Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.De procedure
- het proces-verbaal van de tweede mondelinge behandeling van 14 oktober 2021,
- de akte toelichting aanvullende producties tevens eiswijziging met producties 89 t/m 93 van de zijde van de vrouw,
- de antwoordakte indiening aanvullende producties en vermeerdering eis van de zijde van de man,
- de antwoordakte eisvermeerdering van de zijde van de vrouw,
- de antwoordakte aanvullende stellingen met producties 29 t/m 33 van de zijde van de man,
- de antwoordakte aanvullende producties van de zijde van de vrouw.
2.De zaak in het kort
3.Feiten
KOSTEN VAN DE HUISHOUDING
Met inachtneming van het hierna bepaalde, bepalen partijen in onderling overleg welke kosten door hen als kosten van de gemeenschappelijke huishouding worden aangemerkt.
Tot de kosten van de gemeenschappelijke huishouding worden in ieder geval niet gerekend de premies voor levens- en ongevallenverzekeringen; deze komen ten laste van degene die als premieplichtige in de polis is genoemd.
Tot de kosten van de gemeenschappelijke huishouding wordt gerekend de huur van de gemeenschappelijke woning, de onderhoudskosten, onroerendezaaksbelasting en heffingen ten aanzien van deze woning, alsmede de rente en aflossingen (…), verschuldigd ter zake van geldleningen, aangegaan ter financiering van de aankoop van een door partijen gezamenlijk te bewonen woning en van andere goederen, bestemd voor de gemeenschappelijke huishouding.
De partij die over enige kalenderjaar meer heeft bijgedragen in de kosten van de huishouding, heeft het recht het teveel bijgedragene terug te vorderen van de andere partij. Het recht het aldus teveel bijgedragene terug te vorderen vervalt, indien betaling of verrekening daarvan niet binnen één jaar na het einde van het betreffende kalenderjaar heeft plaats gehad of schriftelijk gevorderd is.
Indien door partijen een door hen gezamenlijk te bewonen woning en/of een door hen gezamenlijk te gebruiken tweede woning in mede-eigendom wordt verkregen, zal de partij die uit eigen middelen meer dan haar aandeel van de koopsom en de kosten heeft betaald voor het meerdere een vordering hebben op de andere partij. Deze vordering is opeisbaar bij vervreemding van de woning en bij beëindiging van de samenleving. De vordering zal geen rente dragen.
4.Het geschil
in conventie
5.De beoordeling
actuele waarde. De vordering van de vrouw sluit in zoverre niet aan bij haar stelling dat uitgegaan moet worden van een andere peildatum. Volgens vaste rechtspraak wordt bij de verdeling van een tot de gemeenschap behorend goed uitgegaan van de waarde ten tijde van de verdeling, tenzij uit de eisen van redelijkheid en billijkheid voortvloeit dat hiervan moet worden afgeweken. De rechtbank ziet voor afwijking van het algemene uitgangspunt in dit geval geen aanleiding. Anders dan de vrouw stelt, is geenszins gebleken dat het uitsluitend aan de man te wijten is dat de woning nog altijd niet is verdeeld. Beide partijen hebben hier aandeel in gehad, zoals ook blijkt uit de vele akten die na de (tweede) mondelinge behandeling door beiden zijn ingediend en het feit dat zowel de man als de vrouw gedurende deze procedure meermaals hun eis hebben gewijzigd.
opeisbaar is bij vervreemding van de woning en bij beëindiging van de samenleving. Anders dan de vrouw stelt is naar het oordeel van de rechtbank van een vrije keuze van het moment van opeisbaarheid geen sprake. Vastgelegd is immers dat de vordering (altijd) opeisbaar is ingeval van verkoop van de woning. Dit betekent overigens niet dat de vrouw op het moment van verkoop ook direct betaling had moeten afdwingen. Zoals de man terecht opmerkt had ook kunnen worden volstaan met bijvoorbeeld een schuldigerkenning. Nu echter vast staat dat de vrouw bij de verkoop van de [adres 2] op geen enkele wijze aanspraak op enig vergoedingsrecht heeft gemaakt, noch dit tijdig binnen de verjaringstermijn van 5 jaren aan de man kenbaar heeft gemaakt, is haar vorderingsrecht in verband met de verkoop van de [adres 2] verjaard. De vrouw kan voor deze investeringen dan ook niet langer aanspraak maken op een vergoedingsrecht. Dat verjaring niet in de weg staat aan een beroep op verrekening, is in dit kader niet relevant.