ECLI:NL:RBNHO:2022:5964

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 maart 2022
Publicatiedatum
8 juli 2022
Zaaknummer
9680650 \ WM VERZ 22-85
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen administratieve sanctie wegens geslotenverklaring en beroep op overmacht

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 29 maart 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan de betrokkene. De betrokkene had een boete ontvangen voor het negeren van een geslotenverklaring voor motorvoertuigen, zoals aangegeven door bord C 6 van de Regeling Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 (RVV 1990). De betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting was de gemachtigde van de betrokkene niet aanwezig, maar de vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft de beslissing gehandhaafd en verzocht om het beroep ongegrond te verklaren.

De kantonrechter heeft overwogen dat de betrokkene de gedraging niet ontkent, maar een beroep doet op overmacht. Hij stelde dat hij door paniek het bord niet had gezien, omdat hij onderweg was naar zijn broer, die hem had gebeld dat hun moeder was flauwgevallen. De kantonrechter heeft echter vastgesteld dat de voorwaarden voor handhaving van de geslotenverklaring zijn nageleefd, ondanks dat het C-bord niet zichtbaar was op de foto van de gedraging. De officier van justitie had voldoende bewijs geleverd dat het bord aanwezig was en dat de betrokkene het bord had genegeerd.

De kantonrechter heeft het beroep op overmacht afgewezen, omdat de betrokkene niet aannemelijk had gemaakt dat hij onder de gegeven omstandigheden niet anders had kunnen handelen. De kantonrechter concludeerde dat de boete terecht was opgelegd en dat er geen reden was om de boete te matigen. Het beroep werd ongegrond verklaard en het verzoek om proceskostenvergoeding werd afgewezen. De uitspraak werd gedaan door mr. P.J. Jansen, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknummer : 9680650 \ WM VERZ 22-85
CJIB-nummer : [nummer]
Uitspraakdatum : 29 maart 2022
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) en proces-verbaal van de zitting
in de zaak van
[betrokkene]
gemachtigde : mr. M. Lagas, Appjection B.V. te Amsterdam.

Het verloop van de procedure en het proces-verbaal van de zitting

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 29 maart 2022. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Gemachtigde van betrokkene is niet verschenen.
De vertegenwoordiger van officier van justitie heeft op de zitting meegedeeld de beslissing en het standpunt te handhaven en heeft de kantonrechter verzocht om het beroep ongegrond te verklaren.
De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: handelen ism een gesloten verklaring voor motorvoertuigen op meer dan 2 wielen, bord C 6 bijlage I RVV 1990.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
Betrokkene ontkent de gedraging niet, maar doet een beroep op de omstandigheden van het geval. Betrokkene stelt dat hij door de paniek het bord niet heeft gezien. Hij was onderweg naar het huis van zijn broer omdat hij een telefoontje had gekregen dat zijn moeder daar was flauwgevallen. Betrokkene stelt tevens dat hij de wegen ter plaatse niet goed kent en dat er geen vooraankondigingsborden voor de geslotenverklaring zijn.
De kantonrechter overweegt dat volgens het Beleidskader voorwaarden gelden voor handhaving door gemeenten van een geslotenverklaring, zoals hier aan de orde. Tot die voorwaarden behoren dat op de foto van de gedraging het kenteken van het voertuig, de contouren van het voertuig en het genegeerde bord met de geslotenverklaring (het zogenoemde C-bord) goed zichtbaar moeten zijn. Verder moet op de foto zichtbaar zijn dat het voertuig het bord is gepasseerd. Indien het bord niet zichtbaar is, moet de overtreding worden onderbouwd aan de hand van schouwgegevens.
De kantonrechter stelt vast dat aan de voorwaarden van het Beleidskader wordt voldaan. Op de foto is weliswaar geen C-bord zichtbaar en evenmin dat het voertuig dat bord is gepasseerd, maar uit de door de officier van justitie overgelegde schouwrapporten blijkt dat door de verbalisant op 11 april 2021 en op 12 mei 2021 ter plaatse een schouw is gedaan en dat is vastgesteld dat het C-bord aanwezig was. Teven is door de verbalisant vastgesteld dat er een vooraankondigingsbord staat, zowel op het Zuideinde ter hoogte van huisnummer 139 als op de Kerkstraat ter hoogte van huisnummer 200. Daaruit volgt dat het voertuig van betrokkene het C-bord is gepasseerd. Aan de hand van die schouwrapporten heeft de officier van justitie voldoende onderbouwd dat ten tijde van de gedragingen op 26 april 2021 het C-bord en de vooraankondigingsborden waren geplaatst en zijn gepasseerd. Voor wat betreft de plaatsing van vooraankondigingsborden merkt de kantonrechter op dat geen rechtsregel voorschrijft dat een geslotenverklaring met eerder geplaatste borden wordt aangekondigd.
Gemachtigde van betrokkene voert aan dat de schouw niet minimaal maandelijks is uitgevoerd nu de schouwrapporten meer dan een maand uit elkaar liggen.
De kantonrechter overweegt dat een maandelijkse schouw vereist is. Dat betekent niet dat er exact 30 of 31 dagen of iedere maand op een vaste dag moet worden geschouwd. Voldoende is dat er, zoals in dit geval, iedere maand een schouw plaatsvindt (gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 10 november 2021, ECLI:NL:GHARL:2021:10477).
De boete is dus terecht opgelegd.
Het verweer van betrokkene vat de kantonrechter op als een beroep op overmacht. Een geslaagd beroep op overmacht kan leiden tot het oordeel dat de gedraging is verricht onder zodanige omstandigheden dat de boete achterwege zou moeten blijven. Aan een dergelijk beroep dient ten minste de eis te worden gesteld dat feiten en omstandigheden worden aangevoerd op grond waarvan aannemelijk kan worden dat de bestuurder onder de gegeven omstandigheden niet anders heeft kunnen handelen dan hij heeft gedaan. Aan die eis is in dit geval niet voldoende voldaan. Betrokkene had oplettend moeten zijn op de aanwezige bebording. De kantonrechter is daarom van oordeel dat betrokkene zich had moeten vergewissen of er een bord stond en dat de omstandigheid dat betrokkene dit heeft nagelaten, voor rekening en risico van betrokkene komt.
De kantonrechter ziet in hetgeen betrokkene heeft aangevoerd dan ook geen reden om de boete te matigen.
Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.
Nu het beroep ongegrond wordt verklaard ziet de kantonrechter geen aanleiding om proceskosten toe te kennen.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep ongegrond;
‒ wijst het verzoek op vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J. Jansen, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: