ECLI:NL:RBNHO:2022:7289

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 augustus 2022
Publicatiedatum
15 augustus 2022
Zaaknummer
AWB - 19 _ 5408
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. drs. C.M. van Wechem
  • mr. dr. C.A. Schreuder
  • mr. S. Kleij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Douanerechtelijke geschillen over indeling van relais/relaismodules en uitgereikte uitnodigingen tot betaling

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 11 augustus 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres] B.V. en de inspecteur van de Belastingdienst/Douane, kantoor Amsterdam. Het geschil betreft zeven uitnodigingen tot betaling (utb's) die aan eiseres zijn uitgereikt voor douanerechten op industriële producten. Eiseres heeft in de periode van 24 augustus 2018 tot en met 20 november 2018 aangiften gedaan voor de douaneregeling 'in het vrije verkeer brengen'. De douane heeft de goederencodes gewijzigd, wat heeft geleid tot de uitreiking van de utb's. Eiseres betwist de indeling van de goederen, specifiek de relais/relaismodules, en stelt dat deze onder een andere code moeten worden ingedeeld, wat leidt tot lagere douanerechten. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres en verweerder tegen elkaar afgewogen. Eiseres heeft ook verzocht om een schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn van de procedure. De rechtbank heeft geoordeeld dat de beroepen ongegrond zijn en heeft de verzoeken van eiseres tot schadevergoeding en proceskostenvergoeding gedeeltelijk toegewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de redelijke termijn is overschreden en heeft een immateriële schadevergoeding van € 2.000 toegekend, verdeeld over verweerder en de Staat. De rechtbank heeft de kosten van de procedure vastgesteld en de vergoedingen aan eiseres toegewezen.

Uitspraak

Rechtbank noord-holland
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: HAA 19/5408, HAA 19/5409, HAA 19/5412, HAA 19/5413 en HAA 19/5415 tot en met HAA 19/5417
uitspraak van de meervoudige douanekamer van 11 augustus 2022 in de zaak tussen
[eiseres] B.V., gevestigd te [vestigingsplaats] , eiseres,
(gemachtigden: mr. B.J.B. Boersma en A.P. van Breukelen)
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Douane, kantoor Amsterdam, verweerder.
Procesverloop
Verweerder heeft met dagtekening 27 november 2018 aan eiseres de volgende zes uitnodigingen tot betalingen uitgereikt:
- de uitnodiging tot betaling (hierna: utb) met nummer eindigend op [# 1] voor in totaal
€ 709,27 aan douanerechten op industriële producten (de aangifte behelst vier goederen, zaaknummer HAA 19/5408);
  • de utb met nummer eindigend op [# 2] voor in totaal € 809,17 aan douanerechten op industriële producten (de aangifte behelst vier goederen, zaaknummer HAA 19/5409);
  • de utb met nummer eindigend op [# 3] voor in totaal € 792,09 aan douanerechten op industriële producten (de aangifte behelst drie goederen, zaaknummer HAA 19/5412);
  • de utb met nummer eindigend op [# 4] voor in totaal € 374,12 aan douanerechten op industriële producten (de aangifte behelst drie goederen, zaaknummer HAA 19/5413);
  • de utb met nummer eindigend op [# 5] voor in totaal € 991,73 aan douanerechten op industriële producten (de aangifte behelst twee goederen, zaaknummer HAA 19/5415);
- de utb met nummer eindigend op [# 6] voor in totaal € 949,39 aan
douanerechten op industriële producten (de aangifte behelst vijf goederen, zaaknummer
HAA 19/5416).
Verweerder heeft met dagtekening 1 juli 2019 aan eiseres de utb met nummer [# 5] uitgereikt voor in totaal € 790,69 aan douanerechten op industriële producten (de aangifte behelst drie goederen, zaaknummer HAA 19/5417).
In het vervolg van deze uitspraak noemt de rechtbank voorgaande utb’s ook wel: de zeven utb’s.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt door tegen iedere utb een afzonderlijk bezwaarschrift in te dienen. De bezwaren van eiseres betreffen veertien op de aangiften voorkomende goederen met verschillende artikelnummers.
Verweerder heeft bij zeven uitspraken op bezwaar van 6 september 2019 de daartegen gemaakte bezwaren afgewezen en de zeven utb’s gehandhaafd.
Eiseres heeft tegen deze uitspraken op bezwaar bij één geschrift beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan verweerder.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 april 2022 te Haarlem. Eiseres is vertegenwoordigd door [naam 1] (inkoper) en [naam 2] (manager fulfillment), bijgestaan door haar gemachtigde A.P. van Breukelen.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. [naam 3] en mr. [naam 4] .
Overwegingen
Feiten
1. In de periode van 24 augustus 2018 tot en met 20 november 2018 heeft [bedrijf] B.V. als direct vertegenwoordiger van eiseres zeven aangiften gedaan tot plaatsing onder de douaneregeling ‘in het vrije verkeer brengen’ met, blijkens de door eiseres opgegeven aangiftecodes en de uitspraken op bezwaar, onder meer de volgende gegevens:
Goederenomschrijving Automatische gegevens verwerkende machines voor
systemen voor klimaatbeheersing
Goederencode 8471 41 00 00
Goederenomschrijving Meetapparaten voor klimaatregelingstoestellen
Goederencode 9031 80 20 00
Goederenomschrijving Transformators voor besturingssystemen voor
klimaatbeheersing
Goederencode 9031 80 20 00
Goederenomschrijving Meet/verificatie-apparaten voor klimaatregelingstoestellen
Goederencode 9031 80 20 00
Onder de omschreven goederen zijn meerdere artikelnummers aangegeven.
2. De verschuldigde douanerechten zijn op basis van de aangegeven grondslagen nihil.
3. In het kader van de controle van de aangiften heeft de douane de goederen gecontroleerd. Naar aanleiding daarvan heeft verweerder de goederencodes gewijzigd naar Taric-code 85376 10 41 9110 990. De in geding zijnde utb’s zijn gebaseerd op deze gewijzigde goederencode en het daarbij behorende douanerecht van 2,13% van de douanewaarde van de aangegeven goederen.
Geschil
4. In geschil is of de zeven utb’s, die betrekking hebben op de zeven namens eiseres in de periode van 24 augustus 2018 tot en 20 november 2018 gedane aangiften, terecht en voor de juiste bedragen zijn uitgereikt. Meer in het bijzonder houdt partijen verdeeld hoe acht van de op de aangiften voorkomende goederen  hierna te noemen: de ‘relais/relais-modules’ , met de artikelnummers 3770930, 3770931, 3770996, 400010, 400042, 400051, 400053 en 400060, in de Gecombineerde Nomenclatuur (hierna: GN) moeten worden ingedeeld.
5. Eiseres heeft in beroep het standpunt ingenomen dat de relais/relaismodules – in afwijking van de aangiften – moeten worden ingedeeld onder code 8536 90 95 99 (0,6% douanerecht).
Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van de beroepen, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en van de in geschil zijnde utb’s. Eiseres verzoekt tevens haar een rentevergoeding toe te kennen ter compensatie van door haar te veel betaalde rechten.
Daarnaast verzoekt eiseres de rechtbank om haar een vergoeding van immateriële schade toe te kennen, nu de procedure over de in geschil zijnde utb’s onredelijk lang heeft geduurd. Ook verzoekt zij om vergoeding van de proceskosten.
6. Verweerder stelt dat hij de zeven utb’s terecht en voor het juiste bedrag heeft uitgereikt. De relais/relaismodules moeten volgens hem onder code 8536 41 10 90 worden ingedeeld (2,3% douanerecht).
Verweerder voert verweer tegen de verzoeken van eiseres tot het toekennen van een rentevergoeding, de immateriële schadevergoeding en van een vergoeding voor proceskosten. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van de beroepen.
7. Voor het overige verwijst de rechtbank naar de gedingstukken.
Toepasselijke wet- en regelgeving
8.
Aantekening 4 en aantekening 5 op Afdeling XVI van de GN, dat de Hoofdstukken 84 en 85 omvat, luidt:
4. Indien een machine of een combinatie van machines uit individuele elementen bestaat (ook indien afzonderlijk opgesteld of onderling verbonden door elektrische of andere leidingen, overbrengingsmechanismen of andere voorzieningen), bestemd om gezamenlijk één welbepaalde functie te verrichten, zoals bedoeld bij een der posten van hoofdstuk 84 of 85, wordt het geheel ingedeeld onder de post die in verband met die functie van toepassing is.
5. Voor de toepassing van vorenstaande aantekeningen heeft het woord „machines” zowel betrekking op machines als op de verschillende toestellen, apparaten, uitrustingen en werktuigen, bedoeld bij hoofdstuk 84 of 85.

9.Post 85.36 van de GN luidt, voor zover hier van belang:

85.36
Toestellen voor het inschakelen, uitschakelen, omschakelen,
aansluiten of verdelen van of voor het beveiligen tegen
elektrische stroom (bijvoorbeeld schakelaars, relais, zekeringen,
golfafvlakkers, contactdozen en contactstoppen (stekkers), lamp-
en buishouders en andere verbindingsstukken, aansluitdozen en
-kasten), voor een spanning van niet meer dan 1 000 V;
verbindingsstukken voor optische vezels, optischevezelbundels of
optischevezelkabels:
8536 10 - smeltveiligheden: (…)
8536 20 - vermogensschakelaars: (…)
8536 30 - andere toestellen, voor het beveiligen tegen elektrische stroom:
(…)
- relais:
8536 41 - - voor een spanning van niet meer dan 60 V
8536 41 10 - - - voor een stroomsterkte van niet meer dan 2 A (…)
8536 41 10 10 - - - - - - - - bestemd voor bepaalde typen van luchtvaartuigen
8536 41 10 20 - - - - Foto-elektrisch relais (een zogenoemd fotovoltaïsch relais)
bestaande uit een GaAIAs-lichtdiode, een (…)
8536 41 10 90 - - - - andere
8536 49 - - andere
8536 49 00 99 - - - - andere
8536 50 - andere schakelaars
8536 61 - - lamp- en buishouders, contactdozen en contactstoppen (...)
8536 70 - - verbindingsstukken voor optische vezels, (...)
8536 90 - andere toestellen
8536 90 01 - - geprefabriceerde elementen (…)
8536 90 10 - - - - aansluittoestellen en contactverbindingen voor draad (...)
8536 90 20 - - - aansluittoestellen voor het meten of het verifiëren (...)
8536 90 40 - - - - accuklemmen van de soort gebruikt voor motorvoertuigen (…)
8536 90 95 - - - - andere :
8536 90 95 10 - - - bestemd voor bepaalde typen van luchtvaartuigen
- - - andere :
8536 90 95 20 - - - - - -- Halfgeleiderchipbehuizing (...)
8536 90 95 40 - - - - - - Klinknagels (...)
8536 90 95 92 - - - - Gestanste metalen banden, (...)
8536 90 95 94 - - - - - - Elastomeer-contactelementen, van rubber of silicone (...)
8536 90 95 95 - - - - Toetsenborden van siliconen of kunststof
8536 90 95 99 - - - - andere

10.De Toelichting IDR op GS-post 85.36 luidt, voor zover hier relevant:

Deze post omvat elektrische toestellen voor een spanning van niet meer dan 1000 V, die in de regel worden gebruikt in woningen en bedrijfsinstallaties. Tot post 85.35 behoren daarentegen dergelijke toestellen voor een spanning van meer dan 1000 V. Deze post omvat eveneens verbindingsstukken voor optische vezels, optischevezelbundels of optischevezelkabels.
Tot post 85.36 behoren onder meer:.
Toestellen voor het in-, uit- of omschakelen van elektrische stroom
Deze toestellen bestaan hoofdzakelijk uit een inrichting bestemd om de stroomkring waarin ze zijn opgenomen te verbreken of te sluiten of voor het omschakelen van de ene stroomkring op een andere. Ze worden een-, twee- of driepolig genoemd, naar gelang van het aantal contacten die ze bevatten. Hiertoe behoren ook relais voor het automatisch verbreken van elektrische stroom.
A. Schakelaars. (...) Deze post omvat zowel kleine schakelaars voor radiotoestellen, elektrische instrumenten, enz., als schakelaars voor huisinstallaties (tuimel-, trek-, draai-, drukknopschakelaars, enz.) en schakelaars voor industriële toepassing, zoals eindschakelaars, nokkenschakelaars, microschakelaars en naderingsschakelaars. Hieronder zijn eveneens bedoeld schakelaars die door het openen of sluiten van deuren in werking worden gesteld en thermo-elektrische automatische schakelaars (starters) voor het ontsteken van fluorescentielampen en -buizen. Van de andere hier in te delen producten kunnen worden genoemd: elektronische wisselstroomschakelaars, bestaande uit optisch gekoppelde in- en uitgangsschakelingen (geïsoleerde thyristor); elektronische schakelaars, thermisch beveiligde elektronische schakelaars daaronder begrepen, bestaande uit een transistor en een logische schakeling (zogenaamde ‘chip-on-chip’ techniek), voor een spanning van niet meer dan 1000 V; en elektromechanische schakelaars van het type ‘snap-action’, voor een stroomsterkte van niet meer dan 11 A. Elektronische schakelaars die zonder fysiek contact met behulp van halfgeleiderelementen (bijvoorbeeld transistors, thyristors, geïntegreerde schakelingen) een stroomkring tot stand brengen of onderbreken.
B. Commutatoren (omschakelaars). (...).
C. Relais. Dit zijn automatische inrichtingen voor het bedienen en controleren van een leiding naargelang de wijzigingen die zich in die leiding of in een andere stroomketen voordoen. Zij worden bijvoorbeeld gebruikt voor telecommunicatie, verkeerssignalisatie en bediening of beveiliging van gereedschapswerktuigen.
Men kan de relais onderverdelen:
1. naar het beginsel waarop zij berusten: elektromagnetische relais (solenoïderegelaars), relais met permanente magneten, thermo-elektrische relais, inductierelais, elektrostatische relais, foto-elektrische relais, elektronische relais, enz.;
2. naar hun gebruik: maximaalrelais, relais voor maximum- en minimumspanning, differentiaalrelais, spanningsafvalrelais, tijdsvertragingsrelais, enz.
Als relais worden eveneens aangemerkt, magneetschakelaars, zijnde toestellen voor het automatisch in- en uitschakelen van elektrische stroom, die geen mechanische afsluitinrichting hebben en niet met de hand worden bediend. In de regel worden zij bestuurd en in werking gehouden door een elektrische stroom.
Beoordeling van het geschil
11. In de uitspraken op bezwaar in de zaken HAA19/5415 en/of HAA 19/5416 heeft verweerder verzuimd om te beslissen op de door eiseres aangevoerde bezwaargronden tegen de door verweerder toegepaste indeling in de GN van de relais/relaismodules met artikelnummers: 400010, 400042, 400051 en 400053. Daartegen heeft eiseres beroepsgronden gericht. Zowel in het verweerschrift als tijdens de mondelinge behandeling heeft verweerder aangevoerd dat hij, omdat de in deze zaken niet behandelde relaismodules vergelijkbaar zijn met de door verweerder in de andere zaken wel behandelde relais-modules, impliciet uitspraak heeft gedaan over de gemaakte bezwaren tegen de niet-behandelde relaismodules.
De rechtbank neemt dit standpunt niet over en is van oordeel dat aan deze beslissingen van verweerder een motiveringsgebrek kleeft. Daaraan verbindt de rechtbank, met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geen verdere gevolgen. De rechtbank acht aannemelijk dat eiseres door dit formele gebrek niet is benadeeld en dat zonder het gebrek niet een besluit met een andere uitkomst zou zijn genomen. De rechtbank neemt daarbij ook in aanmerking dat eiseres, blijkens punt 1.3 van de door haar op 17 maart 2022 ingediende Toelichting gronden beroep, wist onder welke code van de GN verweerder de goederen met de artikelnummers 400010, 400042 en 400051 (in zaak HAA19/5415) en 400053 (in zaak HAA 19/5416 ) wenste in te delen.
12. De rechtbank zal thans de in geschil zijnde acht relais/relaismodules (zie 4.) in de beoordeling betrekken.
13. Voor de indeling zijn wettelijk bepalend de bewoordingen van de posten en de postonderverdelingen, de aantekeningen op de afdelingen en op de hoofdstukken en de algemene indelingsregels. Het is vaste jurisprudentie van het Hof van Justitie, dat in het belang van de rechtszekerheid en van een gemakkelijke controle, het beslissende criterium voor de tariefindeling van goederen in het algemeen moet worden gezocht in hun objectieve kenmerken en eigenschappen, zoals deze in de tekst van de GN-posten en in de aantekeningen op de afdelingen en de hoofdstukken zijn omschreven. Hierbij vormen de GS- en de GN-toelichtingen nuttige aanwijzingen voor de tariefindeling, ook al zijn deze toelichtingen slechts uitleggingen en rechtens niet bindend (zie onder meer Hof van Justitie 26 april 2017, C-51/16 (Stryker EMEA Supply Chain Services BV), punten 39 en 45).
De inhoud van GS- en GN-toelichtingen moet in overeenstemming zijn met de GN-bepalingen en mag de strekking daarvan niet wijzigen. Toelichtingen moeten, indien zij in strijd blijken met de tekst van de GN-posten en de aantekeningen bij de afdelingen of hoofdstukken, terzijde worden geschoven (zie onder meer Hof van Justitie 26 november 2015, C-44/15 (Duval GmbH & Co, KG., punt 24).
14. Tussen partijen bestaat overeenstemming dat de relais/relaismodules onder GS-post 8536 moeten worden ingedeeld.
15. Verweerder is van mening dat bij alle in geschil zijnde relais/relaismodules sprake is van een ‘normaal’ relais en deelt daarom in onder code 8536 41 10 90.
16. Eiseres stelt dat bij de in geschil zijnde relais/relaismodules sprake is van relais-modules. Door de samenvoeging van het relais (soms op de op de zitting in het geding gebrachte foto’s [naam 5] ) met andere componenten (digitale interface en soms ook nog analoge ingangen) is volgens eiseres een ander artikel ontstaan. Dit artikel is dan, aldus eiseres, geen ‘normaal’ relais meer, maar wel nog steeds een artikel zoals bedoeld in post 8536. Het relais is een samengesteld product dat moet worden ingedeeld onder goederencode 8536 90 95 99.
17. In de toelichting IDR onder C. op post 8536 worden “relais” omschreven als automatische inrichtingen voor het bedienen en controleren van een leiding naar gelang de wijzigingen die zich in die leiding of in een andere stroomketen voordoen. De rechtbank stelt aan de hand van de stukken en het verhandelde ter zitting – waaronder de door partijen getoonde exemplaren van de in geding zijnde goederen – vast dat de door eiseres als ‘relais-modules’ aangeduide exemplaren onveranderd als hoofdfunctie hebben het aan- en uitzetten van de aan de relais gekoppelde apparaten door middel van wijzigingen in de stroomketen. Dat de ‘relaismodules’ ook één of meer nevenfuncties hebben en dat zij daardoor voor gebruikers een meerwaarde hebben, doet hieraan niet af. Aangenomen kan worden dat eindgebruikers zonder de relaisfunctie af zullen zien van een aankoop. Het betoog van eiseres dat vanwege de extra functies geen sprake meer is van ‘een normaal relais’ en dat de in geding zijnde goederen daarom niet kunnen worden ingedeeld onder postonderverdeling 8536 41, volgt de rechtbank niet. In de terminologie van aantekening 4 op hoofdstuk 84 en 85 neemt dit namelijk niet weg dat het goed, uit individuele elementen bestaand, bestemd is gezamenlijk één welbepaalde functie te verrichten, namelijk het aan- en uitschakelen van gekoppelde apparaten. De postonderverdeling die eiseres voorstaat, 8536 90, is bedoeld voor andere toestellen dan een relais. Daarvan is, gegeven de hierboven weergegeven hoofdfunctie, aan- en uitschakelen door al dan niet onderbreken van de stroomketen, geen sprake. Het betoog van eiseres dat relaismodules met een digitale interface een zodanig aangepaste functie hebben dat het een samengesteld product is, en niet een relais, volgt de rechtbank niet. Ondanks de geavanceerde wijze van bediening en de nevenfuncties blijft de hoofdfunctie het aan- en uitschakelen van de aan de relais verbonden apparatuur.
Slotsom
18. Gelet op het vorenoverwogene dienen de beroepen ongegrond te worden verklaard.
Vergoeding invorderingsrente
19. Gegeven de ongegrondverklaring van de beroepen is er geen sprake van terug te betalen reeds door eiseres betaalde rechten, waarover rente dient te worden vergoed. Het verzoek daartoe van eiseres wordt dan ook afgewezen.
Vergoeding van immateriële schade
20. Eiseres heeft verzocht om een schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn waarbinnen zaken moeten worden behandeld.
Verweerder heeft tegen dit verzoek verweer gevoerd. Daarbij verwijst verweerder naar het arrest van de Hoge Raad van 10 juni 2011, ECLI:NL:HR:2011:BO5080 en de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep van 28 december 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BK8157 en van 22 december 2005, ECLI:NL:CRVB:2005:AU8937.
21. In beginsel bestaat volgens de Hoge Raad recht op een immateriële schadevergoeding indien de duur van de bezwaar- en beroepsfase tezamen twee jaar overschrijdt. De Hoge Raad heeft overwogen dat uit de jurisprudentie over artikel 6 van het EVRM volgt dat bij overschrijding van de redelijke termijn, behoudens bijzondere omstandigheden, spanning en frustratie als grond voor vergoeding van immateriële schade worden verondersteld. Verweerder heeft erop gewezen dat de Centrale Raad van Beroep heeft overwogen dat voorwaarden gelden indien aan een rechtspersoon een vergoeding voor immateriële schade wordt toegekend. Dit met een beroep op de uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 6 april 2000, NJ 2000/612. Alleen de bestuurders van [group] B.V., de besloten vennootschap die medebestuurster is van eiseres, zijn twee natuurlijke personen. Verweerder bepleit dat aan eiseres geen vergoeding voor immateriële schade wordt toegekend.
22. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de rechtbank verweerder gewezen op een overzichtsarrest van de Hoge Raad van 19 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:252. In dit arrest overweegt de Hoge Raad in r.o. 3.15 dat hetgeen in de voorgaande onderdelen 3.2 tot en met 3.14 is overwogen zowel voor natuurlijke personen als voor rechtspersonen en andere entiteiten geldt.
In reactie hierop heeft verweerder gesteld dat de Hoge Raad in het arrest geen aandacht heeft besteed aan de door de Centrale Raad van Beroep gestelde criteria en dat hij zich afvraagt of de Hoge Raad geen fout heeft gemaakt.
23. De rechtbank is van oordeel dat, nu het arrest van de Hoge Raad, dat van recentere datum is dan de door verweerder aangehaalde uitspraken, dit arrest dient te worden gevolgd. Blijkens de letterlijke bewoordingen van dit arrest is er geen grond om voor wat betreft de toekenning van de verzochte immateriële schadevergoeding onderscheid te maken tussen een natuurlijk persoon en een rechtspersoon. Het door verweerder gevoerde verweer wordt dus verworpen.
24. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad (zie het onder 22. genoemde arrest van de Hoge Raad) kan in belastingzaken aanspraak bestaan op schadevergoeding met overeenkomstige toepassing van artikel 8:73 (oud) van de Awb, indien het belastinggeschil niet binnen een redelijke termijn wordt beslecht. De redelijke termijn is overschreden als na indiening van het bezwaar meer dan twee jaren zijn verstreken voordat op dat bezwaar en, indien vervolgens beroep is ingesteld, op dat beroep is beslist. Er kunnen zich bijzondere omstandigheden voordoen die aanleiding geven tot verkorting of verlenging van die termijnen. Als de bezwaar- en beroepsfase samen te lang hebben geduurd, vindt de toerekening als volgt plaats. De bezwaarfase heeft onredelijk lang geduurd voor zover de duur daarvan een half jaar overschrijdt en de beroepsfase voor zover zij meer dan anderhalf jaar in beslag neemt. Als uitgangspunt voor de hoogte van de schadevergoeding hanteert de Hoge Raad een bedrag van € 500 per half jaar dat de redelijke termijn is overschreden, waarbij het totaal van de overschrijding naar boven wordt afgerond.
25. Op grond van voornoemd arrest vangt de redelijke termijn aan met het indienen van het bezwaarschrift. Met uitzondering van de zaak HAA 19/5417 zijn de bezwaarschriften op 21 december 2018 door verweerder ontvangen. Het bezwaarschrift in de zaak HAA 19/5417 is op 8 augustus 2019 door verweerder ontvangen. De uitspraken op bezwaar zijn gedagtekend op 6 september 2019. De rechtbank doet op 11 augustus 2022 uitspraak. Er is aldus een tijdsverloop tussen de ontvangst van het oudste bezwaarschrift en de uitspraak van de rechtbank van (naar boven) afgerond 44 maanden. De redelijke termijn is met 20 maanden overschreden (vgl. voornoemd arrest, rechtsoverweging 3.4.2). Daarmee correspondeert een vergoeding van immateriële schade van € 2.000.
26. Vanwege de samenhang met het gezamenlijk behandelde beroep in deze zaken, ziet de rechtbank aanleiding voor de beroepen samen de vergoeding op € 2.000 te bepalen. Dit betekent dat in de onderhavige zaken een totale vergoeding van € 2.000 zal worden toegekend.
27. Naar het oordeel van de rechtbank is de termijnoverschrijding aan verweerder en de Staat (de minister van Justitie en Veiligheid) toe te rekenen. Verweerder zal worden veroordeeld tot betaling van de immateriële schade van € 300 (3/20 deel) en de Staat tot betaling van de immateriële schade van € 1.700 (17/20 deel).
Proceskosten
28. In verband met de toekenning van een immateriële schadevergoeding aan eiseres in verband met overschrijding van de redelijke termijn, komt zij in aanmerking voor vergoeding van de gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 759 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 759 en een wegingsfactor 0,5 omdat de proceskostenvergoeding enkel voortvloeit uit de aan eiseres toegekende vergoeding voor immateriële schade). Op grond van het genoemde arrest van de Hoge Raad van 19 februari 2016, r.o. 3.14.2, zal de vergoeding van dit bedrag deels moeten plaatsvinden door verweerder en deels door de Staat (de minister van Justitie en Veiligheid), waarbij om redenen van eenvoud en uitvoerbaarheid dient te worden uitgegaan van een verdeling waarbij ieder van hen de helft betaalt. Hetzelfde heeft te gelden voor de vergoeding van het griffierecht.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart de beroepen ongegrond;
  • veroordeelt verweerder tot vergoeding van de door eiseres geleden immateriële schade tot een bedrag van € 300;
  • veroordeelt de Staat (de minister van Justitie en Veiligheid) tot vergoeding van de door eiseres geleden immateriële schade tot een bedrag van € 1.700;
  • veroordeelt verweerder in de helft van de proceskosten van eiseres, dit is een bedrag van € 379,50;
  • veroordeelt de Staat (de minister van Justitie en Veiligheid) in de helft van de proceskosten van eiseres, dit is een bedrag van € 379,50;
  • draagt verweerder op de helft van het betaalde griffierecht, oftewel een bedrag van € 172,50, aan eiseres te vergoeden;
  • draagt de Staat (de minister van Justitie en Veiligheid) op de helft van het griffierecht, oftewel een bedrag van € 172,50, aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. C.M. van Wechem, voorzitter, mr. dr. C.A. Schreuder en mr. S. Kleij, leden, in aanwezigheid van mr. W.G. van Gastelen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 augustus 2022.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam (douanekamer), Postbus 1312,
1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.