde] hiermee ten behoeve van [eiser 1] ging handelen en dat [gedaagde] vervolgens een percentage van de opbrengst ontving. Tussen partijen is niet in geschil dat, hoewel partijen daarover niets op schrift hebben gesteld, deze rechtsverhouding gekwalificeerd dient te worden als een overeenkomst van opdracht tussen [eiser 1] en [gedaagde]. Er was immers sprake van een opdracht van [eiser 1] aan [gedaagde], [gedaagde] heeft werkzaamheden verricht voor [eiser 1], [eiser 1] heeft een vergoeding betaald aan [gedaagde] en [gedaagde] heeft middels zijn wekelijkse excel-sheets met behaalde resultaten een vorm van verantwoording afgelegd aan [eiser 1]. Dat [gedaagde] tevens stelt dat de opdracht kan worden gekwalificeerd als een vriendendienst, omdat partijen elkaar als vrienden zijn gaan beschouwen en [eiser 1] ook zelf van [gedaagde] een commissie ontving voor het aanbrengen van nieuwe investeerders, maakt dat niet anders.
5.6.
Om de vorderingen van [eiser 1] te kunnen beoordelen moet worden onderzocht of [gedaagde] als opdrachtnemer bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed opdrachtnemer in acht heeft genomen (artikel 7:401 BW). Deze zorgplicht houdt in beginsel in dat hij dient te handelen zoals een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot in de gegeven omstandigheden zou handelen. Bij de beoordeling of aan dit criterium is voldaan, zijn alle relevante omstandigheden van het geval van belang.
5.7.
[eiser 1] stelt dat [gedaagde] zijn zorgplicht heeft geschonden omdat hij onzorgvuldig heeft gehandeld en onverantwoorde risico’s is aangegaan met het in het zijn beheer gegeven vermogen van [eiser 1]. Een en ander volgt volgens [eiser 1] uit het feit dat sprake was van:
  • Het onvoldoende beveiligen van de crypto-wallets;
  • Het niet tijdig overhandigen van de wekelijkse spreadsheet;
  • Het niet-transparant zijn over de beweerdelijke hack;
  • Het onbereikbaar zijn voor uitleg;
  • Het inadequate handelen na de constatering van de beweerdelijke hack en
  • Het niet aanbrengen van oplossingen.
5.8.
[eiser 1] stelt zich op het standpunt dat [gedaagde] als opdrachtnemer verantwoordelijk is voor het terughalen van het vermogen van [eiser 1] en hij daartoe alles in staat moet stellen. Dit heeft hij niet gedaan. Als redelijk en bekwaam cryptohandelaar die zich profileert als een partij die ervaren is in de cryptowereld, mag worden verwacht dat hij onder de gegeven omstandigheden anders had gehandeld en anders had moeten handelen, aldus [eiser 1].
5.9.
[gedaagde] betwist dat hij zijn zorgplicht heeft geschonden en dat sprake zou zijn van lastgeving. Uit niets blijkt welke afspraken zijn gemaakt, zodat niet duidelijk is in de nakoming van welke verplichting hij tekort is geschoten. De opdracht dient in feite te worden gekwalificeerd als een zekere vriendendienst. Dit volgt niet alleen uit de commissie die [eiser 1] zelf ook ontving voor het aanbrengen van investeerders, maar ook uit de vriendschappelijk wijze van omgang tussen [eiser 1] en [gedaagde]. [gedaagde] is bovendien geen professionele cryptohandelaar of specialist in het vakgebied, waardoor sprake zou kunnen zijn van een zwaardere zorgplicht. Hij heeft ook niet gehandeld als bank of beleggingsonderneming en is niet meer dan een particuliere belegger die zijn vriend heeft geholpen bij zijn vermogensbeheer. Hij merkt verder op dat de hack van de cryptowallet van [eiser 1] buiten zijn macht heeft plaatsgevonden. [gedaagde] voert aan dat hij alle accounts heeft beveiligd met een lang wachtwoord en tweefactor authenticatie (hierna: 2FA). Ook heeft hij gebruik gemaakt van verschillende accounts. Dit zijn volgens [gedaagde] drie belangrijke manieren om cryptovaluta te beveiligen. [gedaagde] stelt verder dat hij [eiser 1] op de risico’s van de cryptohandel heeft gewezen en [eiser 1] deze risico’s heeft aanvaard. Bovendien is [eiser 1] zelf voldoende bekend met de (risico’s van de) cryptohandel.
Volgens [gedaagde] heeft hij zijn verantwoordingsplicht van artikel 7:403 BW evenmin geschonden. Aangezien [eiser 1] en [gedaagde] vriendschappelijk met elkaar omgingen en [gedaagde] duidelijk heeft aangegeven - voor zover hem bekend- wat er is gebeurd, meent [gedaagde] dat hij voldoende verantwoording heeft afgelegd.
5.10.
