ECLI:NL:RBNHO:2022:7301

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
19 augustus 2022
Publicatiedatum
15 augustus 2022
Zaaknummer
21/1607
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot openbaarmaking op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) deels afgewezen

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, gedateerd 19 augustus 2022, is het beroep van eiser tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad gegrond verklaard. Eiser had op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) verzocht om openbaarmaking van documenten met betrekking tot de vuilstortplaats Nauerna. Het college had dit verzoek deels toegewezen en deels afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de afwijzing van enkele deelverzoeken onvoldoende gemotiveerd was. Eiser had eerder verzoeken ingediend om documenten die betrekking hebben op de uitbreiding van de stortcapaciteit en compensatiemaatregelen voor omwonenden. De rechtbank stelde vast dat verweerder in het primaire besluit enkele verzoeken terecht had afgewezen, maar dat er ook documenten waren die alsnog openbaar gemaakt moesten worden. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit voor zover het betrekking had op de deelverzoeken 3, 4 en 5, en bepaalde dat verweerder opnieuw moest beslissen op deze verzoeken. De rechtbank oordeelde dat de weigering van openbaarmaking van bepaalde documenten onvoldoende was gemotiveerd en dat eiser recht had op de openbaarmaking van de brief van Afvalzorg aan de gemeente Zaanstad. De rechtbank wees het beroep tegen het tweede bestreden besluit ongegrond en veroordeelde verweerder in de proceskosten van eiser.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 21/1607

uitspraak van de meervoudige kamer van 19 augustus 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad, verweerder

gemachtigde: mr. S.E.H. van Thoor, advocaat te Hoofddorp.

Procesverloop

In het besluit van 1 september 2020 (primair besluit) heeft verweerder het verzoek van eiser om bepaalde documenten openbaar te maken deels toegewezen en deels afgewezen.
In het besluit van 24 februari 2021 (bestreden besluit 1) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit op 6 april 2021 beroep ingesteld.
Verweerder heeft op 5 juli 2021 een aanvullend besluit (bestreden besluit 2) op bezwaar genomen, waarbij verweerder alsnog een document openbaar heeft gemaakt.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 4 april 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, die was vergezeld van mr. drs. R. Stam.
De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak verlengd.

