ECLI:NL:RBNHO:2022:8353

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
31 augustus 2022
Publicatiedatum
20 september 2022
Zaaknummer
9560259 \ CV EXPL 21-7911
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering ex-werknemer tot vergoeding van studiekosten na beëindiging arbeidsovereenkomst

In deze zaak vordert een ex-werknemer, [eiser], de vergoeding van studiekosten die hij heeft gemaakt tijdens zijn dienstverband bij [gedaagde]. De kantonrechter moet beoordelen of de werkgever, [gedaagde], gehouden is deze kosten te vergoeden op basis van een afspraak die is gemaakt over de studiekosten. De ex-werknemer heeft de KRMT-opleiding gevolgd, maar deze niet tijdens zijn dienstverband afgerond. De werkgever betwist de vordering en stelt dat de kosten alleen vergoed moeten worden als de opleiding tijdens het dienstverband is afgerond. De kantonrechter oordeelt dat de afspraak over de studiekosten moet worden uitgelegd aan de hand van de Haviltex-maatstaf, waarbij niet alleen de taalkundige uitleg van belang is, maar ook de redelijke verwachtingen van partijen. De kantonrechter komt tot de conclusie dat er geen voorwaarden aan de afspraak zijn verbonden, behalve dat de betaling plaatsvindt na het behalen van de opleiding. De vordering van de ex-werknemer wordt in eerste instantie afgewezen, omdat hij de opleiding nog niet heeft afgerond. Subsidiair wordt de vordering toegewezen, waarbij de werkgever wordt veroordeeld om de studiekosten te vergoeden binnen 30 dagen na het overleggen van het diploma. De proceskosten komen voor rekening van de werkgever.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9560259 \ CV EXPL 21-7911
Uitspraakdatum: 31 augustus 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser]
wonende te [woonplaats]
eiser
verder te noemen: [eiser]
gemachtigde: DAS Rechtsbijstand
tegen
De besloten vennootschap [naam] B.V.
gevestigd te [plaats 1]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. C.L. Kock
de zaak in het kort
Een afspraak over het door werkgever achteraf vergoeden van studiekosten wordt uitgelegd aan de hand van de Haviltex-maatstaf. De ex-werknemer vordert de tijdens het dienstverband gemaakte studiekosten. Er zijn, behalve het behalen van de opleiding, geen voorwaarden aan de afspraak verbonden. Daarom moet de werkgever de gevorderde studiekosten van de ex-werknemer betalen nadat deze is behaald, zelfs nu de opleiding niet binnen het dienstverband is afgerond.

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser] heeft bij dagvaarding van 23 november 2021 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
[eiser] heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna [gedaagde] een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

Het dienstverband
2.1.
[eiser] is op 25 februari 2019 in dienst getreden bij [vorige werkgever] handelend onder de naam JRS makelaars. Per 1 september 2020 is [eiser] bij [gedaagde] , tevens handelend onder de naam JRS Makelaars, in dienst getreden. [eiser] was eerst werkzaam voor de vestiging van JRS makelaars in [plaats 2] , na sluiting van die vestiging was [eiser] per 1 september 2020 werkzaam in [plaats 1] .
2.2.
De laatste door partijen gesloten arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd is per 28 februari 2021 van rechtswege geëindigd: bij e-mail van 20 januari 2021 heeft [gedaagde] [eiser] bericht dat de arbeidsovereenkomst niet zou worden verlengd.
2.3.
Voor de eerste arbeidsovereenkomst in ging heeft (de rechtsvoorganger van) [gedaagde] bij e-mail van 6 februari 2019 geschreven:
‘Wij pitchen (gelet op de zwaarte van de functie) op een makelaar met minimaal KRMT-certificering. Wij begrepen dat je met ingang van februari 2019 van start gaat met de makelaarsstudie, in aanvang voor de ARMT-certificering om vervolgens de KRMT en uiteindelijk wellicht de RMT certificering te halen.’
Afspraken over studiekosten
2.4.
In de e-mail van 6 februari 2019 staat verder:
‘studiekosten: voor rekening JRS makelaars, per onderdeel en examen éénmalig, met een terugbetalingsregeling indien het dienstverband binnen 5 jaar wordt beëindigd.’
2.5.
In de eerste arbeidsovereenkomst tussen partijen staat:
‘Artikel 11Studiekosten en lidmaatschapskosten NVM1. De bepalingen betreffende studiekosten en lidmaatschapskosten NVM zijn vastgelegd in de aan deze overeenkomst gehechte bijlage.’
2.6.
In voornoemde bijlage staat:
‘Indien de kosten van een gevolgde studie voor JRS Makelaars meer bedragen dan 45,38 euro en indien de werknemer na beëindiging van de studie het dienstverband vrijwillig opzegt, dient werknemer een bepaald gedeelte van het vergoede bedrag voor cursusgeld, boeken en examengeld te restitueren. Studiekosten en examens worden per onderdeel éénmalig vergoedt door werkgever. Het terug te betalen bedrag wordt als volgt vastgesteld:a. binnen 1 jaar : 100%b. tussen 1 jaar en 2 jaar : 80%c. tussen 2 jaar en 3 jaar : 60%d. tussen 3 jaar en 4 jaar : 40%e. tussen 4 jaar en 5 jaar : 20%f. na 5 jaar : 0%’
2.7.
In aanloop naar de tweede arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd heeft (de rechtsvoorganger van) [gedaagde] in een voorstel van 18 september 2019 met betrekking tot de verlenging geschreven:
‘Je gaf aan deze maand (september) de ARMT-opleiding af te ronden en direct daarna door te gaan met de KRMT-opleiding. Deze opleiding duurt naar schatting 1 tot 2 jaar (laten we even nagaan wat er voor staat). De kosten van deze opleiding hiervoor komen voor rekening van JRS makelaars en zullen (éénmalig) worden voldaan op het moment dat je geslaagd bent voor deze (KRMT-)studie.’
2.8.
Bij e-mail van 19 september 2019 heeft [eiser] (de rechtsvoorganger van) [gedaagde] laten weten dat hij zich kon vinden in het voorstel en (de rechtsvoorganger van) [gedaagde] geïnformeerd over de stand van zaken van de ARMT-opleiding.
2.9.
In de tweede arbeidsovereenkomst, die duurde tot 31 augustus 2020 staat wederom artikel 11 zoals onder 2.4. geciteerd en is dezelfde bijlage als onder 2.5. geciteerd opgenomen.
Contacten over de betaling van studiekosten
2.10.
Bij e-mail van 20 januari 2021 heeft [eiser] facturen van studiekosten, waaronder het inschrijfgeld voor de KRMT-opleiding en de kosten voor vier examens, gedeclareerd bij [gedaagde] . Daarna heeft [eiser] meerdere keren gevraagd om betaling van die facturen. Op 29 maart 2021 heeft [gedaagde] gereageerd:
‘De declaraties inzake je studiekosten die je hebt ingediend afgelopen januari zullen niet vergoed worden. Reden hiervoor, los van het feit dat jij de kosten al dan niet gemaakt hebt en er geen betalingsbewijs is, had je geen toestemming om dergelijke kosten te maken. Deze kosten zijn niet door ons van te voren geaccordeerd en worden door ons ook niet geaccepteerd.’Op 16 april 2021 heeft [gedaagde] nog geschreven:
‘Het klopt dat jij en [voornaam] over studiekosten KRMT hebben gesproken, waarbij overigens nooit over bedragen is gesproken en waarbij jij evenmin een factuur/offerte hebt laten zien. Wij waren dan ook niet bekend met de stukken die jij hebt meegestuurd. Uitgangspunt voor de afspraak met [voornaam] was evenwel dat de studiekosten tijdens het dienstverband gemaakt zouden worden en dat de kosten pas aan jou zouden worden vergoed nádat jij de studie zou hebben gehaald. Het dienstverband is inmiddels geëindigd en niet is gebleken dat jij jouw opleiding binnen het dienstverband met succes hebt afgerond. Wij zullen de facturen daarom niet aan jou vergoeden.’
2.11.
Tussen mei 2021 en augustus 2021 hebben de gemachtigden van partijen gecorrespondeerd over de studiekosten. [gedaagde] heeft niet voldaan aan het verzoek van [eiser] om de ten aanzien van de KRMT-opleiding gedeclareerde studiekosten te vergoeden.

3.De vordering

3.1.
[eiser] vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van studiekosten van € 7.145,98, te vermeerderen met de wettelijke rente en een bedrag van € 886,08 inclusief BTW aan buitengerechtelijke kosten. Daarnaast vordert [eiser] veroordeling van [gedaagde] tot betaling van nakosten voor het geval [gedaagde] niet uit haarzelf aan het te wijzen vonnis voldoet. Subsidiair vordert [eiser] , na eiswijziging, dat [gedaagde] wordt veroordeeld, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, om binnen zeven dagen na het overleggen van het diploma van de KRMT-opleiding door [eiser] aan [eiser] de met deze studie gemoeide kosten ten bedrage van € 7.145,98 te voldoen. Zowel primair als subsidiair vordert [eiser] dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling van de proceskosten.
3.2.
[eiser] legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat hij met medeweten en goedkeuring van [gedaagde] de KRMT-opleiding heeft gevolgd en dat is afgesproken dat de studiekosten daarvan voor rekening van [gedaagde] zouden komen. [gedaagde] en [eiser] hebben alleen afgesproken dat er een terugbetalingsregeling zou gelden als [eiser] de arbeidsovereenkomst zelf zou opzeggen. Nu de arbeidsovereenkomst van rechtswege is geëindigd nadat deze op initiatief van [gedaagde] niet is voortgezet, is geen sprake van een opzegging door [eiser] .

