Op 21 april 2022 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Noord-Holland een verzoek tot wraking afgewezen dat was ingediend door een verzoekster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M.A. van de Weerd. Het verzoek was gericht tegen mr. P.W.M. de Wolf MSM, de rechter die de hoofdzaak behandelde. Verzoekster had op 30 maart 2022 tijdens een zitting de wraking aangevraagd, omdat zij meende dat de rechter de schijn van partijdigheid had gewekt door een wantrouwende houding aan te nemen. Tijdens de zitting voelde verzoekster zich niet gehoord en had zij het idee dat de rechter niet bereid was om naar haar of haar advocaat te luisteren. Dit gevoel werd versterkt door een eerdere uitspraak van de rechter in 2019 over het gezag van verzoekster over haar dochter.
De rechter heeft het wrakingsverzoek afgewezen en verklaarde dat er geen sprake was van partijdigheid of vooringenomenheid. De wrakingskamer heeft de argumenten van verzoekster en haar advocaat zorgvuldig gewogen, maar kwam tot de conclusie dat de rechter zich niet onpartijdig had opgesteld. De wrakingskamer benadrukte dat de rechter uit hoofde van haar aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De wrakingskamer concludeerde dat de door verzoekster ervaren vijandigheid en wantrouwen niet voldoende waren om aan te nemen dat de rechter partijdig was.
De beslissing van de wrakingskamer houdt in dat het verzoek tot wraking wordt afgewezen en dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet. De griffier is opgedragen om een gewaarmerkt afschrift van de beslissing toe te zenden aan de betrokken partijen. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.