Overwegingen

Feiten
1. Eiser woont in de omgeving van de vuilstortplaats Nauerna. Hij is lid geweest van de Belangengroep [#] . Die vereniging heeft namens bewoners met de bevoegde gezagen overlegd over (sluiting van) de stortplaats en werd door verweerder, ook nadat eiser zijn lidmaatschap had opgezegd, geïnformeerd over zaken rond de stortplaats. Eiser heeft, na enige eerdere verzoeken, op 1 en 27 april 2020 (opnieuw) bij verweerder verzoeken ingediend op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) om openbaarmaking van een negental documenten die betrekking hebben op de uitbreiding van de stortcapaciteit voor afval en de beëindiging van het storten van vuil op stortplaats Nauerna alsmede compensatiemaatregelen voor de bewoners in de omgeving (het verzoek).
2. De verzoeken bevinden zich niet in het procesdossier, maar ter zitting is vastgesteld, dat verweerder in het primaire besluit deze verzoeken – voor zover thans nog van belang – terecht heeft omschreven als zeven van elkaar te onderscheiden deelverzoeken, die alle betrekking hebben op documenten over de stortplaats Nauerna, te weten de deelverzoeken om openbaarmaking van:
1. Alle in artikel 3.11 in Addendum A [1] (
hierna: de Intentieovereenkomst - rb) beschreven halfjaarlijkse voortgangsrapportages, waarin voor het eerst in januari 2014 inzicht wordt verstrekt in alle financiële stromen en posities met betrekking tot de uitvoering van compensatiemaatregelen;
2. Als er, op welk tijdstip dan ook, is afgezien van de rapportages beschreven in artikel 3.11 [
van het Addendum bij de Intentieovereenkomst – rb] of er anderszins veranderingen hebben plaatsgevonden betreffende dit artikel 3.11, alle documenten, inclusief e-mails, die betrekking hebben op het afzien of verandering van de rapportages beschreven in artikel 3.11;
3. De brief van Afvalzorg aan de gemeente Zaanstad, beschreven in bovenstaand citaat [2] ;
4. De notulen van het gesprek van wethouder H. Krieger met Afvalzorg, dat op 9 januari 2019 heeft plaatsgevonden [3] ;
5. Alle documenten, verslagen, notulen die betrekking hebben op de overleggen genoemd onder 1 en 2 van citaten in eisers verzoek [4] die in de periode november 2019 tot maart 2020 zijn gevoerd;
6. Alle documenten, e-mails, notulen, verslagen etc. waaruit blijkt dat Zaanstad in gesprek is met de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied (NZKG) en Belangengroep Nauerna (BGN) over de door eiser in zijn verzoek genoemde niet goed functionerende klachtenregistratie over de stortplaats Nauerna;
7. Alle documenten, die aantonen wie voor en na het aankopen ter waarde van € 7 miljoen, van grond op Hoogtij, bedoeld voor park Hoogtij [5] , eigenaar was en is geworden van deze grond en alle documenten waaruit blijkt waar de € 7 miljoen gemeenschapsgeld vandaan is gekomen, waar en wanneer het is betaald, en waar en wanneer het weer heen is gegaan.
3. Verweerder heeft hierop als volgt beslist en die beslissingen als volgt gemotiveerd:
Deelverzoek 1: Voortgangsrapportages als bedoeld in deelverzoek 1 zijn nooit gemaakt en kunnen daarom niet openbaar worden gemaakt. Verweerder heeft het verzoek op dit punt daarom afgewezen.
Deelverzoek 2: Documenten waaruit valt op te maken dat besloten is om af te zien van het opstellen van de hiervoor genoemde voortgangsrapportages zijn er niet. Dergelijke documenten kunnen daarom niet openbaar worden gemaakt. Het verzoek heeft verweerder op dit punt daarom afgewezen.
Deelverzoek 3: Aanvankelijk heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat hij de brief niet openbaar wilde maken, omdat Afvalzorg bezwaar had tegen openbaarmaking. Het verzoek had hij op dit punt daarom afgewezen. Hierna onder 7 zal blijken dat verweerder dit standpunt niet langer inneemt.
Deelverzoek 4: Notulen van het gesprek van wethouder H. Krieger met Afvalzorg, dat op 9 januari 2019 heeft plaatsgevonden, zijn niet gemaakt. Ze kunnen daarom ook niet openbaar gemaakt worden. Het verzoek heeft verweerder op dit punt daarom afgewezen. Bij het bestreden besluit 2 is verweerder alsnog (deels) aan dit deelverzoek tegemoetgekomen door een intern verslag van het gesprek openbaar te maken.
Deelverzoek 5: De documenten waarop dit deelverzoek betrekking heeft, zijn deels openbaar gemaakt. Het overige deel van de documenten is niet openbaar gemaakt, omdat die documenten volgens verweerder zijn opgemaakt voor intern beraad en persoonlijke beleidsopvattingen bevatten, als bedoeld in artikel 11, eerste lid, Wob. Het verzoek heeft verweerder op dit punt daarom (deels) afgewezen [6] .
Deelverzoek 6: Documenten over de (al dan niet goed functionerende) klachtenregistratie zijn er niet. Het verzoek op dit punt heeft verweerder daarom afgewezen.
Deelverzoek 7: De gevraagde documentenzijn al openbaar gemaakt als gevolg van een eerder Wob-verzoek van eiser van 18 augustus 2019. Het verzoek heeft verweerder daarom nu afgewezen.
4. Verweerder heeft het primaire besluit in bezwaar gehandhaafd. In het bestreden besluit 2 heeft verweerder ten aanzien van deelverzoek 4 besloten een gespreksverslag van het gesprek op 9 januari 2019 openbaar te maken, met uitzondering van de persoonsgegevens van betrokkenen.
Juridisch kader
5. Het voor deze uitspraak relevante wettelijke kader is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak en maakt hiervan onderdeel uit. De rechtbank merkt daar bij op, dat inmiddels de Wet open overheid (Woo) de Wet openbaarheid van bestuur heeft vervangen, maar dat de toetsing van de bestreden besluiten plaats vindt aan de hand van het ten tijde van die besluiten geldende recht en dat was nog de Wob. Eerst als de bestreden besluit niet in stand kunnen blijven, kan toetsing aan de Woo in beeld komen.
Beoordeling beroep
- Deelverzoeken 1 en 2 -
6.1
Volgens eiser kan het niet zo zijn dat er, zoals verweerder heeft gesteld, geen documenten zijn als bedoeld in de deelverzoeken 1 en 2.
6.2
Verweerder heeft aangegeven dat hij de gehele documentenhuishouding heeft doorzocht en dat hij ook bij het archief navraag heeft gedaan, maar dat geen documenten zijn gevonden als bedoeld in de deelverzoeken 1 en 2. Verweerder gaat er daarom van uit dat de gemeente Zaanstad de afspraak om vanaf januari 2014 halfjaarlijkse financiële voortgangsrapportages over de uitvoering van compensatiemaatregelen als opgenomen in artikel 3.11 van Addendum A bij de Intentieovereenkomst te verstrekken niet is nagekomen zonder dat daar verder over is gecommuniceerd met de andere partijen bij de overeenkomst (provincie Noord-Holland, [bedrijf 1] NV en Nv [bedrijf 2]).
6.3
Wanneer een bestuursorgaan stelt dat na onderzoek is gebleken dat bepaalde informatie niet of niet meer onder hem berust en een dergelijke mededeling niet ongeloofwaardig voorkomt, is het aan degene die om deze informatie verzoekt om aannemelijk te maken dat een bepaald document toch onder het bestuursorgaan berust [7] . De stelling van verweerder komt de rechtbank niet ongeloofwaardig voor. Het ligt daarom op de weg van eiser om aannemelijk te maken dat de documenten waarom is gevraagd toch bij verweerder berusten. Daarin is eiser niet geslaagd. Het gegeven dat in Addendum A de verplichting tot het opstellen van voortgangsrapportages is opgenomen betekent immers nog niet dat die rapportages zijn gemaakt, en als geen rapportages zijn gemaakt, betekent dat nog niet dat daarover nadere afspraken in een document zijn vastgelegd. Het beroep op dit punt slaagt daarom niet.
- Deelverzoek 3 -
7. Ter zitting heeft de rechtbank vastgesteld dat de brief van Afvalzorg aan de gemeente Zaanstad van 13 december 2021, waar deelverzoek 3 op ziet, onderdeel uitmaakt van de op de zaak betrekking hebbende stukken die verweerder zonder verzoek om geheimhouding aan de rechtbank heeft doen toekomen. Eiser heeft dus tijdens de beroepsprocedure een kopie van die brief ontvangen. Verweerder heeft hierover ter zitting aangegeven dat de brief ook in een andere procedure al is verstrekt, dat geen bezwaar meer bestaat tegen openbaarmaking en dat de brief alsnog openbaar gemaakt zal worden.
Het beroep is daarom in zoverre gegrond.
- Deelverzoek 4 -
8.1
Bij bestreden besluit 2 heeft verweerder aan eiser kenbaar gemaakt dat weliswaar geen notulen zijn gemaakt van het gesprek met wethouder H. Krieger met Afvalzorg, maar dat wel een intern verslag beschikbaar is van dat gesprek. Dat verslag heeft verweerder alsnog openbaar gemaakt.
8.2
Met het bestreden besluit 2 is verweerder gedeeltelijk tegemoet gekomen aan het beroep van eiser, maar niet volledig, omdat eisers stelling in beroep is dat er notulen zouden moeten zijn. Hij heeft daarom belang bij beoordeling van zowel het bestreden besluit 1 op dit punt als het bestreden besluit 2 zoals bedoeld in artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
8.3
Verweerder stelt dat er geen notulen van het gesprek op 9 januari 2019 tussen de wethouder en Afvalzorg zijn opgemaakt, maar heeft wel alsnog een (intern) verslag daarvan gevonden. Eisers standpunt dat het onwaarschijnlijk is dat er geen notulen zouden zijn gemaakt, omdat latere wethouders dan niet op de hoogte zouden kunnen zijn van de inhoud van het gesprek, is onvoldoende om verweerder niet te volgen in zijn stelling dat er geen notulen maar slechts een intern verslag is opgemaakt. Aangezien het bestreden besluit 1 op dit punt onjuist was, treft het beroep van eiser tegen dat besluitonderdeel wel doel en is het in zoverre gegrond. Omdat verweerder dit gebrek met het bestreden besluit 2 overtuigend heeft hersteld, is het daartegen gerichte beroep ongegrond. Omdat het gebrek is hersteld, zal de rechtbank volstaan met een gedeeltelijke vernietiging van bestreden besluit 1.
- Deelverzoek 5 -
9.1
In het primaire besluit heeft verweerder een lijst opgenomen van documenten waarop dit deelverzoek wat verweerder betreft betrekking heeft. De lijst is een opsomming van 105 documenten. Per nummer in de lijst staat vermeld of dat document openbaar is gemaakt en, indien dat niet het geval is, dat openbaarmaking op grond van artikel 11 Wob (intern beraad en persoonlijke beleidsopvattingen) is geweigerd. In het bestreden besluit 1 is verweerder niet anders dan in algemene zin op de weigeringsgrond uit artikel 11 Wob in relatie tot deelverzoek 5 ingegaan.
9.2
Verweerder heeft in beroep met betrekking tot deelverzoek 5 onder tabblad “Vraag 5” onder twee subtabbladen “Vraag 5 Deel II” en “Vraag 5 Deel III” met daarachter de vermelding: “Openbaar gemaakt” stukken overgelegd, waarbij in Vraag 5 Deel III delen van tekst – kennelijk niet alleen persoonsgegevens – zijn zwartgemaakt. De stukken zijn niet genummerd. In de begeleidende brief heeft hij - onder meer - vermeld: “5 deel I: Niet openbaar gemaakt ( wordt o.g.v. artikel 8:29 Awb apart toegezonden)” en “5 deel IV: Niet openbaar gemaakt ( wordt o.g.v. artikel 8:29 Awb apart toegezonden)”. Daarnaast heeft hij met een beroep op artikel 8:29 Awb stukken overgelegd, die ook niet zijn genummerd. Hij heeft daarbij de lijst van stukken gevoegd, waarin dezelfde nummering van documenten is aangehouden als de nummering die is gebruikt in de bijlage bij het primaire besluit voor wat betreft deelverzoek 5.
10. Eiser heeft zich gemotiveerd gekeerd tegen de resterende weigering van de openbaarmaking van de documenten waarop deelverzoek 5 ziet behalve voor zover de weigering ziet op persoonsgegevens.
11.1
De rechtbank stelt vast dat verweerder noch de documenten Vraag 5 delen II en III, noch de documenten Vraag 5 delen I en IV heeft genummerd. Het is mede gelet op het aantal documenten dat met een beroep op artikel 8:29 Awb is overgelegd en het feit dat het er op lijkt dat de documenten Vraag 5 deel III deels zijn zwartgemaakt, ondoenlijk voor de rechtbank om vast te stellen welk document bij welk documentnummer uit de lijst hoort. Gevolg hiervan is dat de rechtbank ook niet kan beoordelen of de bij de documentnummers in de lijst genoemde weigeringsgrond zich voordoet.
11.2
In de lijst van niet openbaar gemaakte documenten heeft verweerder slechts verwezen naar artikel 11 Wob, zonder dat verweerder per document heeft gemotiveerd waarom hij zich op het standpunt stelt dat het document is opgesteld ten behoeve van intern beraad of als persoonlijke beleidsopvatting (als bedoeld in artikel 11, eerste lid, Wob). Daarnaast blijkt uit de stukken niet dat degene die de in het eerste lid bedoelde opvattingen in een bepaald document heeft geuit (of zich erachter heeft gesteld) weigert in te stemmen met openbaarmaking. Uit de stukken blijkt evenmin waarom de documenten niet openbaar gemaakt kunnen worden in een niet tot de personen herleidbare vorm. Daarbij is de rechtbank ook niet gebleken of verweerder artikel 11, vierde lid, Wob (waarin is bepaald dat bij milieu-informatie een belangenafweging dient te worden gemaakt alvorens tot weigering van openbaarmaking wordt overgegaan) bij zijn besluitvorming heeft betrokken, terwijl issues rond vuilstort Nauerna wel milieuaspecten kunnen hebben. Ook stelt de rechtbank vast dat van documenten, waarbij opgemerkt is dat deze openbaar zijn, toch delen weggelakt en dus (deels) geweigerd zijn openbaar te maken. Het lijkt erop dat dit deels persoonsgegevens zijn, maar deels ook niet. Bij deze documenten is echter niet toegelicht bij welke delen een beroep gedaan is op de weigeringsgrond ten aanzien van persoonsgegevens (als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onder d, of artikel 10, tweede lid, onder e Wob), over toepassing waarvan op zich geen geschil van mening bestaat tussen partijen, dan wel de andere weigeringsgrond.
11.3
Verweerder heeft, voor zover hij openbaarmaking van documenten als bedoeld in deelverzoek 5 heeft geweigerd, die weigering dus onvoldoende duidelijk gemotiveerd, zodat toetsing in beroep niet mogelijk is. Het beroep is ten aanzien van deelverzoek 5 hierom dus ook gegrond.
- Deelverzoek 6 -
12. Volgens eiser kan het niet zo zijn dat er, zoals verweerder heeft gesteld, geen documenten over de klachtenregistratie zijn als bedoeld in de deelverzoek 6.
13. Verweerder heeft hierover gesteld dat er slechts telefonische gesprekken zijn gevoerd over de klachtenregistratie en dat daarover niets in documenten is vastgelegd.
14. De rechtbank heeft geen reden er aan te twijfelen dat verweerder de gehele documentenhuishouding in verband met dit deelverzoek voldoende heeft doorzocht naar documenten als bedoeld in deelverzoek 6 en dat verweerder bij het archief ook toereikend navraag heeft gedaan naar die documenten. De rechtbank acht het gelet daarop niet ongeloofwaardig dat verweerders stelling dat er geen documenten zijn als bedoeld in deelverzoek 6, juist is. Het ligt daarom op de weg van eiser om aannemelijk te maken dat de documenten waarom is gevraagd, toch bij verweerder berusten. Daarin is eiser niet geslaagd. Zijn enkele stelling dat het toch niet zo kan zijn dat over de klachtenregistratie geen documenten zijn opgemaakt, is daarvoor onvoldoende.
- Deelverzoek 7 –
15.1
Volgens verweerder zijn alle documenten waarop deelverzoek 7 betrekking heeft al openbaar gemaakt.
15.2
Volgens eiser moeten er meer documenten zijn, omdat hij uit de openbaar gemaakte documenten niet kan afleiden wat er precies met de in dat deelverzoek bedoelde € 7 miljoen gemeenschapsgeld is gebeurd.
15.3
De rechtbank heeft geen reden er aan te twijfelen dat verweerder de gehele documentenhuishouding ook heeft doorzocht naar documenten als bedoeld in deelverzoek 7 en dat verweerder bij het archief ook toereikend navraag heeft gedaan naar die documenten. Verweerder heeft ten aanzien van dit deelonderzoek bankafschriften waaruit betalingen blijken en een afrekennota van de notaris openbaar gemaakt. De rechtbank acht het mede gelet daarop niet ongeloofwaardig dat verweerder geen andere documenten heeft kunnen vinden als bedoeld in deelverzoek 7. Het ligt daarom op de weg van eiser om aannemelijk te maken dat andere documenten waarop hij doelt, toch bij verweerder berusten. Daarin is eiser niet geslaagd. De enkele stelling dat de documenten als genoemd door verweerder onvoldoende informatie bevatten om te herleiden hoe de financiële (miljoenen-)transactie(s) zijn verlopen, is daarvoor onvoldoende. Het beroep op dit punt slaagt daarom niet. De rechtbank wijst er ten overvloede en ter voorlichting van eiser nog op dat veel informatie over eigendom van onroerende zaken te vinden is in de openbare, bij het kadaster berustende hypotheek- en eigendomsregisters.
Conclusie
16.1
Het beroep tegen bestreden besluit 1 is gelet op overwegingen 7, 8.3 en 11.3 gegrond voor zover gronden zijn gericht op de beslissingen opdeelverzoeken 3, 4 en 5.
16.2
De rechtbank zal het bestreden besluit 1 daarom vernietigen voor zover dat besluit ziet op de deelverzoeken 3, 4 en 5. Voor het overige laat de rechtbank het bestreden besluit 1 in stand.
16.3
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat verweerder alsnog een besluit zal moeten nemen op deelverzoek 3, inhoudende dat de brief van Afvalzorg aan de gemeente Zaanstad van 13 december 2021 openbaar wordt gemaakt.
16.4
De rechtbank zal daarbij voorts bepalen dat verweerder opnieuw zal moeten beslissen op deelverzoek 5, met inachtneming van hetgeen de rechtbank daarover – in overweging 11 - heeft overwogen en met inachtneming van de inmiddels van toepassing geworden Wet open overheid.
16.5
Het beroep tegen bestreden besluit 2 is ongegrond. Er is geen aanleiding verweerder nog enige opdracht te geven in verband met deelverzoek 4.
17. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten van eiser. Deze bedragen € 17,44 (kosten openbaar vervoer retour Nauerna-Haarlem).
18. De rechtbank ziet daarnaast aanleiding om te bepalen dat verweerder eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.

Beslissing

De rechtbank
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit 1 voor zover dat ziet op de hiervoor genoemde deelverzoeken 3, 4 en 5;
- bepaalt dat verweerder over de deelverzoeken 3 en 5 opnieuw beslist op het bezwaar van eiser met inachtneming van hetgeen de rechtbank in deze uitspraak heeft overwogen;
- laat het bestreden besluit 1 voor het overige in stand;
- verklaart het beroep tegen het bestreden besluit 2 van verweerder van 5 juli 2021 ongegrond;
- bepaalt dat verweerder eiser het door hem betaalde griffierecht van € 181,- vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser van € 17,72.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.H.M. Bruin, voorzitter, en mr. M.H. Affourtit-Kramer en mr. D.M. de Feijter, leden, in aanwezigheid van mr. E. Degen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 augustus 2022.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u in hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State U moet het beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Bijlage juridisch kader

Wet openbaarheid van bestuur
[Regeling vervallen per 01-05-2022]
Artikel 11
1. In geval van een verzoek om informatie uit documenten, opgesteld ten behoeve van intern beraad, wordt geen informatie verstrekt over daarin opgenomen persoonlijke beleidsopvattingen.
2. Over persoonlijke beleidsopvattingen kan met het oog op een goede en democratische bestuursvoering informatie worden verstrekt in niet tot personen herleidbare vorm. Indien degene die deze opvattingen heeft geuit of zich erachter heeft gesteld, daarmee heeft ingestemd, kan de informatie in tot personen herleidbare vorm worden verstrekt.
3. Met betrekking tot adviezen van een ambtelijke of gemengd samengestelde adviescommissie kan het verstrekken van informatie over de daarin opgenomen persoonlijke beleidsopvattingen plaatsvinden, indien het voornemen daartoe door het bestuursorgaan dat het rechtstreeks aangaat aan de leden van de adviescommissie voor de aanvang van hun werkzaamheden kenbaar is gemaakt.
4. In afwijking van het eerste lid wordt bij milieu-informatie het belang van de bescherming van de persoonlijke beleidsopvattingen afgewogen tegen het belang van openbaarmaking. Informatie over persoonlijke beleidsopvattingen kan worden verstrekt in niet tot personen herleidbare vorm. Het tweede lid, tweede volzin, is van overeenkomstige toepassing.
Algemene wet bestuursrecht
Artikel 6:19
1Het bezwaar of beroep heeft van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben.
(…)
Artikel 8:29 (tot 1 mei 2022; daarna gewijzigd)
1Partijen die verplicht zijn inlichtingen te geven dan wel stukken over te leggen, kunnen, indien daarvoor gewichtige redenen zijn, het geven van inlichtingen dan wel het overleggen van stukken weigeren of de bestuursrechter mededelen dat uitsluitend hij kennis zal mogen nemen van de inlichtingen onderscheidenlijk de stukken.
2Gewichtige redenen zijn voor een bestuursorgaan in ieder geval niet aanwezig, voor zover ingevolge de Wet openbaarheid van bestuur de verplichting zou bestaan een verzoek om informatie, vervat in de over te leggen stukken, in te willigen.
3De bestuursrechter beslist of de in het eerste lid bedoelde weigering onderscheidenlijk de beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is.
4Indien de bestuursrechter heeft beslist dat de weigering gerechtvaardigd is, vervalt de verplichting.
5Indien de bestuursrechter heeft beslist dat de beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is, kan hij slechts met toestemming van de andere partijen mede op de grondslag van die inlichtingen onderscheidenlijk die stukken uitspraak doen. Indien de toestemming wordt geweigerd, wordt de zaak verwezen naar een andere kamer.

Voetnoten

1.Bedoeld is Addendum A van 1 april 2014 bij de ‘Intentieovereenkomst voor het realiseren van een andere invulling van het huidige convenant tussen gemeente Amsterdam en provincie Noord-Holland ter zake van de CSM Slibvelden d.d. 14 december 2006’.
2.Bedoeld is de raadsinformatiebrief van wethouder H. Krieger aan de gemeenteraad van 5 februari 2019 die eiser in zijn verzoek geciteerd heeft.
3.Ook daarbij verwees eiser naar de in noot 2 genoemde raadsinformatiebrief van 5 februari 2019.
4.Die gesprekken betroffen zogenoemde expertsessies en zijn genoemd in de raadsinformatiebrief van wethouders S. Mutluer en W. Breunesse aan de gemeenteraad van 24 maart 2020.
5.Park Hoogtij maakt onderdeel uit van de compensatiemaatregelen.
6.In de wel openbaar gemaakte stukken heeft verweerder ook persoonsgegevens weggelaten. Daarover bestaat geen geschil tussen partijen.
7.Vergelijk bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 10 oktober 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3255