Voornoemd verweer van [gedaagde] slaagt.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft [eiser 1] onvoldoende gesteld om de conclusie te rechtvaardigen dat [gedaagde] als een professionele beleggingsdienstverlener moet worden beschouwd. Het verweer van [gedaagde] in dit verband dat hij zichzelf bekend heeft gemaakt met het vakgebied van de cryptohandel door het opdoen van ervaring en beperkte zelfstudie, dat hij geen economische of financiële opleiding heeft genoten en ook niet over een vergunning voor vermogensbeheer beschikt, is door [eiser 1] c.s. ook niet weersproken. Er kan daarom niet worden aangenomen dat op [gedaagde] een bijzondere zorgplicht rustte.
5.11.
Er is ook geen grond voor het oordeel dat [gedaagde] de gebruikelijke zorgplicht als opdrachtnemer heeft geschonden. Partijen hebben geen schriftelijke overeenkomst gesloten en onduidelijk is wat de opdracht precies inhield. Afspraken ontbreken en volgen ook niet uit de door [eiser 1] c.s. in het geding gebrachte WhatsApp-correspondentie. Het enige wat vast staat is dat [eiser 1] bedragen in zijn investeringswallet stortte en dat [gedaagde] hiermee ten behoeve van [eiser 1] mocht handelen en een percentage van de opbrengst ontving. Gesteld noch gebleken is dat partijen nog verdere afspraken hebben gemaakt met betrekking tot de inhoud en de reikwijdte van de door [gedaagde] in haar contractuele relatie met [eiser 1] in acht te nemen zorgplicht. Partijen hebben ook geen bijzondere invulling gegeven aan die zorgplicht, bijvoorbeeld ten aanzien van de beveiliging van de accounts, de informatievoorziening of aansprakelijkheid. De rechtbank neemt voorts in aanmerking dat zij beiden al langer in de cryptohandel actief waren en [eiser 1] met de door [gedaagde] getroffen beveiligingsmaatregelen bekend was. Nu door [eiser 1] niet onderbouwd gesteld is dat een verdergaande (dan de door [gedaagde] in acht genomen) vorm of mate van beveiliging van cryptoaccounts gebruikelijk is en algemeen bekend is bij en aanvaard door particuliere cryptohandelaren, moet de conclusie luiden dat niet is gebleken dat [gedaagde] zijn zorgplicht jegens [eiser 1] heeft geschonden.
5.12.
Evenmin is gebleken dat [gedaagde] zijn verantwoordingsplicht van artikel 7:403 BW heeft geschonden. Vast staat dat [gedaagde] [eiser 1], zij het enigszins verlaat, van de hack op de hoogte heeft gesteld en alle door [eiser 1] hieromtrent gestelde vragen heeft beantwoord. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt bovendien niet in te zien dat de door [eiser 1] in dit verband gemaakte verwijten, voor zover al terecht, hebben bijgedragen aan de door [eiser 1] geleden schade.
Onrechtmatige daad
5.13.
Subsidiair legt [eiser 1] aan zijn vorderingen ten grondslag dat [gedaagde] uiterst onzorgvuldig is omgegaan met het vermogen van [eiser 1] en dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld als bedoeld in artikel 6:162 BW. Als gevolg van dit onrechtmatig handelen is [gedaagde] volgens [eiser 1] aansprakelijk voor zijn schade. De onrechtmatigheid ziet volgens [eiser 1] op het doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht, alsmede met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt. [eiser 1] verwijst daarvoor naar hetgeen hij [gedaagde] ook in het kader van de gestelde tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst heeft verweten, namelijk het kwijtmaken van zijn cryptovermogen, het niet bereikbaar zijn nadat zijn cryptoaccount was gehackt, het niet verschaffen van informatie en het zich wederrechtelijk gelden in de vorm van cryptovaluta toe-eigenen.
5.14.
[gedaagde] betwist dat hij onrechtmatig heeft gehandeld. Dat het cryptoaccount van [eiser 1] is gehackt, is volgens [gedaagde] niet aan hem te wijten. Hij heeft immers voldaan aan het voldoende beveiligen van de cryptovaluta van [eiser 1]. Het feit dat hacks zich kunnen voordoen, is volgens [gedaagde] een risico dat inherent is aan het handelen met cryptovaluta, waar [eiser 1] ook mee bekend was. De simpele pech dat zich een dergelijke hack voordoet, kan daarom volgens [gedaagde] niet aan hem worden toegerekend. [gedaagde] wijst er op dat partijen geen contractuele afspraken hebben gemaakt en hij geen garanties heeft verleend (op grond waarvan hij tot vergoeding zou zijn gehouden indien zich een hack voordoet). De hack kan evenmin aan hem worden toegerekend op grond van in het verkeer geldende opvattingen nu [gedaagde] geen gespecialiseerd belegger is en hiervoor ook geen vergunning heeft.
5.15.
Ook dit verweer slaagt. [eiser 1] verwijt [gedaagde] vooral dat hij onverantwoorde risico’s met zijn vermogen heeft genomen en onvoldoende heeft gedaan om zijn Binance-accounts te beveiligen. [eiser 1] heeft deze stellingen echter, mede in het licht van het verweer van [gedaagde], onvoldoende onderbouwd. Vast staat immers dat [gedaagde] zijn Binance-accounts had beveiligd met een (lang) wachtwoord en met 2FA-beveiliging. Dat dit binnen de cryptobranche als onvoldoende wordt beschouwd, is niet gebleken. De enkele omstandigheid, dat een of meerdere e-mailaccounts van [gedaagde] niet 2FA beveiligd waren, zodat via die weg een hack mogelijk was, is dan ook onvoldoende om de conclusie te rechtvaardigen dat [gedaagde] onverantwoorde risico’s heeft genomen en daarmee onrechtmatig heeft gehandeld. Een dergelijke beveiliging is tussen partijen immers niet afgesproken en gesteld noch gebleken is dat een dergelijke beveiliging in zijn algemeenheid gebruikelijk is.
De stelling van [eiser 1] dat (het vermoeden bestaat dat) geen sprake is geweest van een hack, maar dat [gedaagde] het kapitaal zelf van zijn Binance-rekeningen heeft gehaald en zich heeft toegeëigend, wordt in het licht van de verklaring van de door [eiser 1] ingeschakelde contactpersoon bij Binance dat hij heeft geconstateerd dat sprake is geweest van een hack van het account van [eiser 1], als onvoldoende onderbouwd gepasseerd. Dat [gedaagde] zelf verantwoordelijk is voor deze hack, zoals [eiser 1] suggereert, is evenmin aannemelijk geworden.
5.16.
[eiser 1] maakt [gedaagde] verder nog het verwijt dat hij na de constatering van de hack inadequaat heeft gehandeld doordat hij onder meer zijn laptop, waarmee hij via 2FA kon inloggen op zijn accounts, in New York heeft achtergelaten, achteraf niet bereikbaar was, geen informatie gaf, geen melding heeft gemaakt van de hack bij Binance, geen aangifte heeft gedaan bij de politie en geen oplossingen heeft aangedragen. Ook deze stellingen worden, in het licht van het verweer van [gedaagde], als onvoldoende onderbouwd gepasseerd. [eiser 1] heeft ook niet nader toegelicht dat, indien [gedaagde] na de hack anders had gehandeld, dit de situatie veranderd had. Het kapitaal was op dat moment immers al verdwenen. Dat de verdwenen cryptovaluta op enige manier nog kon worden getraceerd en teruggehaald en dat [gedaagde], bijvoorbeeld met gebruik van zijn (achtergelaten) laptop, daar nog enige invloed op kon uitoefenen, is gesteld noch gebleken. Een causaal verband tussen het verweten (niet) handelen door [gedaagde] na de hack en de gestelde schade kan dan ook niet worden vastgesteld.
De conclusie luidt derhalve dat [gedaagde] voor de door [eiser 1] gesteld schade ook niet aansprakelijk is op grond van onrechtmatig handelen of nalaten, zodat de vorderingen van [eiser 1] zullen worden afgewezen.
Ten aanzien van [eiser 2] en [eiser 3]
5.17.
Aan de vorderingen van [eiser 2] en [eiser 3] hebben [eiser 1] c.s. dezelfde feiten en omstandigheden ten grondslag gelegd als ten aanzien van de vorderingen van [eiser 1]. [gedaagde] heeft tegen de vorderingen van [eiser 2] en [eiser 3] primair als verweer aangevoerd dat hij met [eiser 2] en [eiser 3] geen overeenkomsten heeft gesloten. De vraag of ook tussen [eiser 2] en [eiser 3] enerzijds en [gedaagde] anderszijds een overeenkomst van opdracht tot stand is gekomen, kan echter in het midden blijven, nu uit hetgeen hiervoor over de vorderingen van [eiser 1] is overwogen, volgt dat de vorderingen van [eiser 2] en [eiser 3] (op dezelfde gronden) moeten worden afgewezen.
5.18.
Aangezien alle vorderingen zullen worden afgewezen, behoeft hetgeen partijen over de hoogte van de gestelde schade naar voren hebben gebracht geen bespreking meer.
5.19.
[eiser 1] c.s. zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht 2.277,00
- salaris advocaat
7.712,00(2,0 punten × tarief € 3.856,00)
Totaal € 9.989,00
5.20.
[gedaagde] heeft ook gevorderd [eiser 1] c.s. te veroordelen in de nakosten. Volgens vaste rechtspraak (zie HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853) levert een kostenveroordeling ook voor de nakosten een executoriale titel op. Een veroordeling tot betaling van de proceskosten omvat dus een veroordeling tot betaling van de nakosten. De rechtbank zal daarom de nakosten niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling vermelden.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
wijst de vorderingen af,
6.2.
veroordeelt [eiser 1] c.s. in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 9.989,00,
6.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Pott Hofstede, mr. J. van der Kluit en mr. C. Wiggers en in het openbaar uitgesproken op 12 oktober 2022. [1]

Voetnoten

1.type: 299