ECLI:NL:RBNHO:2022:9003

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 oktober 2022
Publicatiedatum
12 oktober 2022
Zaaknummer
C/15/313687 / HA ZA 21-110
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming deskundige in civiele procedure tussen ADS Groep B.V. en Stichting Zaan Primair

In deze civiele procedure, die zich afspeelt tussen ADS Groep B.V. en Stichting Zaan Primair, heeft de rechtbank Noord-Holland op 12 oktober 2022 een tussenvonnis uitgesproken. De zaak betreft een geschil over de constructief ontwerp van SWINN, dat onderdeel uitmaakte van een bestek. De rechtbank heeft eerder op 20 juli 2022 een tussenvonnis gewezen waarin zij partijen de gelegenheid gaf om deskundigen te benoemen en vragen voor te leggen aan deze deskundigen. ADS Groep B.V. heeft voorgesteld om de firma ABT B.V. als deskundige aan te wijzen, terwijl Stichting Zaan Primair enkele aanvullingen op de vragen heeft voorgesteld. De rechtbank heeft de suggesties van beide partijen overwogen en uiteindelijk besloten om de heer [betrokkene 3] van ABT B.V. als deskundige te benoemen. De rechtbank heeft daarbij de vragen geformuleerd die de deskundige moet beantwoorden, waaronder de vraag of er fouten zijn in het constructief ontwerp en wat de aard van deze fouten is. De rechtbank benadrukt dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige en dat zij de deskundige toegang moeten geven tot noodzakelijke plaatsen voor het onderzoek. De beslissing over het voorschot op de kosten van de deskundige is ook in dit vonnis opgenomen, evenals de verplichtingen van de deskundige en de partijen met betrekking tot het rapport.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/313687 / HA ZA 21-110
Vonnis van 12 oktober 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ADS GROEP B.V.,
statutair gevestigd en kantoor houdende te Goor,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. B. Martens te Amsterdam,
tegen
de stichting
STICHTING ZAAN PRIMAIR VOOR OPENBAAR PRIMAIR EN (VOORTGEZET) SPECIAAL ONDERWIJS,
statutair gevestigd te Zaanstad en kantoor houdende te Zaandam,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. P.J.M. van Limpt te Eindhoven.
Partijen zullen hierna ADS en Zaan Primair genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 20 juli 2022
  • de akte uitlaten deskundige aan de zijde van ADS
  • de akte uitlaten deskundige met producties aan de zijde van Zaan Primair.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

in conventie en in reconventie

2.1.
In het tussenvonnis van 20 juli 2022 heeft de rechtbank de zaak naar de rol verwezen om partijen in de gelegenheid te stellen zich bij akte uit te laten over het specialisme van de als deskundige(n) te benoemen perso(o)n(en), de persoon van de deskundige(n) en de aan de deskundige(n) voor te leggen vragen, een en ander als bedoeld in alinea 4.32 en 4.33 van het tussenvonnis.
Standpunt ADS
2.2.
In haar akte deelt ADS mee dat partijen het eens zijn over de benoeming van de firma ABT B.V. (hierna ook: ABT), een ingenieursbureau te Velp dat beschikt over ruime expertise op het gebied van ‘constructies’, als deskundige. Zij voert verder aan dat partijen het (nog) niet eens zijn over de te benoemen persoon c.q. personen en stelt voor om de benoeming van de perso(o)n(en) aan ABT zelf over te laten op basis van de specifieke expertise van de desbetreffende persoon c.q. personen.
2.3.
Over de aan de deskundige voor te leggen vragen stelt ADS dat zij de volgende vragen wenst voor te leggen aan de deskundige(n):
1A. Is sprake van dusdanige fouten c.q. tekortkomingen in het constructief ontwerp van de staalconstructie van SWINN dat onderdeel uitmaakte van het Bestek, dat – rekening houdend met hetgeen de rechtbank in rechtsoverweging 4.12 tot en met 4.19 van het tussenvonnis van 20 juli 2022 heeft overwogen over de verantwoordelijkheid van SWINN en die van ADS– het niet ongewijzigd als basis kon dienen voor de verdere detailengineering door ADS?
En, zo ja: waaruit bestaat deze fout of bestaan deze fouten c.q. tekortkomingen?
Kunt u in dit verband onderscheid maken tussen ontwerpfouten (rekenkundig juist, maar praktisch niet- of moeilijk uitvoerbaar) en schematisering- en/of dimensioneringsfouten (ontwerp voldoet niet aan de voorschriften)?
1B. Is er bij de dimensionering van de staalconstructie met betrekking tot de toelaatbare spanningen voldoende marge gelaten ten behoeve van de nog door ADS uit te voeren detailengineering?
2. Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechtbank volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?
2.4.
Tot slot merkt ADS – naar aanleiding van hetgeen Zaan Primair daarover naar voren heeft gebracht – op dat zij enige beperking van het door de deskundige(n) te verrichten onderzoek naar de fouten c.q. tekortkomingen in het constructief ontwerp van SWINN tot de onder alinea 4.27 en 4.28 van het tussenvonnis genoemde fouten c.q. tekortkomingen (de door Brons geduide fouten c.q. tekortkomingen) niet op zijn plaats acht, omdat
iederefout c.q. tekortkoming in het constructief ontwerp door SWINN had moeten worden hersteld, gelet op haar verantwoordelijkheid voor het constructief ontwerp, ook ná het sluiten van de aannemingsovereenkomst. ADS benadrukt dat de in alinea 4.27 en 4.28 van het tussenvonnis genoemde fouten c.q. tekortkomingen op dat moment bij haar bekend waren en dus slechts een momentopname betreffen. Deze fouten c.q. tekortkomingen leidden destijds al tot het vermoeden dat ook op andere onderdelen sprake was van fouten c.q. tekortkomingen die door SWINN zouden moeten worden hersteld, welk vermoeden in de visie van ADS ook terecht is gebleken.
Standpunt Zaan Primair
2.5.
Zaan Primair voert in haar akte aan dat zij zich in de basis kan vinden in de door de rechtbank in het tussenvonnis voorgestelde vragen, maar dat naar haar mening enkele aanvullingen c.q. preciseringen dienstbaar zouden zijn om ervoor te zorgen dat het onderzoek van de deskundige zo efficiënt mogelijk kan plaatsvinden.
Zij stelt voor om in de eerste vraag die de rechtbank in alinea 4.33 van het tussenvonnis heeft geformuleerd de tussen liggende streepjes geplaatste tussenzin aan te vullen met een verwijzing naar alinea’s 4.12 tot en met 4.19 van het tussenvonnis, zoals de rechtbank zelf ook heeft gedaan in alinea 4.25 van het tussenvonnis en stelt voor de tussenzin zo aan te vullen dat deze als volgt komt te luiden:
“rekening houdend met hetgeen de rechtbankonder randnummer 4.12 tot en met 4.19 van dittussenvonnis heeft overwogen over de verantwoordelijkheid van SWINN en die van ADS”.
2.6.
Verder stelt Zaan Primair voor om de toetsingsmaatstaf zoals die door de rechtbank in alinea 4.19 van het tussenvonnis is aangelegd een-op-een over te nemen in de hoofdvraag, om te voorkomen dat de deskundige een andere definitie van dusdanige fouten c.q. toetsingsmaatstaf zou hanteren dan de definitie van die toetsingsmaatstaf die de rechtbank voorstaat. Zaan Primair voert aan dat het laatste deel van de hoofdvraag (vraag 1 in alinea 4.33 van het tussenvonnis) dan zou moeten worden vervangen door
“die (…) in de weg staan aan de uitwerking tot een uitvoeringsgereed ontwerp voor een veilig gebouw dat zou voldoen aan de eisen die daarin in het Bouwbesluit worden gesteld?”.
2.7.
Tot slot meent Zaan Primair dat het deskundigenbericht moet worden beperkt tot de beweerdelijke fouten waarop ADS zich in deze procedure heeft beroepen zoals opgesomd in de dagvaarding onder randnummer 3.47 en 3.48 en die door de rechtbank zijn herhaald in alinea 4.27 en 4.28 van het tussenvonnis. Volgens Zaan Primair wordt de rechtsstrijd tussen partijen immers beperkt tot hetgeen wordt gevorderd en tot hetgeen daaraan ten grondslag wordt gelegd. Daarnaast verwacht Zaan Primair dat het inkaderen van de vraag een gunstige invloed zal hebben op de kosten die met het onderzoek gepaard zullen gaan.
De tweede door de rechtbank in alinea 4.33 van het tussenvonnis geformuleerde vraag zou dan kunnen worden aangevuld met
“U dient zich daarbij te beperken tot de onderdelen van het constructief ontwerp van SWINN waarover door ADS is geklaagd en die door de rechtbank zijn opgesomd onder randnummers 4.27 en 4.28 van het tussenvonnis van 20 juli 2022.”
2.8.
Over de persoon c.q. personen van de te benoemen deskundige(n) voert Zaan Primair aan dat zij er vertrouwen in heeft dat ABT het deskundigenbericht naar behoren kan uitvoeren. Zaan Primair merkt op dat uit de website van ABT blijkt dat ABT twee registerconstructeurs in dienst heeft die gespecialiseerd zijn in constructies binnen de markt van onderwijs, te weten [betrokkene 1] en [betrokkene 2] . Volgens Zaan Primair ligt het voor de hand een van deze deskundigen te benaderen voor het deskundigenonderzoek. Zaan Primair voert verder aan dat, als ABT een andere deskundige, niet zijnde een registerontwerper of registerconstructeur, zou aanwijzen om het onderzoek uit te voeren (bijvoorbeeld omdat deze deskundige vaker optreedt als gerechtelijk deskundige of omdat deze deskundige is ingeschreven in het register van de Stichting Landelijk Register van Gerechtelijk Deskundigen), zij het zinvol acht de deskundige toe te staan het onderzoek in teamverband uit te voeren dan wel de deskundigheid van de registerconstructeur of registerontwerper op het gebied van staalconstructies in onderwijsgebouwen in te roepen.
2.9.
Zaan Primair maakt bezwaar tegen het door ADS voorgestelde onderscheid tussen ontwerpfouten (rekenkundig juist, maar praktisch niet of moeilijk uitvoerbaar) en schematisering- en/of dimensioneringsfouten (ontwerp voldoet niet aan de voorschriften) en voert aan dat een rekenkundig juist, maar moeilijk uitvoerbaar ontwerp niet als ontwerpfout kan worden gekwalificeerd. Bovendien wijkt ADS met dit onderscheid in de voorgestelde vraagstelling af van hetgeen zij tot op heden heeft gesteld, namelijk dat het constructief ontwerp van SWINN niet veilig zou zijn althans niet veilig kon worden uitgeëngineerd en uitgevoerd, aldus Zaan Primair.
Beoordeling rechtbank
2.10.
De rechtbank volgt niet de suggestie van ADS om ‘
c.q. tekortkomingen’toe te voegen achter ‘
fouten’in de eerste door de rechtbank geformuleerde vraag. De rechtbank zal in de vraagstelling aan de deskundige aansluiten bij de formulering van de rechtsoverwegingen 4.12 t/m 4.19 van het tussenvonnis van 20 juli 2022. In de genoemde alinea’s wordt alleen over ‘fouten’ gesproken en de door de rechtbank geformuleerde vraag 1 sluit daar op aan.
2.11.
Ook volgt de rechtbank ADS niet in haar suggestie om in de vraagstelling aan de deskundige een onderscheid te maken tussen ontwerpfouten en schematiserings- en/of dimensioneringsfouten noch in haar suggestie om als extra vraag op te nemen of er bij de dimensionering van de staalconstructie met betrekking tot de toelaatbare spanningen voldoende marge is gelaten ten behoeve van de nog door ADS uit te voeren detailengineering. Naar het oordeel van de rechtbank is het begrip fout in rechtsoverwegingen 4.12 t/m 4.19 van het tussenvonnis voldoende gedefinieerd. Verder is het aan de deskundige om hierover eventueel – indien relevant – opmerkingen te maken.
2.12.
De rechtbank neemt niet over de suggestie van Zaan Primair om de toetsingsmaatstaf zoals die door de rechtbank in alinea 4.19 van het tussenvonnis van 20 juli 2022 is aangelegd een-op-een over te nemen in de hoofdvraag. Naar het oordeel van de rechtbank zou het begrip ‘fout’ daarmee teveel worden ingeperkt ten opzichte van de omschrijving daarover in de alinea’s 4.12 tot en met 4.19 van het tussenvonnis van 20 juli 2022.
2.13.
De suggestie van Zaan Primair om bij vraag 2 de deskundige te vragen zich te beperken tot de klachten opgesomd in rechtsoverwegingen 4.27 en 4.28 van het tussenvonnis van 20 juli 2022 (waarbij Zaan Primair eraan voorbij gaat dat ook rechtsoverweging 4.29 hiervoor relevant is), zal de rechtbank evenmin volgen. Met ADS is de rechtbank van oordeel dat de in het tussenvonnis opgesomde verwijten van ADS slechts een weergave zijn van de op dat moment bij ADS bekende (vermeende) fouten in het constructief ontwerp. Gelet op het partijdebat begrijpt de rechtbank de vorderingen van ADS aldus dat deze zich niet beperken tot deze verwijten. Naar het oordeel van de rechtbank houdt vraag 1 bovendien een voldoende inperking in van het onderzoek van de deskundige.
2.14.
Met inachtneming van de standpunten van partijen en hetgeen hiervoor is overwogen zal de rechtbank aan de deskundige de volgende vragen voorleggen:
1. Is sprake van dusdanige fouten in het constructief ontwerp van SWINN dat onderdeel uitmaakte van het Bestek, dat – rekening houdend met hetgeen de rechtbank in rechtsoverweging 4.12 tot en met 4.19 van dit tussenvonnis heeft overwogen over de verantwoordelijkheid van SWINN en die van ADS – het niet ongewijzigd als basis kon dienen voor verdere detailengineering door ADS?
En, zo ja:
2. Waaruit bestaat deze fout of bestaan deze fouten?
3. Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechtbank volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?
2.15.
Over de persoon van de te benoemen deskundige heeft de griffier van de rechtbank contact gehad met ABT. ABT heeft vervolgens de heer [betrokkene 3] aangedragen als deskundige. Aangezien deze deskundige volgens de van ABT verkregen informatie meer dan tien jaar ervaring heeft met het soort vraagstukken dat in deze zaak aan de orde is, zal de rechtbank hem als deskundige benoemen. De rechtbank acht het niet noodzakelijk in dit vonnis te bepalen dat de deskundige op zijn beurt de deskundigheid van een andere deskundige kan inroepen, omdat de Leidraad deskundigen in civiele zaken, waaraan de deskundige gebonden is, hiervoor al een regeling bevat. Aan de deskundige zullen de in de beslissing vermelde vragen worden voorgelegd.
2.16.
In de vorige beslissing is al aangekondigd door welke partij het voorschot op de kosten van de deskundige moet worden gedeponeerd. De rechtbank blijft bij hetgeen zij in rechtsoverweging 4.34 van het tussenvonnis van 20 juli 2022 heeft overwogen.
2.17.
De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. De rechtbank zal deze verplichting uitwerken zoals nader onder de beslissing omschreven. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.
2.18.
Indien een partij desgevraagd of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundige doet toekomen, dient zij daarvan terstond afschrift aan de wederpartij te verstrekken.
2.19.
De rechtbank ziet geen aanleiding om tussentijds hoger beroep van deze tussenbeslissing toe te staan. Zij zal de beslissing over het voorschot ambtshalve uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

3.De beslissing

De rechtbank
in conventie en in reconventie
3.1.
beveelt een onderzoek door een deskundige ter beantwoording van de volgende vragen:
1. Is sprake van dusdanige fouten in het constructief ontwerp van SWINN dat onderdeel uitmaakte van het Bestek, dat – rekening houdend met hetgeen de rechtbank in rechtsoverweging 4.12 tot en met 4.19 van het tussenvonnis van 20 juli 2022 heeft overwogen over de verantwoordelijkheid van SWINN en die van ADS – het niet ongewijzigd als basis kon dienen voor verdere detailengineering door ADS?
En, zo ja:
2. Waaruit bestaat deze fout of bestaan deze fouten?
3. Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechtbank volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?