4.Het verweer

4.1.
[gedaagde] betwist de vordering. Zij voert aan – samengevat – dat [eiser] de KRMT-opleiding niet tijdens het dienstverband heeft afgerond en dat afronding tijdens het dienstverband een voorwaarde was voor de betaling van de opleiding. Voor zover [gedaagde] gehouden is studiekosten te vergoeden, vindt [gedaagde] het redelijk en billijk dat zij alleen wordt veroordeeld om de kosten te betalen van het deel van de opleiding dat [eiser] tijdens het dienstverband heeft gevolgd.

5.De beoordeling

5.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of [gedaagde] de kosten die [eiser] heeft gemaakt voor zijn KRMT-opleiding, aan [eiser] moet terugbetalen op grond van wat partijen zijn overeengekomen. [eiser] vordert de kosten voor de studie en examens die hij ten tijde van zijn dienstverband met [gedaagde] heeft gemaakt. De kosten voor de examens en praktijkonderwijs afgelegd en gevolgd na 1 maart 2021 heeft [eiser] niet in de vordering betrokken.
5.2.
Partijen zijn het erover eens dat voor het beantwoorden van deze vraag, de uitleg van de toezegging van [gedaagde] van 18 september 2019 (zie 2.6.) bepalend is. De afspraak/toezegging moet worden uitgelegd aan de hand van de criteria die de Hoge Raad heeft vastgesteld in het Haviltex-arrest (Hoge Raad, 13 maart 1981, ECLI:NL:HR:1981:AG4158). Uit dat arrest volgt dat het niet alleen aankomt op een zuiver taalkundige uitleg van het beding, maar (ook) op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de afspraak mochten toekennen en op hetgeen zij redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij kan mede van belang zijn tot welke maatschappelijke kringen partijen behoren en welke rechtskennis van zodanige partijen kan worden verwacht.
5.3.
De kantonrechter overweegt dat uit de taalkundige uitleg volgt dat [gedaagde] hoe dan ook de studiekosten voor de KRMT-opleiding zou betalen. Aan de toezegging zijn immers geen voorwaarden verbonden, anders dan dat de betaling zou plaatsvinden na het behalen van de opleiding. Uit de letterlijke tekst van de toezegging volgt niet dat de opleiding tijdens het dienstverband moest worden behaald. Ook staat niet in de toezegging dat de betaling afhankelijk zou zijn van bijvoorbeeld de duur van de opleiding of andere informatie die [eiser] nog zou moeten verstrekken.
5.4.
Zoals hiervoor is overwogen is ook de zin die partijen in de gegeven omstandigheden aan de afspraak mochten toekennen en wat zij redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten relevant. De kantonrechter vindt dat uit de processtukken volgt dat partijen bij aanvang van de samenwerking in februari 2019 een langdurige samenwerking op het oog hadden. Dat volgt eveneens uit de correspondentie rondom de verlenging van het dienstverband in september 2019. Uit dezelfde correspondentie volgt dat de opleiding noodzakelijk was voor de functie die [gedaagde] bij aanvang van het dienstverband voor [eiser] beoogde. [gedaagde] stelt dat [eiser] wist dat de duur van de opleiding de duur van het dienstverband zou kunnen overstijgen, maar dat geldt net zo goed voor [gedaagde] toen zij haar toezegging deed. Dat partijen, zoals [gedaagde] stelt, na de e-mail van 18 september 2019 niet meer over de opleiding of de kosten daarvan hebben gesproken is dan ook niet relevant. Uit de correspondentie blijkt dat partijen hebben afgesproken dat [eiser] de opleiding zou gaan volgen en hij heeft zich aan die afspraak gehouden. Van [gedaagde] als makelaarskantoor mocht bovendien worden verwacht dat zij op de hoogte zou zijn van de kosten van de KRMT-opleiding. Uit de toezegging en de correspondentie daaromheen volgt ook niet dat van [eiser] nog overleg of actie verwacht werd en dat de vergoeding van de opleiding daar nog van af zou hangen. Overigens heeft [gedaagde] haar stelling dat de door [eiser] gedeclareerde kosten (zo’n € 2.000,-) hoger waren dan normaal, gelet op de betwisting van [eiser] , onvoldoende onderbouwd.
5.5.
Volgens [gedaagde] brengt een redelijke uitleg met zich dat de opleiding tijdens het dienstverband moest worden behaald, omdat [gedaagde] dan pas van de opleiding zou profiteren. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, volgt de kantonrechter die stelling niet. De kantonrechter vindt dat [gedaagde] toen zij haar toezegging deed, kon en moest weten dat zij het risico liep dat de arbeidsovereenkomst voor het afronden van de opleiding zou eindigen, en dat zij in dat geval niet meer van de opleiding zou kunnen profiteren. Dat maakt, mede gelet op tekst van de toezegging, dat deze wordt uitgelegd als een onvoorwaardelijke toezegging om na het afronden van de opleiding, de kosten daarvan te betalen. Ten slotte is bij dit oordeel meegewogen dat in eerdere correspondentie en arbeidsovereenkomsten terugbetalingsregelingen zijn overeengekomen bij beëindiging van het dienstverband (al dan niet door [eiser] ). In dat licht had het eveneens op de weg van [gedaagde] gelegen om expliciet te benoemen dat zij de kosten van de opleiding niet voor haar rekening zou nemen als [eiser] voor het behalen van de opleiding uit dienst zou gaan.
5.6.
[gedaagde] heeft nog een beroep gedaan op de redelijkheid en billijkheid. Zij vindt dat ze alleen de kosten hoeft te betalen van het deel van de opleiding dat [eiser] tijdens het dienstverband heeft gevolgd. Ook die stelling wordt door de kantonrechter niet gevolgd. Zoals hiervoor is overwogen had [gedaagde] de gevolgen van haar toezegging kunnen en moeten overzien. Daar komt bij dat [gedaagde] zelf het initiatief heeft genomen tot het beëindigen (althans niet verlengen) van de arbeidsovereenkomst. Dat [eiser] daar met zijn gedrag, zoals [gedaagde] stelt, zelf aanleiding toe zou hebben gegeven maakt dat niet anders. Dat geldt eveneens voor de stelling van [gedaagde] – die door [eiser] is betwist – dat op verzoek van [eiser] een nieuwe arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd (in plaats van voor onbepaalde tijd) is gesloten.
5.7.
Uit de processtukken volgt niet of en zo ja, wanneer, [eiser] de KRMT-opleiding heeft behaald. Uit de toezegging van [gedaagde] volgt zoals hiervoor is overwogen één voorwaarde, en dat is dat de opleiding moet zijn afgerond voordat [gedaagde] tot betaling overgaat. Aan die voorwaarde is (nog) niet voldaan zodat de primaire vordering van [eiser] om [gedaagde] te veroordelen tot (onvoorwaardelijke) betaling, wordt afgewezen.
5.8.
Subsidiair heeft [eiser] , na eiswijziging, gevorderd dat [gedaagde] wordt veroordeeld om een bedrag van € 7.145,98 aan [eiser] te betalen binnen zeven dagen nadat hij zijn diploma voor het behalen van die opleiding heeft overgelegd. Zoals hiervoor is overwogen vindt de kantonrechter dat [gedaagde] de kosten voor de KRMT-opleiding aan [eiser] moet betalen, nadat [eiser] die opleiding heeft afgerond. Aan de betaling is dus de voorwaarde verbonden dat [eiser] zijn diploma moet overleggen. In tegenstelling tot wat [gedaagde] stelt, heeft [eiser] wel degelijk belang bij die vordering. De kantonrechter volgt [gedaagde] ook niet in haar stelling dat de vordering na het behalen van de opleiding door [eiser] , opnieuw zou moeten worden beoordeeld aan de hand van alle omstandigheden van het geval. De kantonrechter vindt dat de mogelijk te veranderen omstandigheden die [gedaagde] heeft aangedragen, niet afdoen aan het oordeel [gedaagde] de opleiding conform haar toezegging moet betalen. De suggestie van [gedaagde] dan [eiser] mogelijk met een nieuwe werkgever afspraken heeft gemaakt over vergoeding van de kosten, kan niet leiden tot afwijzing van de vordering. Dat niet duidelijk is wanneer [eiser] zijn opleiding zal behalen, komt voor rekening en risico van [gedaagde] .
5.9.
[gedaagde] vordert betaling van € 6.605,11 aan inschrijfgeld voor de studie en de kosten van drie examens. Zoals hiervoor is overwogen heeft [gedaagde] haar stelling dat de opleiding normaal (zo’n € 2.000,-) goedkoper is, gelet op de betwisting van [eiser] , onvoldoende gemotiveerd. Voor het overige heeft [gedaagde] geen verweer gevoerd tegen de hoogte van het gevorderde bedrag.
5.10.
De conclusie is dat de kantonrechter de subsidiaire vordering van [eiser] zal toewijzen. [gedaagde] krijgt wel langer de tijd om de betaling te verrichten.
5.11.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat zij ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen 30 dagen na het overleggen van het diploma van de KRMT-opleiding door [eiser] aan [eiser] de voldoen de met deze studie gemoeide kosten ten bedrage van € 7.145,98;
6.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [eiser] tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 125,03
griffierecht € 240,00
salaris gemachtigde € 622,00 ;
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.I.V. Scherpenhuijsen Rom en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter