In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, heeft de kantonrechter op 27 juli 2022 een verstekvonnis gewezen in een consumentenrechtelijke kwestie. De eisende partij, een vennootschap onder firma, had een vordering ingediend tegen een gedaagde die niet verschenen was. De zaak betrof de ambtshalve toetsing van (pre)contractuele informatieplichten zoals vastgelegd in artikel 6:230l van het Burgerlijk Wetboek. De kantonrechter had eerder, in een tussenvonnis van 9 februari 2022, de eisende partij de gelegenheid gegeven om haar vordering nader toe te lichten. Echter, de eisende partij heeft nagelaten om voldoende onderbouwing te geven over de contractsluiting en de verstrekte informatie aan de gedaagde partij. De kantonrechter oordeelde dat de eisende partij niet had voldaan aan de precontractuele informatieplichten en dat de vordering daarom moest worden afgewezen. De proceskosten werden aan de eisende partij opgelegd, omdat zij ongelijk kreeg. De kantonrechter benadrukte dat stellingen helder en toetsbaar moeten zijn en dat het enkel overleggen van producties zonder duidelijke stellingname onvoldoende is. Dit vonnis is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.