Uitspraak
- de utb met nummer eindigend op [# 2] voor in totaal € 809,17 aan douanerechten op industriële producten (de aangifte behelst vier goederen, zaaknummer HAA 19/5409);
- de utb met nummer eindigend op [# 3] voor in totaal € 792,09 aan douanerechten op industriële producten (de aangifte behelst drie goederen, zaaknummer HAA 19/5412);
- de utb met nummer eindigend op [# 4] voor in totaal € 374,12 aan douanerechten op industriële producten (de aangifte behelst drie goederen, zaaknummer HAA 19/5413);
- de utb met nummer eindigend op [# 5] voor in totaal € 991,73 aan douanerechten op industriële producten (de aangifte behelst twee goederen, zaaknummer HAA 19/5415);
systemen voor klimaatbeheersing
Aantekening 4 en aantekening 5 op Afdeling XVI van de GN, dat de Hoofdstukken 84 en 85 omvat, luidt:
9.Post 85.36 van de GN luidt, voor zover hier van belang:
10.De Toelichting IDR op GS-post 85.36 luidt, voor zover hier relevant:
Toestellen voor het in-, uit- of omschakelen van elektrische stroom
De rechtbank neemt dit standpunt niet over en is van oordeel dat aan deze beslissingen van verweerder een motiveringsgebrek kleeft. Daaraan verbindt de rechtbank, met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geen verdere gevolgen. De rechtbank acht aannemelijk dat eiseres door dit formele gebrek niet is benadeeld en dat zonder het gebrek niet een besluit met een andere uitkomst zou zijn genomen. De rechtbank neemt daarbij ook in aanmerking dat eiseres, blijkens punt 1.3 van de door haar op 17 maart 2022 ingediende Toelichting gronden beroep, wist onder welke code van de GN verweerder de goederen met de artikelnummers 400010, 400042 en 400051 (in zaak HAA19/5415) en 400053 (in zaak HAA 19/5416 ) wenste in te delen.
De inhoud van GS- en GN-toelichtingen moet in overeenstemming zijn met de GN-bepalingen en mag de strekking daarvan niet wijzigen. Toelichtingen moeten, indien zij in strijd blijken met de tekst van de GN-posten en de aantekeningen bij de afdelingen of hoofdstukken, terzijde worden geschoven (zie onder meer Hof van Justitie 26 november 2015, C-44/15 (Duval GmbH & Co, KG., punt 24).
Beslissing
- verklaart de beroepen ongegrond;
- veroordeelt verweerder tot vergoeding van de door eiseres geleden immateriële schade tot een bedrag van € 300;
- veroordeelt de Staat (de minister van Justitie en Veiligheid) tot vergoeding van de door eiseres geleden immateriële schade tot een bedrag van € 1.700;
- veroordeelt verweerder in de helft van de proceskosten van eiseres, dit is een bedrag van € 379,50;
- veroordeelt de Staat (de minister van Justitie en Veiligheid) in de helft van de proceskosten van eiseres, dit is een bedrag van € 379,50;
- draagt verweerder op de helft van het betaalde griffierecht, oftewel een bedrag van € 172,50, aan eiseres te vergoeden;
- draagt de Staat (de minister van Justitie en Veiligheid) op de helft van het griffierecht, oftewel een bedrag van € 172,50, aan eiseres te vergoeden.