In grief 4 betwist [appellant] dat hij voor een bedrag van € 6.570,35 aan goederen bij [thuiswinkel] heeft gekocht dan wel geld heeft geleend en betwist hij ook de daarover berekende kredietvergoeding van € 3.355,80 verschuldigd te zijn. Voorts betwist [appellant] dat hij gedurende de looptijd van de overeenkomst door het doen van bestellingen en het lenen van bedragen de kredietlimiet automatisch heeft verhoogd.
Het hof stelt vast dat [appellant] erkent dat hij op 5 februari 2007 een kredietovereenkomst met [thuiswinkel] is aangegaan. Daarmee heeft hij de op achterzijde van de kredietovereenkomst vermelde afspraken “Betalen in Termijnen” tevens geaccepteerd. Intrum heeft als productie 4 bij haar memorie van grieven een bestellijst overgelegd waaruit, in samenhang met de toelichting van Intrum op deze lijst, blijkt dat [appellant] in de periode van 27 maart 2006 tot en met 16 december 2010 voor een totaalbedrag van € 6.570,35 bij [thuiswinkel] goederen heeft gekocht en geldsommen heeft geleend. Voorts is [appellant] op grond van de kredietovereenkomst over het openstaande saldo een variabele kredietvergoeding verschuldigd van 1,389% per maand ten tijde van het sluiten van de overeenkomst. De hoogte van de kredietvergoeding kan eveneens worden gedestilleerd uit voornoemde bestellijst alsmede uit de door Intrum overgelegde productie 10 bij haar memorie van antwoord voor wat betreft de periode na 5 maart 2012 (de cessie). Onder artikel 2 van de op de achterzijde van de overeenkomst vermelde afspraken “Betalen in Termijnen” staat onder meer:
“(…)Als door leveranties en leningen het saldo van uw rekeningoverzicht uw limiet overschrijdt, passen wij uw limiet aan. Door te bestellen voor een hoger bedrag dan op basis van uw limiet mogelijk lijkt, verzoekt u ons dus uw limiet te verhogen. (…)”. Nadat [appellant] de limiet van € 3.000,- had overschreden, heeft [thuiswinkel] aldus op basis van voornoemd artikel 2 de limiet verhoogd, aldus Intrum.
Het hof stelt verder vast dat [appellant] niet heeft weersproken dat hij betalingen tot het bedrag van € 5.232,-- heeft gedaan.
Gelet op deze feiten en de uitvoerige onderbouwing van haar vordering van de kant van Intrum, inclusief opgave van respectieve leveringen en uitleningen op specifieke data en daartegenover door [appellant] bovendien periodiek gedane respectieve betalingen, is de uitsluitend blote ontkenning door [appellant], een onvoldoende onderbouwde betwisting. Het hof trekt daaruit de conclusie dat [appellant] voor een bedrag van € 6.570,35 bij [thuiswinkel] goederen heeft gekocht en geldsommen heeft geleend, dat de daarover berekende kredietvergoeding ad € 3.355,80 juist is en dat door zijn bestellingen de kredietlimiet conform artikel 2 van de voorwaarden “Betalen in termijnen” automatisch is verhoogd. Grief 4 faalt.