ECLI:NL:RBNHO:2022:8170

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 september 2022
Publicatiedatum
13 september 2022
Zaaknummer
9777873 \CV EXPL 22-1623
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoofdelijke aansprakelijkheid voor een opeisbare geldlening en borgstelling

In deze zaak heeft Roger Beheer B.V. een lening van € 60.000,00 verstrekt aan [gedaagde 1], met een rente van 8% per jaar en een bereidstellingsprovisie van € 1.250,00. De lening was opeisbaar na 1 juli 2021, en na een gedeeltelijke terugbetaling van € 50.000,00 vorderde Roger Beheer nog € 11.500,00 van [gedaagde 1], [gedaagde 2] en [gedaagde 3], die als borg stonden voor de lening. De kantonrechter oordeelde dat [gedaagde 2] en [gedaagde 3] hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de betaling, ondanks hun verweer dat er geen aparte borgstelling was gemaakt. De kantonrechter wees de vordering van Roger Beheer toe, inclusief buitengerechtelijke incassokosten van € 889,50, en veroordeelde [gedaagden] in de proceskosten. De uitspraak benadrukt de verplichtingen van borgen en de voorwaarden waaronder zij aansprakelijk zijn voor de schulden van de hoofdschuldenaar.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 9777873 \ CV EXPL 22-1623 CK
Uitspraakdatum: 28 september 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Roger Beheer B.V.
gevestigd te Langezwaag
eisende partij
verder te noemen Roger Beheer
gemachtigde: mr. W. Mollema
tegen
1.de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 1]
gevestigd te [vestigingsplaats]

2. [gedaagde 2]

wonende te [woonplaats 1]

3. [gedaagde 3]

wonende te [woonplaats 2]
gedaagde partijen
verder te noemen [gedaagde 1] , [gedaagde 2] , [gedaagde 3] en gezamenlijk [gedaagden]
gemachtigde: mr. S.J. Schram
De zaak in het kort.
Roger Beheer B.V. heeft aan [gedaagde 1] een lening verstrekt waarna nog een deel moet worden terugbetaald. Deze zaak gaat met name over de vraag of [gedaagde 2] en [gedaagde 3] naast [gedaagde 1] aansprakelijk zijn voor betaling van € 11.500,00 omdat zij persoonlijk borg zouden staan voor de betaling van de lening. De kantonrechter komt tot het oordeel dat dit het geval is. Het verweer tegen de incasso- en proceskosten wordt afgewezen.

1.Het procesverloop

1.1.
Roger Beheer heeft bij dagvaarding van 22 maart 2022 een vordering tegen [gedaagden] ingesteld. [gedaagden] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Roger Beheer heeft bij brief van 28 juli 2022 nog stukken toegezonden.
1.3.
Op 16 augustus 2022 heeft een zitting plaatsgevonden. Roger Beheer is vertegenwoordigd door haar bestuurder, [bestuurder eiser] , bijgestaan door mr. Mollema. Voor [gedaagden] is [gedaagde 2] verschenen, bijgestaan door mr. Schram. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Roger Beheer heeft gebruik gemaakt van spreekaantekeningen, die zijn overgelegd.
1.4.
Op verzoek van partijen is de behandeling aangehouden tot de rolzitting van 31 augustus 2022. Roger Beheer heeft vervolgens de kantonrechter gevraagd vonnis te wijzen.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde 2] is bestuurder van [gedaagde 1] . [gedaagde 3] is zijn partner.
2.2.
Roger Beheer heeft een financiering van € 60.000,00 aan [gedaagde 1] verstrekt. Op 1 maart 2021 is daarover een overeenkomst van geldlening gesloten. Partijen zijn een rente van 8% per jaar en een bereidstellingsprovisie van € 1.250,00 overeengekomen. De looptijd van de lening eindigde op 1 juli 2021, vanaf dat moment was de lening terstond opeisbaar.
2.3.
Na 1 juli 2021 heeft Roger Beheer de lening opgeëist. Medio februari 2022 is € 50.000,00 betaald. Tot januari 2022 is de overeengekomen rente voldaan.

3.De vordering

3.1.
Roger Beheer vordert, zoals ter zitting is vastgesteld, dat de kantonrechter [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] hoofdelijk veroordeelt tot betaling van € 11.500,00, te vermeerderen met de overeengekomen rente van 8% per jaar vanaf 1 januari 2022, en tot betaling van € 889,50 wegens buitengerechtelijke incassokosten. Daarbij vordert Roger Beheer veroordeling van [gedaagden] in de proces- en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente daarover.
3.2.
Roger Beheer legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [gedaagde 1] op grond van artikel 3:296 lid 1 BW de overeenkomst van geldlening dient na te komen en het opeisbare restant van de lening van € 10.000,00, de bereidstellingsprovisie van € 1.250,00 en vanaf januari 2022 de overeengekomen rente moet betalen. [gedaagde 2] en [gedaagde 3] hebben zich in de overeenkomst borg gesteld en zijn daardoor eveneens hoofdelijk gebonden tot betaling van de vordering. [gedaagden] is door de gemachtigde van Roger Beheer diverse malen gesommeerd om aan haar verplichtingen te voldoen. [gedaagden] is dan ook de buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagde 1] erkent de overeenkomst van geldlening tussen Roger Beheer en [gedaagde 1] . Zij erkent eveneens dat er, in elk geval ten tijde van de dagvaarding, nog een opeisbaar bedrag van € 10.000,00 op die lening openstond en dat de bereidstellingsprovisie nog betaald moest worden.
4.2.
[gedaagde 2] en [gedaagde 3] betwisten dat zij zich in de overeenkomst van geldlening hoofdelijk hebben verbonden. Uit artikel 13 van de overeenkomst volgt dat daarvoor nog een aparte borgstelling nodig was, maar daar is volgens [gedaagde 2] en [gedaagde 3] omwille van de relatie tussen partijen vanaf gezien.
4.3.
[gedaagden] voert verweer tegen de buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten. Daartoe stellen zij dat Roger Beheer, in de persoon van [bestuurder eiser] , op de hoogte was van de problemen waarmee [gedaagde 1] (en de onderneming waarvoor de machine was aangeschaft) te kampen had. Ondanks die problemen is steeds de verschuldigde rente voldaan en is het leeuwendeel van de lening afgelost. Gezien de relatie tussen partijen en omdat er steeds bereidheid was tot terugbetaling, was er voor Roger Beheer geen grond om tot incassomaatregelen en dagvaarding over te gaan, aldus [gedaagden]

5.De beoordeling

Het restant van de lening en de bereidstellingsprovisie moeten worden betaald
5.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat er na de betaling van € 50.000,00 in februari 2022 nog € 10.000,00 moet worden afgelost en dat de bereidstellingsprovisie nog betaald moet worden. Volgens [gedaagden] zijn er na de datum van de dagvaarding nog betalingen gedaan, maar wat er precies is betaald is in deze procedure niet duidelijk geworden. Roger Beheer heeft haar vordering ook niet verminderd, zodat de kantonrechter uitgaat van het bedrag van € 11.500,00 zoals door Roger Beheer is gevorderd. Voor zover de gestelde betalingen zijn gedaan, strekken die uiteraard in mindering op het te betalen bedrag.
[gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling
5.2.
Het verweer van [gedaagde 2] en [gedaagde 3] is dat zij niet hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de betaling van de restschuld en de bereidstellingsprovisie omdat geen sprake is van een borgstelling. Volgens [gedaagde 2] en [gedaagde 3] volgt uit de tekst van artikel 13 van de overeenkomst van geldlening dat [gedaagde 2] en [gedaagde 3] nog een aparte borgstelling zouden verstrekken. Volgens [gedaagde 2] en [gedaagde 3] is dat niet gebeurd en is van die borgstelling afgezien.
5.3.
Roger Beheer heeft dit weersproken en erop gewezen dat [gedaagde 2] en [gedaagde 3] in de overeenkomst zijn genoemd als “Borg 1” en “Borg 2” en ook als zodanig hebben getekend. Het was [gedaagde 2] en [gedaagde 3] voor het aangaan van de overeenkomst duidelijk dat de financiering niet verstrekt zou worden zonder deze borgstelling. Over het opmaken van een ander document of afzien van borgstelling is nooit gesproken.
5.4.
De vraag hoe de verhouding van partijen is geregeld, kan niet worden beantwoord op grond van alleen maar een zuiver taalkundige uitleg. Voor de beantwoording van die vraag komt het immers aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (ECLI:NL:HR:1981:AG4158, Haviltex). Bij deze uitlegging komt betekenis toe aan alle omstandigheden van het concrete geval, gewaardeerd naar hetgeen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen.
5.5.
Naar het oordeel van de kantonrechter volgt uit de overeenkomst van geldlening van 1 maart 2021 dat de bedoeling van partijen was dat naast [gedaagde 1] als schuldenaar, [gedaagde 2] en [gedaagde 3] zich persoonlijk borg zouden stellen voor de nakoming van de verplichtingen die uit de overeenkomst voortvloeien. Hoewel in artikel 13 van de overeenkomst is vermeld
“dat de borgen verplicht zijn, tot zekerheid voor de nakoming van de verplichtingen op grond van deze akte een borgstelling af te geven”volgt uit de vermelding van [gedaagde 2] en [gedaagde 3] als borg en de ondertekening dat [gedaagde 2] en [gedaagde 3] zich als borg verbinden tot het bedrag van € 60.000,00. Dat die borgstelling de bedoeling van partijen was en dat Roger Beheer die borgstelling als voorwaarde voor de lening had gesteld is door [gedaagde 2] en [gedaagde 3] ook niet weersproken. De stelling dat vervolgens van borgstelling is afgezien is door Roger Beheer weersproken en door [gedaagde 2] en [gedaagde 3] niet feitelijk onderbouwd. [gedaagde 2] en [gedaagde 3] zijn dus als borg hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling.
5.6.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van Roger Beheer tot hoofdelijke betaling van de restschuld, de bereidstellingsprovisie en de contractuele rente zal toewijzen.
[gedaagden] is de vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd
5.7.
Roger Beheer maakt aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Op grond van artikel 6:96 lid 2 aanhef en onder c komen redelijke kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte voor vergoeding in aanmerking. Roger Beheer heeft aan de hand van de whatsapp-contacten tussen partijen van 14 december 2021 tot en met 1 maart 2022 toegelicht dat er, nadat de lening opeisbaar was geworden, veelvuldig contact is geweest over de terugbetaling. Daarbij zijn door [gedaagde 1] toezeggingen tot betaling gedaan en regelingen aangeboden die vervolgens niet of niet volledig werden nagekomen. In februari 2022 is, ondanks de toezegging daartoe, de lening niet volledig afgelost. Onder die omstandigheden kon Roger Beheer er in redelijkheid toe besluiten een (incasso-) gemachtigde in te schakelen. Zij hoefde niet akkoord te gaan met een nieuwe betalingsregeling. De door Roger Beheer en haar gemachtigde verrichtte werkzaamheden zijn te kwalificeren als voor het uitbrengen van de dagvaarding daadwerkelijk verrichtte (incasso-) werkzaamheden, die niet kunnen worden beschouwd als werkzaamheden ter voorbereiding op een procedure, maar die rechtstreeks verband houden met een redelijke en serieuze poging om in de onderhavige kwestie in der minne nakoming van de overeenkomst door [gedaagden] te verkrijgen. Dat [gedaagde 1] steeds de bereidheid had om te betalen maar daar (kennelijk) niet toe in staat was, doet daar niet aan af. De moeilijkheden en problemen binnen de onderneming waarvoor de machine was aangeschaft waarmee [gedaagden] , althans [gedaagde 2] , geconfronteerd werd, liggen in haar risicosfeer en doen niet af aan het belang van Roger Beheer bij tijdige aflossing van de lening en haar recht om, als dat niet gebeurt, tot incassomaatregelen over te gaan. De kantonrechter volgt [gedaagden] om die redenen niet in het verweer dat Roger Beheer in redelijkheid geen aanspraak kan maken op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten.
5.8.
De vordering tot vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten tot een bedrag van € 889,50 (excl. btw) zal worden toegewezen.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagden]
5.9.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagden] , omdat zij ongelijk krijgt. Daarbij wordt [gedaagde 1] tevens veroordeeld tot betaling van € 124,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door Roger Beheer worden gemaakt. De wettelijke handelsrente over deze kosten is niet toewijsbaar, artikel 6:119a BW is niet van toepassing op een proceskostenveroordeling. De kantonrechter zal wel wettelijke rente toewijzen, ingaande de 15e dag na de datum van betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
Veroordeelt [gedaagde 1] en Beheer B.V., [gedaagde 2] en [gedaagde 3] , hoofdelijk tot betaling aan Roger Beheer van € 11.500, te vermeerderen met de contractuele rente van 8% per jaar over dat bedrag vanaf 1 januari 2022 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.2.
veroordeelt [gedaagde 1] en Beheer B.V., [gedaagde 2] en [gedaagde 3] , hoofdelijk, tot betaling aan Roger Beheer van € 889,50;
6.3.
veroordeelt [gedaagden] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van Roger Beheer tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 135,98 (incl. btw)
griffierecht € 514,00
salaris gemachtigde € 746,00
nasalaris € 124,00, voor zover daadwerkelijk nakosten door de eisende partij worden gemaakt, vermeerderd met de wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten vanaf de datum gelegen 15 dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
6.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.S. Reid en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter