ECLI:NL:RBNHO:2022:8592

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
27 september 2022
Publicatiedatum
27 september 2022
Zaaknummer
09/234620-21
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens diefstal in vereniging met braak met voorwaardelijke gevangenisstraf en taakstraf

Op 27 september 2022 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal in vereniging met braak. De zaak vond zijn oorsprong in een inbraak op 1 augustus 2021 in een woning te 's-Gravenhage, waarbij een geldbedrag en een kluis met inhoud werden weggenomen. De verdachte werd beschuldigd van het medeplegen van deze diefstal. Tijdens de rechtszitting op 13 september 2022 heeft de officier van justitie, mr. M. Grijsen, gevorderd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. N. Tanoglu, pleitte voor vrijspraak, stellende dat er geen sprake was van nauwe en bewuste samenwerking.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. Na beoordeling van het bewijs kwam de rechtbank tot de conclusie dat de verdachte, ondanks zijn beperkte rol, voldoende betrokkenheid had bij de inbraak om als medepleger te worden aangemerkt. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich samen met een ander toegang had verschaft tot de woning door middel van braak en dat hij een actieve rol had gespeeld in het wegnemen van de kluis.

In de motivering van de sancties heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden op, met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 120 uren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was en dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid uitsloten. Het vonnis werd uitgesproken door de meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters, en is openbaar gemaakt op 27 september 2022.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Haarlemmermeer
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/234620-21 (P)
Uitspraakdatum: 27 september 2022
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 13 september 2022 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M. Grijsen en van hetgeen de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. N. Tanoglu, advocaat te Arnhem, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 1 augustus 2021 te 's-Gravenhage, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten op of aan de [adres 2] , alwaar verdachte en/of zijn mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en),
een geldbedrag en/of een kluis (met inhoud), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n)
heeft/hebben weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat geen sprake is van medeplegen, aangezien er geen sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.2
Bewijsmotivering
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
In de nacht van 31 juli op 1 augustus 2021 is ingebroken in de woning op [adres 2] in Den Haag. Bij deze inbraak is onder meer een kluis weggenomen. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij naar aanleiding van meerdere telefonische contactmomenten met (een van) de mededader(s) die nacht naar de betreffende woning is gegaan. Aldaar heeft hij iets aangepakt uit een raam van de woning, heeft hij geholpen dit voorwerp naar de straat te tillen en heeft hij het voorwerp naar de hoek van de straat gedragen en daar neergezet.
De rechtbank is van oordeel dat, zelfs als de verklaring van de verdachte over zijn beperkte rol bij de inbraak op waarheid berust, de bijdrage van de verdachte aan het tenlastegelegde van zodanig gewicht is dat deze kan worden aangemerkt als medeplegen.
Immers, de verdachte is midden in de nacht, na telefonisch contact, naar een hem onbekende woning toegegaan en heeft iets zwaars aangepakt dat hem door iemand uit een raam werd aangegeven. Hij heeft vervolgens samen met een ander dit zware voorwerp over straat getild. Dit zware voorwerp betreft op grond van de bewijsmiddelen de kluis uit de woning aan de [adres 2] .
Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 1 augustus 2021 te 's-Gravenhage, tezamen en in vereniging met een ander in een woning op [adres 2] , alwaar verdachte en zijn mededader zich buiten weten van de rechthebbende bevonden, een geldbedrag en een kluis met inhoud, die geheel of ten dele aan [slachtoffer] toebehoorden, hebben weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sancties

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van de tijd die de verdachte in verzekering heeft doorgebracht.
6.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht bij een bewezenverklaring een geheel voorwaardelijke straf op te leggen wegens de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan de verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het in vereniging plegen van een diefstal met braak in een woning. De woning is bij uitstek een plaats waar mensen zich veilig moeten kunnen voelen en waar hun spullen veilig moeten zijn. Door in de nachtelijke uren in een woning binnen te dringen is een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer en het gevoel van veiligheid van de slachtoffers en omwonenden. Door de slachtoffers worden dergelijke feiten over het algemeen dan ook als zeer ingrijpend ervaren. Daarnaast brengen deze feiten – vaak grote – materiële schade en overlast met zich mee. De verdachte en zijn mededader hebben voor deze gevolgen van hun handelen kennelijk geen enkel oog gehad.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
  • het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie van 9 augustus 2022, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten;
  • het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport van 4 mei 2022 van [reclasseringswerkster] , als reclasseringswerkster verbonden aan Leger des Heils.
Uit het reclasseringsadvies komt naar voren dat de verdachte zijn leven op orde lijkt te hebben. De verdachte runt een garagebedrijf met zijn vader en heeft een gezin. De reclassering ziet geen aanleiding voor reclasseringsbemoeienis en adviseert een geheel voorwaardelijke straf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden.
Gezien de ernst van het feit acht de rechtbank een geheel voorwaardelijke straf, zoals door de verdediging betoogd, niet passend. De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte wel aanleiding om, naast een voorwaardelijke gevangenisstraf, een onvoorwaardelijke taakstraf op te leggen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van twee maanden moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat deze straf vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, om de verdachte ervan te weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van honderdtwintig uren moet worden opgelegd.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 311 van het Wetboek van Strafrecht.

8.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
2 [twee] maanden, met bevel dat deze straf
nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte voor het einde van de op twee jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot het verrichten van
120 [hondertwintig] urentaakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 60 [zestig] dagen hechtenis.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht, met dien verstande dat voor elke dag die de verdachte in verzekering heeft doorgebracht twee uren taakstraf, subsidiair één dag hechtenis, in mindering worden gebracht.
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. L. Boonstra, voorzitter,
mr. S.J. Riem en mr. N.M.L. Rogmans, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffiers mr. M.T. Sluis en mr. H.S. Singeling,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 september 2022.