Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
DEFAM B.V., h.o.d.n, Defam Plus, Defam Financieringen, Defam Select
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft Defam B.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde, die in persoon procedeert, met betrekking tot een kredietovereenkomst die op 10 april 2003 is gesloten. Defam vordert betaling van € 52.726,13, vermeerderd met rente, omdat de gedaagde is gestopt met betalen. De gedaagde erkent een betalingsachterstand, maar betwist de hoogte van het bedrag dat door Defam wordt gevorderd. De kantonrechter heeft ambtshalve de rechtsgeldigheid van de ingebrekestelling beoordeeld, aangezien de bepalingen van de Wet op het consumentenkrediet (Wck) van toepassing zijn op de overeenkomst. De rechter concludeert dat Defam niet kan aantonen dat er een rechtsgeldige ingebrekestelling is uitgebracht voorafgaand aan de vervroegde opeising van het krediet. Dit gebrek in de procedure leidt tot de afwijzing van de vordering. De kantonrechter wijst de vordering af en veroordeelt Defam in de proceskosten, die aan de zijde van de gedaagde op nihil worden vastgesteld.