3.2.
benoemt tot deskundige:
[betrokkene 3]
[contactgegevens]
,
het voorschot
3.3.
bepaalt met het oog op de vaststelling van het voorschot op de kosten van de deskundige het volgende:
  • de deskundige dient
  • de griffie zal de opgave van de deskundige vervolgens toezenden aan partijen
  • partijen kunnen desgewenst
  • indien niet of niet tijdig bezwaar wordt gemaakt, wordt de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige reeds nu voor alsdan vastgesteld op het door de deskundige begrote bedrag
  • indien wel tijdig bezwaar wordt gemaakt, zal het voorschot worden vastgesteld bij afzonderlijke rechterlijke beslissing,
3.4.
bepaalt dat ADS het voorschot dient over te maken
binnen twee wekenna de datum van de nota met betaalinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak,
3.5.
draagt de griffier op om de deskundige onmiddellijk in kennis te stellen van de betaling van het voorschot,
het onderzoek
3.6.
bepaalt dat ADS haar procesdossier in afschrift aan de deskundige dient te doen toekomen,
3.7.
bepaalt dat de deskundige het onderzoek zelfstandig zal instellen op de door de deskundige in overleg met partijen te bepalen tijd en plaats,
3.8.
wijst de deskundige er op dat:
  • de deskundige voor aanvang van het onderzoek dient kennis te nemen van de Leidraad deskundigen in civiele zaken (te raadplegen op www.rechtspraak.nl of desgevraagd te verkrijgen bij de griffie),
  • de deskundige het onderzoek pas na het bericht van de griffier omtrent betaling van het voorschot dient aan te vangen,
  • de deskundige het onderzoek onmiddellijk dient te staken en contact dient op te nemen met de griffier, indien tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het voorschot niet toereikend blijkt te zijn,
  • de deskundige partijen bij een onderzoek van een object ter plaatse gelegenheid dient te bieden dit onderzoek bij te wonen; indien slechts één partij, althans niet alle partijen, bij het onderzoek van objecten ter plaatse aanwezig is of zijn, de deskundige dit onderzoek niet mag uitvoeren, tenzij alle partijen zijn uitgenodigd om bij dat onderzoek aanwezig te zijn, en dat uit het rapport moet blijken dat hieraan is voldaan,
  • indien partijen bij het onderzoek van objecten ter plaatse aanwezig zijn geweest, uit het rapport moet blijken welke opmerkingen zij hebben gemaakt en welke verzoeken zij hebben gedaan, en hoe de deskundige hierop heeft gereageerd,
3.9.
bepaalt dat partijen nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundige dienen te verstrekken indien deze daarom verzoekt, de deskundige toegang dienen te verschaffen tot voor het onderzoek noodzakelijke plaatsen, en de deskundige ook voor het overige gelegenheid dienen te geven tot het verrichten van het onderzoek,
het schriftelijk rapport
3.10.
draagt de deskundige op om uiterlijk
vier maandenna het schriftelijk bericht van de griffier omtrent de betaling van het voorschot een schriftelijk en ondertekend bericht in drievoud ter griffie van de rechtbank in te leveren, onder bijvoeging van een gespecificeerde declaratie,
3.11.
wijst de deskundige er op dat:
  • uit het schriftelijk bericht moet blijken op welke stukken het oordeel van de deskundige is gebaseerd,
  • de deskundige een concept van het rapport aan partijen moet toezenden, opdat partijen de gelegenheid krijgen binnen vier weken daarover bij de deskundige opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundige in het definitieve rapport de door partijen gemaakte opmerkingen en verzoeken en de reactie van de deskundige daarop moet vermelden,
3.12.
bepaalt dat partijen binnen vier weken dienen te reageren op het concept-rapport van de deskundige nadat dit aan partijen is toegezonden en dat partijen bij de deskundige geen gelegenheid hebben op elkaars opmerkingen en verzoeken naar aanleiding van het concept-rapport te reageren,
overige bepalingen
3.13.
bepaalt dat de zaak op de rol zal komen voor conclusie na deskundigenbericht aan de zijde van ADS en Zaan Primair op een termijn van vier weken na ontvangst ter griffie van het rapport,
3.14.
draagt de griffier op de zaak op een eerdere rol te plaatsen indien het voorschot niet binnen de daarvoor bepaalde (eventueel verlengde) termijn is ontvangen: voor akte uitlating voortprocederen aan beide zijden op een termijn van twee weken,
3.15.
verklaart de beslissing over het voorschot uitvoerbaar bij voorraad,
3.16.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J. Bellaart, mr. P.M. Wamsteker en mr. A.K. Korteweg en in het openbaar uitgesproken op 12 oktober 2022. [1]

Voetnoten

1.type: 1155