ECLI:NL:RBNHO:2022:8478

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 augustus 2022
Publicatiedatum
23 september 2022
Zaaknummer
C/15/329442 en C/15/330442
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van de rechter en wrakingskamer in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft verzoeker op 27 juni 2022 een wrakingsverzoek ingediend tegen de rechter die betrokken was bij zijn hoofdzaak, geregistreerd onder zaaknummer HAA 21/6268. Dit verzoek volgde op een uitspraak van de rechter op dezelfde dag, waardoor de behandeling van de zaak was voltooid. De wrakingskamer heeft het verzoek niet-ontvankelijk verklaard, omdat het verzoek pas na de uitspraak was ingediend, wat in strijd is met artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Verzoeker voerde aan dat de rechter partijdig was en dat hij niet alle correspondentie had ontvangen. Daarnaast diende verzoeker ook een wrakingsverzoek in tegen de wrakingskamer, dat eveneens niet-ontvankelijk werd verklaard wegens evident misbruik van recht. De wrakingskamer oordeelde dat de gronden van verzoeker ongefundeerd waren en dat er geen reden was om aan de onpartijdigheid van de rechter te twijfelen. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 9 augustus 2022, waarbij de wrakingskamer de verzoeken tot wraking afwees.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Wrakingskamer
Zaaknummer: C/15/329442 / HA RK 22/111 en C/15/330442 / HA RK 22/125
Beslissing van 9 augustus 2022
op de verzoeken tot wraking ingediend door:
[verzoeker] ,
wonende te Beverwijk,
verzoeker.
De verzoeken zijn gericht tegen:
1.
mr. E. Jochem,
hierna te noemen: de rechter
en
2.
mrs R.H.M. Bruin, J.M. Janse van Mantgem en F. Kleefmann,
Hierna te noemen: de wrakingskamer.

1.Het procesverloop

1.1
Verzoeker heeft op 27 juni 2022 om 16:43 uur een verzoek tot wraking van de rechter gedaan met betrekking tot de behandeling van de zaak die bij de rechtbank bij het team Bestuur Algemeen/VK is geregistreerd onder zaaknummer HAA 21/6268 (de hoofdzaak). Die zaak heeft betrekking op het niet tijdig beslissen op een (informatie)verzoek dat verzoeker heeft gedaan bij de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (de minister), hierna ook: de wederpartij in de hoofdzaak. Dit wrakingsverzoek heeft de rechtbank geadministreerd onder nummer C/15/329442 / HA RK 22/111. Bij e-mailbericht van 29 juni 2022 heeft verzoeker zijn verzoek aangevuld.
1.2
De rechter heeft niet in de wraking berust en heeft schriftelijk op het verzoek gereageerd. De rechtbank heeft eiser bij brief van 7 juli 2022 in de gelegenheid gesteld zich schriftelijk uit te laten over de reactie waarin de rechter onder meer had aangegeven dat zij reeds in de hoofdzaak had beslist. Verzoeker heeft bij e-mailbericht van 7 juli 2022 zijn wrakingsverzoek gehandhaafd.
1.3
Op 12 juli 2022 heeft de rechtbank de betrokken partijen uitgenodigd voor de behandeling van het wrakingsverzoek op de zitting van 2 augustus 2022 onder vermelding van de samenstelling van de wrakingskamer.
1.4
Verzoeker heeft onderwijl meer e-mailberichten in deze zaak aan de rechtbank gestuurd. In de berichten heeft hij onder meer gevraagd een beslissing van deze rechtbank van 28 februari 2022 (gepubliceerd onder: ECLI:NL:RBNHO:2022: 1830) op een eerder wrakingsverzoek in de hoofdzaak “vervallen te verklaren”. De rechtbank heeft hem bij
e-mailbericht van 26 juli 2022 meegedeeld dat tegen die beslissing geen rechtsmiddel open staat, de rechtbank een procedure tot vervallenverklaring niet kent en dat het verzoek tot vervallenverklaring daarom niet in behandeling wordt genomen. Ook heeft hij verzocht van de wrakingszitting audiovisuele opnamen te mogen maken. De wrakingskamer heeft dat verzoek afgewezen.
1.5
Verzoeker heeft naar aanleiding van de uitnodiging voor de zitting op 27 juli 2022 een verzoek tot wraking van de wrakingskamer gedaan. Dit wrakingsverzoek heeft de rechtbank geadministreerd onder nummer C/15/330442 / HA RK 22/125.
1.6
Beide verzoeken zijn op 2 augustus 2022 behandeld op de openbare zitting van de wrakingskamer. Verzoeker, de rechter en de wederpartij in de hoofdzaak zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord. Verzoeker en de wederpartij hebben van de geboden gelegenheid, zonder voorafgaand afbericht, geen gebruik gemaakt. Ook de rechter heeft van de geboden gelegenheid, met voorafgaand afbericht, geen gebruik gemaakt.

2.Het wrakingsverzoek tegen de wrakingskamer, C/15/330442 / HA RK 22/125

2.1
Verzoeker heeft als eerste wrakingsgrond aangevoerd dat voor 99,999999999999999 % vaststaat dat hij te maken heeft met rechters die lid zijn van een vrijmetselaarsloge of een vergelijkbare vereniging nu zij weigerachtig zijn te verklaren dat zij geen vrijmetselaar zijn.
2.2
Verzoeker heeft als tweede wrakingsgrond aangevoerd dat zijn verzoek tot het audiovisueel mogen opnemen van de zitting zonder enige motivering is afgewezen, hetgeen in strijd is met artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechtbank van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Volgens verzoeker heeft de rechtbank duidelijk iets te verbergen. Ook is het verzoeker niet gebleken dat zijn zaak bekend is gemaakt onder journalisten op grond van de Persrichtlijn.
2.3
De wrakingskamer heeft op grond van artikel 5, tweede lid, onder h, van het Wrakingsprotocol rechtbank Noord-Holland van 21 april 2021 in verband met het arrest van de Hoge Raad van 25 september 2018 (ECLI:NL:HR:2018:1770) ter zitting besloten het wrakingsverzoek van de wrakingskamer niet-ontvankelijk te verklaren, omdat sprake is van evident misbruik van recht. De wrakingskamer overweegt daartoe dat de door verzoeker aangevoerde wrakingsgrond met betrekking tot de vrijmetselaarsloge een ongefundeerde stelling betreft die bovendien irrelevant is. Ook de stelling dat het niet audiovisueel mogen opnemen van de zitting betekent dat de rechtbank wat te verbergen heeft, is ongefundeerd. Deze wrakingsgronden, in samenhang bezien met de gehele gang van zaken die verzoeker in zijn wrakingsverzoek – die getuigt van een ongefundeerd wantrouwen dat de wrakingskamer zijn verzoek niet volgens de geldende regels behandelt - schetst, getuigen van misbruik van het wrakingsmiddel. Die schets zag onder meer op de beslissing tot uitnodiging van de wederpartij in de hoofdzaak voor de wrakingszitting, de reactie op zijn verzoek tot “vervallenverklaring” en zijn standpunt dat en hoe de wrakingskamer de rechtmatigheid van de uitspraak in de hoofdzaak in het kader van de wraking zou moeten beoordelen. De wrakingskamer heeft het verzoek van verzoeker gericht tegen de wrakingskamer daarom ter zitting niet-ontvankelijk verklaard, welke beslissing in deze beslissing zal worden gerelateerd.

3.Het wrakingsverzoek gericht tegen de rechter, C/15/329442 / HA RK 22/111

3.1
Verzoeker heeft als eerste wrakingsgrond aangevoerd dat de rechter partijdig is in de hoofdzaak en deze zaak niet mag behandelen. Hij voert daartoe aan dat de rechter hem tot op heden niet alle correspondentie die is gevoerd tussen de rechtbank en de minister heeft toegezonden. Dit acht verzoeker in strijd met artikel 6 van het EVRM en/of artikel 8:39 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Volgens verzoeker werkt de rechter in de hoofdzaak samen met de minister.
3.2
Verzoeker heeft als tweede wrakingsgrond aangevoerd dat de rechter volgens hem al veel langere tijd de hoofdzaak in behandeling heeft dan de rechter danwel de rechtbank doet voorkomen en dat dat feit wordt achtergehouden. Hiermee heeft de rechter het wrakingsverzoek van verzoeker van 10 februari 2022, dat heeft geleid tot de beslissing van 28 februari 2022, gesaboteerd. Ook heeft de rechter niet binnen de wettelijke termijn als bedoeld in artikel 8:55b van de Awb beslist op het beroep van verzoeker tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de minister op zijn verzoek om informatie, dat volgens hem een verzoek was op grond van de Wet openbaarheid van bestuur. De rechter heeft maling aan de wet en de ware toedracht van de gang van zaken.
3.3
Verzoeker heeft als derde wrakingsgrond aangevoerd dat de rechter weet dat hij klachten heeft ingediend over de gang van zaken bij de rechtbank, het niet communiceren door de rechter en over het feit dat hem is verzocht zijn beroep in te trekken. Op het moment dat verzoeker de rechter in juni 2022 heeft herinnerd aan zijn herhaalde, eerdere gedane verzoeken in de procedure verklaart de rechter opeens dat het onderzoek is gesloten. Verzoeker acht dit onprofessioneel, onzorgvuldig en evident partijdig gedrag.
3.4
Verzoeker heeft als vierde wrakingsgrond aangevoerd dat de rechter zijn recht op een onpartijdige rechter als bedoeld in artikel 6 van het EVRM schoffeert en niet wenst te respecteren dat hij geen vrijmetselaar wenst als rechter. De rechter heeft enkel verwezen naar het “bijbanenregister”, maar dat betreft geen volledige rechterlijke toetsing op verzoekers recht op een onpartijdige rechter.
3.5
Verzoeker heeft als vijfde wrakingsgrond aangevoerd dat de rechter zijn procedure evident heeft vertraagd en hem in het ongewisse heeft gelaten over de gang van zaken in zijn procedure.

4.Het standpunt van de rechter

4.1
De rechter heeft zich - voor zover van belang - op het standpunt gesteld dat het wrakingsverzoek niet-ontvankelijk is. De rechter wijst er op dat de rechtbank verzoeker op 21 juni 2022 heeft meegedeeld dat zij de behandelend rechter was en dat zij voornemens was de uitspraak in de hoofdzaak binnen twee weken nadien zonder het houden van een zitting te geven. De uitspraak in de hoofdzaak is, zo stelt de rechter, op 27 juni 2022 om 15:00 uur in het openbaar uitgesproken en daarna direct aan verzoeker toegestuurd. Dit blijkt uit het proces-verbaal van openbare uitspraak van 27 juni 2022 en de datum(stempel) onderaan de uitspraak achter “uitspraak verzonden op”. Het wrakingsverzoek is ontvangen op 27 juni 2022 om 16:43 uur. Op dat moment was de uitspraak echter al gedaan. Dat de uitspraak is gedateerd op 28 juni 2022 betreft een verschrijving, die helaas door niemand is opgemerkt nadat de uitspraak op schrift is gesteld en verstuurd. Het doet echter niet af aan het feit dat de uitspraak daadwerkelijk is gedaan op 27 juni 2022 om 15.00 uur, en daarmee voordat het wrakingsverzoek werd ontvangen, aldus steeds de rechter.

5.De beoordeling

5.1
Op grond van artikel 8:15 van de Awb kan op verzoek van een partij de rechter die een zaak behandelt, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uit die bepaling volgt dat een verzoek tot wraking moet worden gedaan voordat uitspraak is gedaan in de hoofdzaak. Nadat uitspraak is gedaan is de zaak immers niet langer bij de rechter in behandeling. Wraking is dan niet meer mogelijk.
5.2
De wrakingskamer stelt vast dat de uitspraak in de hoofdzaak is gedateerd op 28 juni 2022, maar ook een datum(stempel) van verzending van 27 juni 2022 bevat. Uit het proces-verbaal van openbaarmaking uitspraak van 27 juni 2022, gedaan door mr. L.M. Kos, rechter in deze rechtbank, in aanwezigheid van S. Janszen als griffier, blijkt dat de uitspraak in de hoofdzaak op die dag in het openbaar is uitgesproken. Het is de wrakingskamer ambtshalve bekend dat uitspraken van het team Bestuur Algemeen/VK elke werkdag om 15:00 uur op grond van artikel 8:78 van de Awb in het openbaar geschieden. Dit betekent dat de uitspraak die de rechter in de hoofdzaak in aanwezigheid van griffier N. Joachim heeft gedaan, op 27 juni 2022 om 15:00 uur door mr. Kos in het openbaar is geschied waarmee de behandeling van het beroep van verzoeker is voltooid en de rechter de zaak niet langer behandelde in de zin van artikel 8:15 van de Awb. Nu het wrakingsverzoek op dezelfde dag om 16:43 uur is gedaan, is het verzoek om wraking van de rechter pas gedaan toen de rechter de hoofdzaak niet meer behandelde.
5.3
Gelet op het voorgaande is het wrakingsverzoek niet-ontvankelijk. Aan een inhoudelijke behandeling van het wrakingsverzoek komt de wrakingskamer daarom niet toe.

6.De beslissing

De rechtbank:
5.1
verklaart het wrakingsverzoek C/15/330442 / HA RK 22/125 gericht tegen de wrakingskamer niet-ontvankelijk;
5.2
verklaart het wrakingsverzoek C/15/329442 / HA RK 22/111 gericht tegen de rechter niet-ontvankelijk;
5.3
beveelt de griffier onverwijld aan verzoeker, de rechter en de wederpartij in de hoofdzaak een voor eensluidende gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden.
Deze beslissing is gegeven door mr. R.H.M. Bruin, voorzitter, mr. J.M. Janse van Mantgem en mr. F. Kleefmann, leden van de wrakingskamer, in tegenwoordigheid van mr. M. van Excel, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 9 augustus 2022.
griffier voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.