ECLI:NL:RBNHO:2022:8560

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 september 2022
Publicatiedatum
27 september 2022
Zaaknummer
9813286 / CV EXPL 22-2221
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van een autoverzekeringsovereenkomst en onverschuldigde betaling van premie

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 21 september 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen de naamloze vennootschap Achmea Schadeverzekeringen N.V., h.o.d.n. FBTO (hierna: FBTO) en een gedaagde wonende te Haarlem. FBTO had een vordering ingesteld tegen de gedaagde wegens onverschuldigde betaling van een maandpremie van € 71,84, die de gedaagde te veel had betaald na de beëindiging van zijn autoverzekering. De gedaagde had de verzekeringsovereenkomst beëindigd na zijn auto total loss was verklaard en had de premie voor de periode van 15 juli 2021 tot 15 augustus 2021 automatisch laten incasseren. FBTO had het teveel betaalde bedrag terugbetaald, maar de gedaagde had dit bedrag ook gestorneerd, waardoor FBTO meende dat zij onverschuldigd had betaald. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde het bedrag van € 71,84 aan FBTO moest terugbetalen, vermeerderd met rente en kosten. De gedaagde betwistte de vordering en voerde aan dat hij recht had op een hogere schadevergoeding van FBTO, maar de kantonrechter verwierp dit verweer omdat de gedaagde zijn stelling niet had onderbouwd. FBTO kreeg ook de proceskosten toegewezen, die in totaal op € 331,74 werden vastgesteld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9813286 CV EXPL 22-2221
Uitspraakdatum: 21 september 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de naamloze vennootschap
Achmea Schadeverzekeringen N.V.,h.o.d.n. FBTO
gevestigd te Apeldoorn
eiseres
verder te noemen: FBTO
gemachtigde: Syncasso Gerechtsdeurwaarders
tegen
[gedaagde]
wonende te Haarlem
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
procederend in persoon

1.Het procesverloop

1.1.
FBTO heeft bij dagvaarding van 4 april 2022 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft mondeling geantwoord.
1.2.
FBTO heeft hierop schriftelijk gereageerd en daarbij de grondslag van haar vordering gewijzigd, waarna [gedaagde] een mondelinge reactie heeft gegeven.

2.De zaak in het kort

2.1.
Vanwege beëindiging van een autoverzekeringsovereenkomst heeft [gedaagde] één maandpremie van € 71,84 aan FBTO teveel betaald. FBTO heeft het bedrag terugbetaald. Daarna heeft [gedaagde] het (per automatische incasso) betaalde bedrag ook gestorneerd. FBTO meent het door haar terugbetaalde bedrag daarom onverschuldigd aan [gedaagde] betaald te hebben. [gedaagde] betwist dit en betoogt dat FBTO nog een bedrag aan hem moet betalen. De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde] het bedrag van € 71,84 moet betalen aan FBTO, vermeerderd met rente en kosten.

3.Feiten

3.1.
[gedaagde] heeft bij FBTO een autoverzekering afgesloten.
3.2.
Op 15 juli 2021 is de auto van [gedaagde] total loss verklaard en heeft hij de verzekeringsovereenkomst met FBTO beëindigd.
3.3.
Op het moment van beëindiging had FBTO de maandpremie over de periode 15 juli 2021 tot 15 augustus 2021 van € 71,84 automatisch geïncasseerd van de bankrekening van [gedaagde] . De opdracht hiertoe was op 12 juli 2021 gegeven en het bedrag is op 15 juli 2021 daadwerkelijk van de bankrekening van [gedaagde] afgeschreven.
3.4.
FBTO heeft de beëindiging van de verzekeringsovereenkomst op 15 juli 2021 per e-mail bevestigd. In deze e-mail staat dat [gedaagde] nog premie terugkrijgt, omdat hij voor de periode van 15 juli 2021 tot 15 augustus 2021 een bedrag van € 71,84 te veel heeft betaald. Dit bedrag heeft FBTO op 16 juli 2021 aan [gedaagde] terugbetaald.
3.5.
Vervolgens heeft [gedaagde] de automatische incasso van 15 juli 2021 laten storneren, zodat een bedrag van € 71,84 op zijn rekening werd bijgeschreven.
3.6.
FBTO heeft [gedaagde] diverse keren aangemaand tot betaling van de betalingsachterstand van € 71,84. [gedaagde] heeft niet betaald.

4.De vordering

4.1.
FBTO vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 121,09, vermeerderd met de wettelijke rente over een bedrag van € 71,84 vanaf 4 april 2022 tot de dag van volledige betaling. Daarnaast vordert FBTO [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten.
4.2.
FBTO legt – na wijziging grondslag van eis – aan de vordering ten grondslag dat [gedaagde] geen recht heeft op het aan hem op 16 juli 2021 terugbetaalde bedrag van € 71,84. Door stornering van de automatische incasso door [gedaagde] is de terugbetaling door FBTO een onverschuldigde betaling geworden. [gedaagde] moet het bedrag van € 71,84 op grond van artikel 6:203 van het Burgerlijk Wetboek aan FBTO terugbetalen.

