ECLI:NL:RBNHO:2022:5963

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 maart 2022
Publicatiedatum
8 juli 2022
Zaaknummer
9680657 \ WM VERZ 22-86
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen administratieve sanctie wegens handelen in strijd met geslotenverklaring voor motorvoertuigen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 29 maart 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan betrokkene. De sanctie was opgelegd wegens het handelen in strijd met een geslotenverklaring voor motorvoertuigen op meer dan twee wielen, zoals aangegeven door bord C 6 in bijlage I van het RVV 1990. Betrokkene, vertegenwoordigd door mr. M. Lagas van Appjection B.V., heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting was de gemachtigde van betrokkene niet aanwezig, maar de vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft de beslissing gehandhaafd en verzocht om het beroep ongegrond te verklaren.

De kantonrechter overwoog dat van iedere weggebruiker verwacht mag worden dat deze oplettend is op de aanwezige bebording. Betrokkene had zich moeten vergewissen of er een bord stond, en het feit dat hij dit heeft nagelaten, komt voor zijn rekening en risico. De kantonrechter stelde vast dat opzet niet vereist is voor het opleggen van een boete in dit geval. Betrokkene voerde aan dat de maandelijkse schouw niet correct was uitgevoerd, maar de kantonrechter oordeelde dat het voldoende is dat er elke maand een schouw plaatsvond, zonder dat dit exact op dezelfde dag hoeft te gebeuren.

Daarnaast heeft de gemachtigde van betrokkene een beroep gedaan op matiging van de boete, omdat er meerdere boetes waren opgelegd voor dezelfde overtreding. De kantonrechter oordeelde dat de gedragingen als aparte overtredingen moeten worden beschouwd, en dat er geen reden was voor matiging. Het beroep werd ongegrond verklaard, en er werden geen proceskosten toegewezen. De uitspraak werd openbaar gedaan door de kantonrechter, en er werd informatie gegeven over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknummer : 9680657 \ WM VERZ 22-86
CJIB-nummer : [nummer]
Uitspraakdatum : 29 maart 2022
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) en proces-verbaal van de zitting
in de zaak van
[betrokkene]
gemachtigde : mr. M. Lagas, Appjection B.V. te Amsterdam.

Het verloop van de procedure en het proces-verbaal van de zitting

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 29 maart 2022. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Gemachtigde van betrokkene is niet verschenen.
De vertegenwoordiger van officier van justitie heeft op de zitting meegedeeld de beslissing en het standpunt te handhaven en heeft de kantonrechter verzocht om het beroep ongegrond te verklaren.
De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: handelen ism een gesloten verklaring voor motorvoertuigen op meer dan 2 wielen, bord C 6 bijlage I RVV 1990.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
Betrokkene stelt geen spitsrijder te zijn en enkel boodschappen te hebben gedaan.
Van iedere weggebruiker mag echter worden verwacht dat deze oplettend is op de aanwezige bebording. De kantonrechter is daarom van oordeel dat betrokkene zich had moeten vergewissen of er een bord stond en dat de omstandigheid dat betrokkene dit heeft nagelaten, voor rekening en risico van betrokkene komt. Dat betrokkene de gedraging niet opzettelijk heeft begaan, treft geen doel. Voor het opleggen van een boete bij het begaan van een dergelijke gedraging is immers opzet niet vereist.
Gemachtigde van betrokkene voert aan dat de schouw niet minimaal maandelijks is uitgevoerd nu de schouwrapporten meer dan een maand uit elkaar liggen.
De kantonrechter overweegt dat een maandelijkse schouw vereist is. Dat betekent niet dat er exact 30 of 31 dagen of iedere maand op een vaste dag moet worden geschouwd. Voldoende is dat er, zoals in dit geval, iedere maand een schouw plaatsvindt (gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 10 november 2021, ECLI:NL:GHARL:2021:10477).
Gemachtigde van betrokkene heeft tevens een beroep gedaan op matiging en daartoe aangevoerd dat betrokkene meerdere boetes heeft gehad voor eenzelfde overtreding.
De kantonrechter stelt vast dat aan betrokkene twee boetes zijn opgelegd voor het handelen in strijd met de geslotenverklaring op de locatie Kerkstraat 4 in Oostzaan. Op zichzelf moeten deze gedragingen worden aangemerkt als aparte en te onderscheiden overtredingen van de geslotenverklaring, waarvoor ook telkens een boete kon worden opgelegd. De gedragingen hebben immers plaatsgevonden op verschillende tijdstippen.
In een uitspraak van 25 januari 2022 (gepubliceerd op www. rechtspraak.nl met nummer ECLI: NL:RBNHO:2022:550) heeft de kantonrechter geoordeeld dat, anders dan voorheen, in dit soort zaken niet meer standaard matiging zal plaatsvinden, maar steeds per geval zal worden beoordeeld of matiging gerechtvaardigd is.
De kantonrechter ziet in onderhavige zaak geen reden voor matiging. Het enkele feit dat aan betrokkene meerdere boetes zijn opgelegd voor het overtreden van de geslotenverklaring, is onvoldoende grond voor matiging. Andere omstandigheden die aanleiding kunnen geven voor matiging zijn de kantonrechter niet gebleken. Betrokkene heeft het beroep op matiging ook onvoldoende onderbouwd en is niet op de zitting verschenen om daarover een toelichting te geven.
Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.
Nu het beroep ongegrond wordt verklaard ziet de kantonrechter geen aanleiding om proceskosten toe te kennen.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep ongegrond;
‒ wijst het verzoek op vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J. Jansen, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: