In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, gedaan op 1 juli 2022, wordt het beroep van eiseres, een B.V. uit Haarlem, tegen het besluit van de burgemeester van Haarlem beoordeeld. De burgemeester had op 24 augustus 2021 besloten om de eerste verdieping van het pand van eiseres te sluiten van 12 maart 2021 tot en met 16 april 2021, op basis van artikel 58n van de Wet publieke gezondheid (Wpg). Dit besluit volgde op een bestuurlijke rapportage van de Politie Eenheid Noord-Holland, waarin werd vastgesteld dat op 6 maart 2021 in het pand een overtreding van de coronamaatregelen had plaatsgevonden. Eiseres betwistte de noodzaak en evenredigheid van de sluiting, en stelde dat de sluiting niet langer dan noodzakelijk mocht duren.
De rechtbank oordeelt dat de sluiting niet noodzakelijk en niet evenredig was. De rechtbank stelt vast dat de sluitingstermijn van vijf weken grotendeels was verstreken en dat er geen concrete aanwijzingen waren dat de overtredingen zich zouden herhalen. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en herroept de primaire besluiten, waarbij zij bepaalt dat haar uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit. Tevens wordt de burgemeester veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres, die op € 2.600,00 worden vastgesteld. De rechtbank benadrukt dat de bevelsbevoegdheid van artikel 58n van de Wpg niet bedoeld is voor langdurige sluitingen, maar voor tijdelijke maatregelen ter beëindiging van acute situaties.