Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.[eiser 1] ,
[eiser 2],
1.De zaak in het kort
2.De procedure
- het tussenvonnis in verzet van 16 maart 2022
- de mondelinge behandeling van 21 juni 2022. Partijen hebben gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd.
3.De feiten
4.Het geschil
5.De beoordeling
Ontvankelijkheid in verzet
(€ 2.456.000, in totaal dus € 7.566.000), was volgens [gedaagde] hoog genoeg om te verwachten dat [bedrijf 1] aan haar verplichtingen zou kunnen voldoen.
Bovendien staat vast dat het onroerend goed eigendom was van de Holding, niet van [bedrijf 1] . Met de executieveiling, tezamen met de inning van verpande debiteuren, zijn de vorderingen van de ING-Bank op het concern volledig voldaan, en was sprake van een meeropbrengst van € 111.347,38. Ook de (mogelijk hogere) meeropbrengst die bij een onderhandse verkoop van het onroerend goed zou zijn gerealiseerd, zou volledig in het vermogen van de Holding zijn gevloeid. Weliswaar zou (ook) de schuld van [bedrijf 1] aan de ING-Bank daarmee volledig zijn voldaan, maar die situatie verschilt niet van de huidige situatie waarbij het onroerend goed executoriaal is verkocht. Er is niet gesteld of gebleken dat [bedrijf 1] aanspraak had kunnen maken op de meeropbrengst van het onroerend goed dat de Holding toebehoorde, ter dekking van haar schulden en de verplichtingen die zij vanaf 25 augustus 2020 met Van [eiser 1] c.s. is aangegaan.
€ 4.590.626,02) de resterende schuld van de vennootschap van in totaal (€ 1.231.428,90 preferent + € 2.239.268,84 concurrent =) € 3.470.697,74 te kunnen voldoen, nog daargelaten dat [gedaagde] niet heeft gesteld dat er een geïnteresseerde was voor de onderhandse koop van alleen de inventaris. [gedaagde] heeft daarom bij het namens de vennootschap aangaan van de overeenkomsten met Van [eiser 1] c.s. ook niet kunnen aannemen dat na verkoop van het onroerend goed ter aflossing van de schuld aan de bank vervolgens (alleen) de waarde van de inventaris volstond om aan al haar betalingsverplichtingen te kunnen voldoen, waaronder de verplichtingen die uit de overeenkomsten met Van [eiser 1] c.s. voortvloeiden.