5.Het verweer

5.1.
[gedaagde] betwist de vordering. Hij voert aan dat hij het bedrag van € 71,84 niet aan de verzekeraar wil betalen vanwege de hele gang van zaken rondom het total loss verklaren van zijn auto. Zijn auto is op 15 juli 2021 total loss verklaard. In dat kader zou hij van FBTO € 850,00 ontvangen, terwijl slechts € 650,00 door FBTO is overgemaakt. In een e-mail van FBTO over beëindiging van de verzekering per 15 juli 2021 staat ook dat FBTO nog een bedrag aan hem moet betalen.

6.De beoordeling

Onverschuldigde betaling?
6.1.
De vraag die voorligt is of FBTO onverschuldigd een bedrag van € 71,84 aan [gedaagde] heeft betaald en zij daarom recht heeft op terugbetaling daarvan. De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde] € 71,84 aan FBTO moet terugbetalen en zal dat hierna toelichten.
6.2.
[gedaagde] heeft geen verweer gevoerd tegen de stelling van FBTO dat zij een bedrag van € 71,84 onverschuldigd aan [gedaagde] heeft betaald. Dit maandpremiebedrag was door beëindiging van de verzekeringsovereenkomst in eerste instantie door [gedaagde] teveel betaald. Vervolgens heeft FBTO het bedrag (zoals zij in haar e-mail van 15 juli 2021 had aangekondigd) terugbetaald, maar is het bedrag ook door [gedaagde] gestorneerd. Hierdoor heeft [gedaagde] het maandpremiebedrag twee keer terugbetaald gekregen. Omdat [gedaagde] nu € 71,84 teveel terug heeft gekregen, moet hij dit bedrag als onverschuldigd betaald in beginsel aan FBTO betalen.
Verrekening?
6.3.
De kantonrechter begrijpt echter uit de stellingen van [gedaagde] dat hij stelt recht te hebben op een betaling van € 200,00 van FBTO en hij dit bedrag met het gevorderde bedrag van € 71,84 wil verrekenen. Dit verweer slaagt niet. Dit wordt hierna toegelicht.
6.4.
FBTO heeft de door [gedaagde] geschetste gang van zaken over de auto betwist. FBTO voert aan dat zij in het kader van schade een bedrag van € 650,00 aan [gedaagde] heeft uitbetaald en hij geen recht heeft op een hoger bedrag. FBTO betwist ook dat er een (opname van een) afspraak tussen partijen bestaat over een hogere uitkering. Gelet op deze betwisting is de enkele stelling van [gedaagde] onvoldoende om aan te kunnen nemen dat hij nog recht heeft op een betaling van € 200,00 van FBTO. [gedaagde] had zijn stelling nader moeten onderbouwen, bijvoorbeeld door het overleggen van stukken waaruit de gestelde afspraak volgt. Omdat [gedaagde] dit niet heeft gedaan, is niet komen vast te staan dat hij recht heeft op een hogere schade-uitkering dan het al aan hem uitbetaalde bedrag van € 650,00. [gedaagde] kan zich daarom niet beroepen op verrekening. Omdat het beroep op verrekening niet slaagt, moet [gedaagde] het bedrag van € 71,84 aan FBTO betalen.
Wettelijke rente
6.5.
FBTO maakt daarnaast aanspraak op vergoeding van wettelijke rente. Degene aan wie onverschuldigd is betaald is zonder ingebrekestelling in verzuim en moet daarom wettelijke rente betalen vanaf het tijdstip dat aan hem is betaald. Vast staat dat FBTO het bedrag van € 71,84 op 16 juli 2021 aan [gedaagde] heeft betaald. [gedaagde] moet dus vanaf 16 juli 2021 wettelijke rente betalen. FBTO heeft een bedrag van € 0,85 gevorderd aan wettelijke rente over de periode tot 4 april 2022. Dit bedrag zal worden toegewezen. Ook is [gedaagde] wettelijke rente verschuldigd over € 71,84 vanaf 4 april 2022 tot de dag van volledige betaling.
Buitengerechtelijke kosten
6.6.
Verder maakt FBTO aanspraak op buitengerechtelijke kosten van € 40,00, omdat zij kosten heeft moeten maken om het onverschuldigd betaalde bedrag terug te krijgen. De vordering tot vergoeding is gebaseerd op het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit), maar de vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit van toepassing is. De kantonrechter zal de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn, daarom toetsen aan de eisen zoals die zijn geformuleerd in het Rapport BGK-integraal. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten is slechts toewijsbaar, indien deze kosten in redelijkheid zijn gemaakt en de omvang daarvan eveneens redelijk is. FBTO heeft diverse brieven gestuurd waarin [gedaagde] is aangemaand tot terugbetaling. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke kosten van € 48,40 is in overeenstemming met de gebruikelijke en redelijke tarieven en wordt daarom toegewezen.
Proceskosten
6.7.
Omdat [gedaagde] ongelijk krijgt, moet hij de proceskosten betalen. Deze kosten worden tot op heden voor FBTO begroot op € 129,74 voor de dagvaarding, € 128,00 aan griffierecht en € 74,00 aan salaris voor de gemachtigde van FBTO (2 punten x tarief € 37,00). Dat is in totaal € 331,74.

7.De beslissing

De kantonrechter:
7.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan FBTO van € 121,09 te vermeerderen met de wettelijke rente over € 71,84 vanaf 4 april 2022 tot aan de dag van volledige betaling;
7.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van FBTO tot en met vandaag vaststelt op € 331,74;
7.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
7.4.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door W. Aardenburg en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter