ECLI:NL:RBNHO:2022:5711

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 juli 2022
Publicatiedatum
30 juni 2022
Zaaknummer
C/15/315568 / HA ZA 21-225
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwijzing naar kantonrechter in geschil over huur van zeewaardige bakken en vorderingen uit overeenkomst van rompbevrachting

In deze zaak, die zich afspeelt tussen de rechtspersoon GREATAF TRADING COMPANY LTD, gevestigd in Nigeria, en de besloten vennootschap MARITIEM B.V., gevestigd in Vijfhuizen, draait het om een geschil over de huur van twee zeewaardige bakken. GREATAF vordert een bedrag van USD 2.150.000 van MARITIEM uit hoofde van een overeenkomst, terwijl MARITIEM in voorwaardelijke reconventie een bedrag van € 3.315.503,36 vordert op basis van ongerechtvaardigde verrijking. De rechtbank heeft op 6 juli 2022 een verwijzingsvonnis uitgesproken, waarbij de zaak is verwezen naar de kantonrechter. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vorderingen van GREATAF moeten worden behandeld door de kantonrechter, omdat de overeenkomst van rompbevrachting onder de huurwetgeving valt. Tijdens de mondelinge behandeling is vastgesteld dat partijen het erover eens waren dat de meervoudige kamer de zaak na verwijzing aan zich zou houden, maar dan in hoedanigheid van kantonrechter. De rechtbank heeft de vordering van GREATAF toegewezen en MARITIEM veroordeeld tot betaling van USD 2.150.000, vermeerderd met rente en kosten. De reconventionele vordering van MARITIEM is afgewezen, omdat deze onvoldoende onderbouwd was en bovendien verjaard. De rechtbank heeft ook de proceskosten aan de zijde van GREATAF toegewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/315568 / HA ZA 21-225
Verwijzingsvonnis van de meervoudige handelskamer van de rechtbank 6 juli 2022
en
zaaknummer / rolnummer: 9933007 CV22-3488
Vonnis van de kantonrechter 6 juli 2022
in de zaak van
de rechtspersoon naar vreemd recht
GREATAF TRADING COMPANY LTD,
gevestigd te Nigeria,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. Ph. A. Vos te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[betrokkene 1] MARITIEM B.V.,
gevestigd te Vijfhuizen,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. M.M. van Leeuwen te Rotterdam.
Partijen zullen hierna Greataf en [betrokkene 1] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van de handelskamer van de rechtbank van 8 december 2022;
  • de conclusie van antwoord in voorwaardelijke reconventie, tevens houdende akte indienen stukken.
  • de mondelinge behandeling van 14 april 2022,
  • de aantekeningen van de griffier van deze zitting en de door partijen overgelegde pleitaantekeningen;
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. Bevoegde rechter
Verwijzingsvonnis van de meervoudige handelskamer van de rechtbank C/15/315568 / HA ZA 21-225
2.1.
Greataf vordert een bedrag van USD 2.150.000,00 van [betrokkene 1] uit hoofde van een overeenkomst, met enkele nevenvorderingen. [betrokkene 1] vordert in voorwaardelijke reconventie een bedrag van € 3.315.503,36 van Greataf op grond van ongerechtvaardigde verrijking. Partijen betwisten over en weer elkaars vorderingen.
2.2.
De zaak is aangebracht bij de handelskamer van deze rechtbank en is meervoudig behandeld op de mondelinge behandeling van 14 april 2022. Tijdens die zitting is met partijen besproken dat de zaak mogelijk wordt verwezen naar de kantonrechter en wat de gevolgen daarvan dan zijn, afhankelijk van de kwalificatie van de overeenkomst. De verwijzing van de zaak naar de kantonrechter zal plaatsvinden, omdat sprake is van een overeenkomst van rompbevrachting (huur en verhuur van een schip) als bedoeld in artikel 8:374 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Partijen zijn het er immers over eens dat [betrokkene 1] twee zeewaardige bakken van Greataf heeft gehuurd. Daarnaast is tussen partijen niet in geschil dat het [betrokkene 1] onder de overeenkomst vrij stond om de bakken ten behoeve van haar werkzaamheden op eigen kosten aan te passen en dat Greataf de exploitatie van de bakken aan [betrokkene 1] heeft overgelaten, zonder daarover enige zeggenschap te houden. Op grond van artikel 8:374 BW zijn de wetsbepalingen omtrent huur op deze overeenkomst van toepassing. Dit brengt mee dat deze zaak op grond van artikel 93, aanhef en onder c, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) (aardvordering) moet worden behandeld door de kantonrechter. Dit geldt ook voor de (voorwaardelijke) reconventionele vordering.
2.3.
Op de mondelinge behandeling hebben partijen er mee ingestemd dat de meervoudige kamer die de zaak op zitting behandelde, de zaak na verwijzing aan zich houdt, maar dan in hoedanigheid van meervoudige kamer voor kantonzaken. Partijen zijn er op gewezen dat zij na verwijzing niet meer vertegenwoordigd hoeven te worden door een advocaat, maar ook persoonlijk of bij gemachtigde kunnen verschijnen in het vervolg van de procedure bij de kantonrechter en dat de in de rechtbankprocedure geheven griffierechten ingevolge artikel 8 lid 4 Wgbz zullen worden verlaagd en dat de teveel betaalde griffierechten door de griffier zullen worden teruggestort.
2.4.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank zich in de zaak met nummer C/15/315568 / HA ZA 21-225 onbevoegd verklaren van de vorderingen kennis te nemen en de zaak in de stand waarin deze zich bevindt verwijzen naar de (meervoudige) kamer voor kantonzaken van deze rechtbank, locatie Haarlem, waarna de eerdere samenstelling van de meervoudige kamer zal voortgaan met de behandeling van de zaak in hoedanigheid van rechters in de kamer voor kantonzaken (onder zaak- en rolnummer 993307 CV22-3488). Voor de leesbaarheid van dit vonnis zal in het navolgende de meervoudige kamer enkelvoudig worden aangeduid met ‘de kantonrechter’.
Vonnis van de kantonrechter (meervoudig) 9933007 CV22-3488
2.5.
De kantonrechter zet de zaak na verwijzing door in de stand waarin deze zich bevindt, waarbij wordt verwezen naar het procesverloop zoals opgenomen in alinea 1.1 en de verwijzingsbeslissing zoals hiervoor gemotiveerd in alinea’s 2.1 tot en met 2.4 en opgenomen in alinea’s 7.1 en 7.2 van dit (gecombineerde) vonnis.

3.De (kanton)zaak in het kort

3.1.
In het kader van een opdracht om een schip te bergen voor de kust van Angola heeft [betrokkene 1] twee zeewaardige bakken (ook wel pontons of “barges”) gehuurd van of door tussenkomst van Greataf. Overeengekomen is dat [betrokkene 1] hiervoor een bedrag van USD 2.450.000 aan Greataf zou betalen. [betrokkene 1] heeft een deelbedrag van USD 300.000 betaald aan Greataf. Greataf vordert in deze procedure het resterende bedrag van USD 2.150.000, te vermeerderen met rente en kosten.
3.2.
[betrokkene 1] voert verweer en stelt dat Greataf niet vorderingsgerechtigd is, omdat zij niet de eigenlijke wederpartij is van [betrokkene 1]. Zij betwist daarnaast voormeld bedrag verschuldigd te zijn en stelt zich op het standpunt dat de vordering van Greataf is verrekend met vorderingen die [betrokkene 1] had op meerdere betrokken vennootschappen. In (voorwaardelijke) reconventie vordert [betrokkene 1] vergoeding van de waarde van het materieel dat zij op de bakken heeft geplaatst en/of geïnstalleerd en niet heeft teruggekregen.
3.3.
De kantonrechter verwerpt het verweer van [betrokkene 1] dat de vordering van Greataf is verrekend, waarbij ook de andere door [betrokkene 1] opgevoerde verweren stranden en wijst de vordering van Greataf toe. De vordering in reconventie wordt afgewezen als onvoldoende onderbouwd en bovendien verjaard.

4.De feiten

4.1.
[betrokkene 1] is een Nederlandse vennootschap die onderdeel is van de [betrokkene 1] groep. [betrokkene 1] is één van de aandeelhouders in deze groep. [betrokkene 2] is de CFO (hierna: [betrokkene 2]).
4.2.
Greataf is gevestigd in Nigeria. Op 5 juni 2012 heeft het bestuur van Saje Shipping (Nigeria) Limited (hierna: Saje Shipping) een besluit genomen waarbij zij Greataf opdraagt om het commerciële management te voeren voor Saje Shipping, waarbij Greataf contracten uit onderhandelt, de schepen van Saje Shipping beheert en betalingen voor Saje Shipping ontvangt. Het bestuursbesluit is ondertekend door bestuurder [betrokkene 3] van Saje Shipping.
4.3.
Op 7 juni 2012 heeft het bestuur van Greataf een besluit genomen waarbij zij [betrokkene 4] (hierna: [betrokkene 4]) heeft aangesteld ‘
as its lawful attorney to manage the operations, administrative and financial activities of the company’ en dat [betrokkene 4] ‘
also represent the Directors and the company in any legal proceedings involving the company and any 3rd party’.
4.4.
[betrokkene 5] (hierna: [betrokkene 5]) is bestuurder en aandeelhouder van een aantal vennootschappen (waaronder MRS Group, Saje Shipping en Bestaf Trading Co Ltd) waarmee de [betrokkene 1] Groep (waaronder [betrokkene 1]) in diverse projecten (in Nigeria) zaken deed.
4.5.
In 2013 hebben [betrokkene 1], [betrokkene 5] en [betrokkene 4] de Nigeriaanse vennootschap [betrokkene 1] West-Afrika Ltd opgericht en zij hielden bij oprichting de aandelen in deze vennootschap. Deze vennootschap wordt in de correspondentie van partijen afgekort met KWA of Westaf.
4.6.
In mei 2014 is het containerschip Saloos met 155 containers en vracht aan boord in Angola gezonken. [betrokkene 1] kreeg van de Britse verzekeraar “British Marine” de opdracht om het schip en de containers te bergen, in de stukken aangeduid als het ‘Saloos-project’. Het Saloos-project zou tot januari 2016 duren.
4.7.
Greataf en [betrokkene 1] zijn met elkaar in contact getreden over de huur van twee zeewaardige bakken, die [betrokkene 1] nodig had voor het Saloos-project. In dit verband heeft [betrokkene 2] aan [betrokkene 4] gevraagd om een offerte voor onder meer de huur van de twee bakken. Bij brief van 8 december 2014 heeft Greataf, bij monde van [betrokkene 4], aan [betrokkene 1] een offerte verstrekt voor (onder meer) de huur van bakken en hierin meegedeeld dat Greataf optreedt namens de eigenaren van de bakken (
“is acting on behalf of the barge owners”). [betrokkene 1] is (stilzwijgend) akkoord gegaan met deze offerte.
4.8.
Begin 2015 heeft Greataf aan [betrokkene 1] een factuur verzonden voor de huur van de bakken. [betrokkene 1] heeft bij e-mail van 5 februari 2015 (en nogmaals bevestigd bij e-mail van 23 april 2015) aan Greataf meegedeeld dat zij de totale huur van de bakken zal betalen als het Saloos-project gereed zou zijn.
4.9.
Bij e-mail van 23 december 2015 schrijft [betrokkene 2] aan [betrokkene 4] dat [betrokkene 1], zoals besproken en afgesproken, een totaalbedrag van USD 2.450.000 voor de bakken zal betalen, waarbij een bedrag van USD 300.000 eind december 2015 zal worden voldaan en het resterende bedrag van USD 2.135.000 aan het eind van januari 2016.
4.10.
Op 30 december 2015 heeft Greataf [betrokkene 1] een factuur verzonden voor de overeengekomen deelbetaling van USD 300.000. [betrokkene 1] heeft dit bedrag op 8 januari 2016 aan Greataf betaald.
4.11.
Bij brief van 22 maart 2016 heeft Greataf [betrokkene 1] herinnerd aan en bij brief van 29 maart 2016 [betrokkene 1] aangemaand om het restantbedrag van USD 2.150.000 te betalen. Daarnaast heeft Greataf [betrokkene 1] verzocht om de huur van de bakken voor de maanden februari en maart 2016 ad USD 580.000 te betalen, omdat de bakken nog niet geretourneerd waren in verband met vertraging van het Saloos-project.
4.12.
[betrokkene 1] heeft, bij monde van [betrokkene 2], bij e-mail van 30 maart 2016 als volgt gereageerd:
“We agreed and reached at 30th December 2015 an final and total settlement with Mr. [betrokkene 4] regarding project Saloos for the hire of two barges.
So we can't accept any charges and cost anymore. Demurrage cost are not for the hirer because we agreed an final and total settlement.
All people involved knew that the barges were still in Angola at the moment agreement was made at the end of December 2015 and this was fine with all parties.
Our people in Lagos is now discharging the equipment and scrap from bath barges, we expect to be finish the barge Kiriki this week.
The Amara will be discharging next week.
Because [betrokkene 1] cs has to receive outstanding payments from other company's in Nigeria (the owner of these companies is one of the shareholder of Greataf), Mr. [betrokkene 1] wants to arrange an total financial settlement between all related companies. For this reason [betrokkene 1] will visit Mr. [betrokkene 5] next weekend in the USA.
I spoke with [betrokkene 1] and he is also waiting for the invoice ad €.1,2 mio and all related documents for purchasing the Amara.”
4.13.
Greataf heeft daarop bij brief van 30 maart 2016 als volgt gereageerd:
“Please refer to your message dated 23/12/l5 05.23hrs which is self-explanatory and which terms of agreement we hereby re confirm.
We have received an advance of USD 300,000.00 with value date 8/1/16 therefore, we are still expecting the balance of USD 2,150,000.00 for which we give you 7 (seven) banking days to remit in full without any deduction.
On the other side, the agreement stated redelivery January 2016.
The Barges are yet to be redelivered cleared, free of any encumbrance and ready for their next employment (including all clearances)
We therefore, are ready to meet and discuss with you on commercial terms for the extended period of the barge usage.
We trust this to be in line with contract terms and business commercial ethics
We look forward to receive confirmation of payment of USD 2,150,000.00 and your offer for the extended barge period usage
Your comment on request of intercompany offsets is rejected as we have no relation whatsoever with any company other than [betrokkene 1] Maritiem and its affiliates for the charters agreement under this transaction”
4.14.
[betrokkene 1] heeft op voormelde e-mail niet gereageerd. Greataf heeft [betrokkene 1] vervolgens facturen gestuurd met betrekking tot de huur van de bakken voor februari en maart 2016. [betrokkene 1] heeft deze facturen niet betaald.
4.15.
Bij e-mail van 3 mei 2016 heeft [betrokkene 2] een e-mail gestuurd aan [betrokkene 5]. [betrokkene 2] heeft in zijn e-mail het volgende geschreven:
“I have followed the conversation between you and [betrokkene 1][waarmee bedoeld wordt [betrokkene 1], toevoeging kantonrechter]
for the last weeks from the sideline. At this point I would like to take the opportunity to interfere in this topic.
It seems to me that there is no short term prospect on a solution and settlement regarding finishing the MRS Jetty, outstanding invoices, Saloos Project and transfer of shares of [betrokkene 1] Westaf Ltd.
I think I can safely state that both you and [betrokkene 1] have had a fantastic time with each other in the past. Therefore it is particular unfortunate that at this point the warm friendship you have maintained is compromised, and that this looks like to end in a legal case.
Nobody (except maybe the laywers) benefits from a dragging legal process and therefore I am offering my help to get you both at the table again and discuss the current situation.
Hereby I would like to suggest the following approach:You both nominate and mutually agree on a third party, who will function as a secretary to formally document the situation and all that is discussed. We can think of recognized companies like accountancy firm like Deloitte or PWC. All conclusions and agreements registrated will be agreed by you both.
The meetings take place on neutral place somewhere in Europe to achieve the most comfortable atmosphere for a productive conversation.
The outcome of this discussions will be prepared by the Third Party and will be official and binding to all parties.
This document (collection of agreements) will form the starting point for repairing all the misconceptions and business disputes, and not in the least your friendship.
I hope you can find yourself in this approach and we can make arrangements to set this up.”
4.16.
[betrokkene 5] heeft bij e-mail van diezelfde dag als volgt gereageerd op het voorstel van [betrokkene 2]:
“ I don’t have anything problem sitting around the table and reach a gentleman agreement like when we started the company. We requested a number of information from you and we receive nothing to date. All I receive form [betrokkene 1] is tomorrow, tomorrow and tomorrow. The tomorrow never come yet. Anyway, (…) I will be in Geneva Saturday and Sunday. You can meet me there if that work for you or see me in the US (…).”
4.17.
Op 8 mei 2016 heeft een bespreking plaatsgevonden in Lyon. Bij deze bespreking waren aanwezig: [betrokkene 1], [betrokkene 2], [betrokkene 5] en [betrokkene 4]. Daarnaast was aanwezig: [betrokkene 6], chairman van MRS Group (een Nigeriaans oliebedrijf waarvan [betrokkene 5] de CEO is).
4.18.
Vervolgens heeft [betrokkene 6] op verzoek van partijen een boekenonderzoek gedaan bij [betrokkene 1], welk onderzoek hij op 13 oktober 2016 afrondde.
4.19.
Bij e-mail van 7 september 2016 heeft [betrokkene 1] het volgende aan [betrokkene 5] meegedeeld:
“It was good seeing you again and discussing all issues which have been around for much too long.
Herewith an overview of the topics and solutions we have discussed.
• We have agreed that I will pay [betrokkene 4] a bonus fee of $ 200,000. I will discuss with him the terms for payment
• I will withdraw from KWA and return all my shares in the company. You will arrange all necessary paperwork for this transaction
• The name [betrokkene 1] and logo will be removed from the company, as well as all promotional material and the stickers on the machines
• I will pay the balance owed to the agent so that we can discharge items that belong to me off the Amara at a designated site before returning the barge to Kirikiri
• You will need to sign and approve for the removal of all items and machinery that belongs to me from your sites, the list is with Luca
• The residual value of the machinery used during the Saloos project will be determined and split between you and me.
• 1 will buy the following equipment for $ 2,000,000 (in 1 transaction)
o Liebherr crawler crane
o Samsung crawler crane
o 2 vibro blocks including powerpacks
o All tools and spareparts belonging to the cranes
Looking forward to your response.(…)”
4.20.
Bij e-mail van 20 september 2016 heeft [betrokkene 2] het volgende aan [betrokkene 6] meegedeeld:
“[betrokkene 1] has send the below email on 7 September 2016 to [betrokkene 7] and [betrokkene 4][waarmee bedoeld wordt de onder 4.19 aangehaalde e-mail, toevoeging kantonrechter]
, but unfortunately we did not receive any formal reaction only by phone that he was not agree. [betrokkene 1] wants to finalize and did a good offer because as you know the balance shows that MRS should pay [betrokkene 1] in the Netherlands an amount of approx. € 700/m for total settlement.
[betrokkene 1] offers to withdraw as a shareholder of KWA Ltd, but as you know as well MRS has an outstanding amount to KWA of approx. USD 4.2 mio.
In our opinion we did make an very good offer to [betrokkene 7] for total settlement, we don’t understand what the reason is he don’t want to accept this!
Can you please send us your reconciliation of your finding and reviewing our book accounting system, we suppose you have made an executive summary for [betrokkene 7] as well.”
4.21.
Bij e-mail van 13 oktober 2016 aan onder meer [betrokkene 5] en [betrokkene 1] heeft [betrokkene 6] zijn resultaten van het boekenonderzoek bij [betrokkene 1] gedeeld en, voor zover hier van belang, daarbij het volgende meegedeeld:
“As discussed during the week please find attached the ExSum regarding the conclusion of my finding on the data checks made during my several visits at your premises.The only question marks and/or comments that can be made are the followings:(…)3. An amount of EURO 1,531,281.93 has been booked as the total margin due forvarious [betrokkene 1]’S segment of work performed on the JETTY Project which is said to
have been negotiated between the Parties. To be confirmed
4. An on-going Ardent/Svitzer dispute in arbitration for which an amount of USD1,030,441 has been booked as a cost but not paid to Ardent/Svitzer and kept by [betrokkene 1]until the end of the arbitration
5. Further to the Lagos shareholders meeting Mr [betrokkene 1] made an offer to buy back some of the KWA Fixed Assets and to pay a bonus to Mr [betrokkene 4]. The Dollar amounts proposed have been keyed-in and converted into Euro
Apart from the Limbe issue which remains to be sorted out, the last outstanding item is the residual value of the $6,8M Assets purchased to perform the Saloos project. It will be a favorable exit for all the parties if [betrokkene 1] could consider to make a commercial proposal on the above to resolve the deadlocks.
4.22.
Bij voormelde e-mail is het volgende excel-sheet gevoegd:
In dit overzicht staat onder meer dat [betrokkene 1] Maritiem in totaal een vordering van € 3.478.944 heeft op andere vennootschappen dan Greataf en dat Saje Shipping een vordering van USD 2.150.000 heeft op [betrokkene 1] Maritiem ter zake van het Saloos Project.
4.23.
Bij e-mail van 17 oktober 2016 aan [betrokkene 6] heeft [betrokkene 2] als volgt gereageerd:
“We have reviewed your executive summary and we agree on the numbers, only we have two remarks.
1) [betrokkene 1] agrees on the margin € 1.531.281,93 for the Jetty Lagos and other performed jobs.
2) You have forgotten to mentioned the repayment of the loan of USD 1 mio received from BESTAF to perform Saloos JOB.
Motivation:
Because we split margin on the Saloos job it’s fair for [betrokkene 1] Maritiem to receive margin for Jetty Lagos and other performed as well.
See attached Executive summary including the above remarks and small changes.
Can you please address this to Mr [betrokkene 7] [betrokkene 5] for finalizing, if Mr. [betrokkene 7] [betrokkene 5] agrees [betrokkene 1] Maritiem will receive € 767.033,76 form MRS/Bestaf.
if Mr [betrokkene 7] [betrokkene 5] agrees with the above and after receiving this amount on our account, [betrokkene 1] will pay directly a broker fee to Mr. [betrokkene 4] of € 177.777,78
Conclusion.
[betrokkene 1] agrees with the above, if [betrokkene 7] [betrokkene 5] also agree with the above everything is settled between [betrokkene 1] Maritiem and MRS/Bestaf.
Hopefullty we can finally close this matter, thanks in advance for your cooperation”
4.24.
Bij voormelde e-mail is het volgende Excel-sheet gevoegd:
4.25.
Bij e-mail van 30 december 2016 aan [betrokkene 6] en [betrokkene 5] en bij e-mail van 1 september 2017 aan [betrokkene 5] heeft [betrokkene 2] gevraagd om betaling van EUR 767.033,76 in het kader van een algehele regeling. Hierop is door [betrokkene 6]/[betrokkene 5] niet gereageerd.
4.26.
Bij e-mail van 10 februari 2021 heeft [betrokkene 8] (hierna: [betrokkene 8]) van het bedrijf Bramerton SA te Zwitserland, namens de belangrijkste aandeelhouder van Greataf, [betrokkene 1] aangemaand ter zake van de niet betaalde facturen.
4.27.
Bij e-mail van 12 februari 2021 heeft [betrokkene 2] als volgt gereageerd:
“We have received your files and there are no outstanding invoices, this project and cooperation has been discussed with companies and shareholders involved, closed and finalised more than 5 years ago.
Sorry, we can’t help you anymore.”
4.28.
Bij e-mail van 23 februari 2021 heeft [betrokkene 8] [betrokkene 1] namens de aandeelhouders van Greataf gesommeerd om een bedrag van USD 3.159.055,37 te voldoen (USD 2.150.000 aan hoofdsom, vermeerderd met 8% aan rente vanaf 31 januari 2016). [betrokkene 1] heeft hieraan geen gehoor gegeven.

5.Het geschil

in conventie

5.1.
Greataf vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van [betrokkene 1] tot betaling van USD 2.150.000,00 vermeerderd met de jaarlijks samengestelde wettelijke handelsrente van 8% per jaar, te berekenen vanaf 31 januari 2016 tot aan de dag der algehele voldoening. Daarnaast vordert Greataf veroordeling van [betrokkene 1] in de kosten van deze procedure en in de buitengerechtelijke incassokosten van € 6.775,00.
5.2.
Greataf legt, samengevat, aan haar vordering ten grondslag dat [betrokkene 1] tekort is geschoten in de nakoming van haar betaalverplichtingen uit hoofde van de tussen partijen gesloten overeenkomst met betrekking tot de huur van twee bakken. Zij stelt dat zij op grond van een overeenkomst van lastgeving tussen haar en Saje Shipping bevoegd is om deze vordering in te stellen.
5.3.
[betrokkene 1] voert verweer met als conclusie dat de vorderingen van Greataf moeten worden afgewezen.
5.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in voorwaardelijke reconventie
5.5.
[betrokkene 1] vordert, voor zover in conventie wordt geoordeeld dat Greataf gerechtigd is haar vordering in te stellen en het verrekeningsverweer van [betrokkene 1] niet slaagt, veroordeling van Greataf, uitvoerbaar bij voorraad, tot betaling van € 3.315.503,36 en veroordeling van Greataf in de kosten van deze procedure, inclusief nakosten.
5.6.
[betrokkene 1] legt, samengevat, aan haar vordering ten grondslag dat Greataf met voormeld bedrag ongerechtvaardigd is verrijkt terwijl [betrokkene 1] voor datzelfde bedrag is verarmd.
5.7.
Greataf voert verweer met als conclusie dat de vordering van [betrokkene 1] moet worden afgewezen.
5.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

6.De beoordeling

Internationale rechtsmacht en toepasselijk recht

6.1.
Aangezien Greataf in Nigeria is gevestigd, heeft deze zaak een internationaal karakter. Ambtshalve moet daarom de vraag worden beantwoord of de Nederlandse rechter bevoegd is van de vorderingen kennis te nemen en, zo ja, welk recht op de vorderingen van toepassing is.
6.2.
De vraag naar rechtsmacht van de Nederlandse rechter moet worden beoordeeld aan de hand van de Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (Brussel I bis). Artikel 4 Brussel I bis bepaalt dat zij die woonplaats hebben op het grondgebied van een lidstaat, ongeacht hun nationaliteit, worden opgeroepen voor de gerechten van die lidstaat. Omdat [betrokkene 1] in Nederland is gevestigd komt de Nederlandse rechter op grond van genoemd artikel rechtsmacht toe.
6.3.
Er is sprake van een overeenkomst tussen partijen. Het toepasselijk recht wordt bepaald aan de hand van de Verordening (EG) nr. 593/2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Rome I). Artikel 3 lid 1 bepaalt dat een overeenkomst wordt beheerst door het recht dat de partijen hebben gekozen en dat deze rechtskeuze uitdrukkelijk kan worden gedaan of kan blijken uit de bepalingen van de overeenkomst of de omstandigheden van het geval. Blijkens hun stellingen hebben partijen in deze procedure gekozen voor Nederlands recht. Dat betekent dat het geschil van partijen, voor zover dat de overeenkomst van rompbevrachting betreft, naar Nederlands recht dient te worden beoordeeld.
in conventie
Leeswijzer
6.4.
De kantonrechter zal hierna achtereenvolgens de volgende vragen beantwoorden:
  • is Greataf vorderingsgerechtigd of is dat Saje Shipping?
  • is de vordering van Greataf door verrekening teniet gegaan, zodat [betrokkene 1] niets meer verschuldigd is?
  • is [betrokkene 1] onbevoegd aangemaand tot betaling van de vordering?
  • is sprake van rechtsverwerking, waardoor Greataf haar vordering niet meer succesvol kan instellen?
Na de behandeling van deze vragen volgt een tussenconclusie ten aanzien van de hoofdvordering en worden vervolgens de overige vorderingen behandeld.
Is Greataf vorderingsgerechtigd?
6.5.
[betrokkene 1] stelt dat Greataf niet vorderingsgerechtigd is, omdat zij niet de eigenlijke wederpartij is van [betrokkene 1]. Volgens haar is Greataf in de dagvaarding als materieel gerechtigde (tot de onderhavige vordering) gepresenteerd, terwijl pas na de conclusie van antwoord stukken zijn overgelegd waaruit volgt dat Greataf in deze procedure als gevolmachtigde optreedt. Een partij die niet reeds bij dagvaarding heeft gesteld op te treden als gevolmachtigde kan niet hangende de procedure die hoedanigheid alsnog aannemen. De wijziging van Greataf in haar hoedanigheid als procespartij (van
pro senaar
q.q.) is daarom onacceptabel, aldus [betrokkene 1].
6.6.
Naar het oordeel van de kantonrechter slaagt dit verweer niet, omdat de door [betrokkene 1] hiertoe gepresenteerde feiten onjuist zijn, dan wel [betrokkene 1] de feitelijke stellingen van Greataf onvoldoende heeft betwist. Om die reden kan in het midden blijven welk materieel recht op deze discussie van toepassing is. De kantonrechter licht deze beslissing toe als volgt. De door [betrokkene 1] bedoelde volmacht (productie 7 bij de conclusie van antwoord in voorwaardelijke reconventie, die genoemd is in alinea 4.3) ziet op de positie van [betrokkene 4] ten opzichte van Greataf en niet op de positie van Greataf ten opzichte van Saje Shipping. Ten aanzien van haar positie ten opzichte van Saje Shipping heeft Greataf aangevoerd dat in de onderhavige zaak sprake is van lastgeving, waarbij Saje Shipping als lastgever en Greataf als lasthebber (commercieel manager) moet worden gekwalificeerd en laatstgenoemde in die hoedanigheid in eigen naam procedeert. Greataf heeft daarbij verwezen naar productie 1 bij de conclusie van antwoord in voorwaardelijke reconventie, waarin is opgenomen dat Greataf (in 2012) is benoemd tot “commercial manager” van Saje Shipping, waaronder moet worden verstaan het onderhandelen van contracten en het in ontvangst nemen van betalingen (zie ook alinea 4.2). Door [betrokkene 1] is deze stelling onvoldoende betwist, zodat er van moet worden uitgegaan dat de rechtsverhouding tussen Greataf en Saje Shippping sinds 2012 wordt beheerst door lastgeving, op grond waarvan Greataf op eigen naam, daarbij handelend voor Saje Shipping, een overeenkomst met [betrokkene 1] is aangegaan. Greataf is bevoegd nakoming van die overeenkomst te vorderen in deze procedure. Op het voor deze zaak van toepassing zijnde procesrecht komt de kantonrechter uit bij Nederlands recht, op basis van de lex fori. Blijkens vaste Nederlandse jurisprudentie (zie HR 16 november 2018, ECLI:NL:HR:2018:2112) verzet geen rechtsregel zich ertegen dat de eiser die een vordering in eigen naam heeft ingesteld, op enig moment in de procedure stelt dat hij die vordering (al vanaf het begin dan wel vanaf een later tijdstip, bijvoorbeeld naar aanleiding van een overgang van de vordering op een derde) in eigen naam als lasthebber van de rechthebbende geldend maakt.
6.7.
[betrokkene 1] voert verder aan dat Greataf heeft geprobeerd onduidelijkheid te scheppen over haar hoedanigheid en op oneigenlijke wijze gebruik heeft gemaakt van het identiteitsverschil tussen haar en Saje Shipping, en dat Greataf haar stellingen pas heeft aangepast nadat [betrokkene 1] in haar conclusie van antwoord de vorderingsgerechtigheid van Greataf ter discussie heeft gesteld. Daarmee heeft Greataf volgens [betrokkene 1] in strijd met de goede procesorde gehandeld. Ook dit betoog volgt de kantonrechter niet. [betrokkene 1] heeft onvoldoende onderbouwd gesteld dat Greataf heeft getracht onduidelijkheid te scheppen en op oneigenlijke wijze gebruik heeft gemaakt van het identiteitsverschil tussen haar en Saje Shipping. Greataf heeft immers geoffreerd aan [betrokkene 1], namens de eigenaren van de bakken (“
acting on behalf of the barge owners”, zie onder 4.7). Ook de facturen onder de overeenkomst zijn verstuurd door Greataf en de eerste factuur is door [betrokkene 1] betaald aan Greataf. De (late) reactie van Greataf op het verweer van [betrokkene 1] is naar het oordeel van de rechtbank niet onduidelijkheid scheppend, maar veeleer een verduidelijking hoe het ‘handelen namens’ vanaf het toesturen van de offerte aan [betrokkene 1] door de vennootschappen geregeld is.
Niet gebleken is dat [betrokkene 1] door de (late) verduidelijking in haar positie is geschaad, nu de door Greataf onderbouwde lastgevingsverhouding overeenkomt met het door [betrokkene 1] gevoerde verweer dat Saje Shipping materieel gerechtigde is ten aanzien van de huurprijs voor de bakken. De rechtbank volgt [betrokkene 1] dus niet in haar betoog dat Greataf niet vorderingsgerechtigd is.
Is de vordering verrekend?
6.8.
[betrokkene 1] voert het verweer dat Greataf niets meer van [betrokkene 1] te vorderen heeft, omdat de onderhavige vordering (van USD 2.150.000) in 2016 conform de gemaakte verrekeningsafspraak is verrekend met de op dat moment uitstaande vorderingen van [betrokkene 1] op andere betrokken (en aan [betrokkene 5] gelieerde) vennootschappen. De verrekeningsafspraak is volgens [betrokkene 1] mondeling in Lyon gemaakt tijdens een bespreking op 8 mei 2016 tussen [betrokkene 1], [betrokkene 2], [betrokkene 5] en [betrokkene 4]. [betrokkene 1] stelt dat tijdens deze bespreking is afgesproken dat [betrokkene 6] voor partijen bindend zou vaststellen welke bedragen tussen [betrokkene 1] en de betrokken vennootschappen van [betrokkene 5] onderling uitstaan. Er zou geen acht zou worden geslagen op de juridische verschillen tussen de diverse rechtspersonen en de omstandigheid dat vordering en schuld mogelijk in gescheiden vermogens zouden vallen; het ging erom vast te stellen of [betrokkene 5] nog een vordering op [betrokkene 1] had of andersom. Er zou volgens [betrokkene 1] slechts één nettobedrag overblijven dat de ene partij aan de andere partij verschuldigd zou zijn. Vervolgens heeft [betrokkene 6] op basis van door hem verricht boekenonderzoek bij [betrokkene 1] bindend vastgesteld dat [betrokkene 1] per saldo een bedrag van
€ 767.033,76 (van [betrokkene 5]) tegoed had, aldus nog steeds [betrokkene 1].
Greataf heeft gemotiveerd betwist dat de gestelde verrekeningsafspraak is gemaakt.
6.9.
Het door [betrokkene 1] gevoerde verrekeningsverweer is een bevrijdend verweer: de vordering van USD 2.150.000 op zich wordt niet betwist maar [betrokkene 1] voegt daaraan een haar bevrijdend feit toe, namelijk dat er een (mondelinge) verrekeningsafspraak is gemaakt op grond waarvan genoemde vordering teniet is gegaan. De stelplicht en de bewijslast van dit verweer rusten, op grond van de hoofdregel van artikel 150 Rv, op [betrokkene 1].
6.10.
Naar het oordeel van de kantonrechter kan het verrekeningsverweer van [betrokkene 1] niet slagen. Het staat vast dat [betrokkene 1] in december 2015 nog een bedrag van USD 2.400.000 aan Greataf verschuldigd was uit hoofde van de huur van de bakken, waarvan na betaling van USD 300.000 nog een bedrag van USD 2.150.000 openstond (zie het in alinea 4.9 weergegeven e-mailbericht van [betrokkene 2] aan [betrokkene 4]). In maart 2016 maakte Greataf tot twee keer toe schriftelijk aanspraak op betaling van het openstaande bedrag (zie alinea 4.11), waarop [betrokkene 2] bij e-mail van 30 maart 2016 het voorstel deed om een bespreking te houden en tot een algehele verrekeningen te komen en daarbij ook vorderingen van andere vennootschappen te betrekken (zie alinea 4.12). Dat verrekeningsvoorstel werd bij brief van 30 maart 2016 uitdrukkelijk verworpen door Greataf. Daarop deed [betrokkene 2] opnieuw een voorstel om alle uitstaande discussiepunten op te lossen in zijn e-mail van 3 mei 2016 aan [betrokkene 5], namelijk met behulp van een derde (zie alinea 4.15). Ook staat vast dat [betrokkene 6] na het overleg op 8 mei 2016 een boekenonderzoek bij [betrokkene 1] heeft verricht, waarvan hij op 13 oktober 2016 de uitkomsten in een spreadsheet heeft verwerkt. Uit de gevoerde e-mailcorrespondentie die volgde op de bespreking van 8 mei 2016, blijkt echter niet dat de afspraak die op 8 mei 2016 is gemaakt, meer inhield dan een procesafspraak om tot een eventueel nader te bereiken akkoord te komen. Uit de in alinea 4.21 aangehaalde e-mail van [betrokkene 6] aan onder meer [betrokkene 5] en [betrokkene 1], blijkt bovendien dat er over posten in het hiervoor bedoelde overzicht nog geen overeenstemming bestond en dat er ook nog andere essentiële punten moesten worden opgelost (waaronder ‘Limbe issue’). [betrokkene 6] sluit zijn
e-mail van 13 oktober 2016 af met de opmerking dat het de voorkeur verdient dat [betrokkene 1] een commercieel voorstel doet om de bestaande patstellingen (“deadlocks”) op te lossen. Van een voor partijen bindende vaststelling door [betrokkene 6] met betrekking tot alle geschilpunten is daarmee geen sprake. Vervolgens wordt door [betrokkene 2] op 17 oktober 2016 een
voorstelgedaan, waarbij hij namens [betrokkene 1] wijzigingen in het door [betrokkene 6] opgestelde overzicht heeft aangebracht en aangeeft dat alles tussen [betrokkene 1] en MRS/Bestaf geregeld is als [betrokkene 5] instemt met het (gewijzigde) overzicht en voorstel (productie 14 bij de conclusie van antwoord, zie ook alinea 4.23-4.24). Nergens uit blijkt dat het voorstel van [betrokkene 1] daarna is geaccepteerd, laat staan dat Greataf zich aan dat voorstel zou hebben gebonden. Dat alsnog een voor partijen bindende vaststelling door [betrokkene 6] is gedaan, blijkt uit de overgelegde stukken evenmin. [betrokkene 1], op wie (zoals hiervoor in alinea 6.9 overwogen) in dit verband de stelplicht rust, heeft haar stelling dat de onderhavige vordering bij wijze van verrekening al is betaald, dan ook onvoldoende onderbouwd. Voor zover er op de bespreking van 8 mei 2016 al finale overeenstemming zou zijn bereikt over een voor partijen bindende vaststelling door [betrokkene 6], dan volgt uit de genoemde gang van zaken na 8 mei 2016 dat die afspraak kennelijk met instemming van alle betrokkenen nadien is verlaten dan wel gewijzigd. In deze procedure heeft [betrokkene 1] ook geen verrekenbare vordering op Greataf of Saje Shipping opgevoerd waarmee kan worden verrekend en dit volgt ook niet uit het gewijzigde overzicht dat [betrokkene 2] als bijlage bij zijn e-mailbericht van 17 oktober 2016 heeft gevoegd. De conclusie is dat het verrekeningsverweer van [betrokkene 1] faalt.
Is sprake van onbevoegde aanmaning?
6.11.
[betrokkene 1] stelt nog dat zij onbevoegd is aangemaand bij e-mail van 10 februari 2021 (alinea 4.28.), omdat onduidelijk is wie [betrokkene 8] is en op grond waarvan hij gemandateerd is om op te treden namens Greataf. Greataf heeft echter niet onderbouwd welk rechtsgevolg hier aan moet worden verbonden, zodat dit verweer reeds wegens gebrek aan belang wordt verworpen. Bovendien is de stelling van [betrokkene 1] dat niet bevoegdelijk is aangemaand, in het licht van de verklaring van Greataf ter gelegenheid van de mondelinge behandeling dat dit namens haar is gebeurd, onvoldoende onderbouwd.
Is sprake van rechtsverwerking?
6.12.
[betrokkene 1] voert nog het verweer dat de rechten van Greataf inmiddels zijn verwerkt. De laatste aanmaning dateert van april 2016. Nadien heeft het gesprek in Lyon plaatsgevonden en heeft [betrokkene 6] het overzicht gemaakt. Daarna bleef het 4 jaar en 10 maanden stil aan de zijde van Greataf, [betrokkene 5] en [betrokkene 4]. [betrokkene 1] mocht er aldus op vertrouwen dat Greataf geen aanspraak meer zou maken op betaling van USD 2.150.000, terwijl het bovendien [betrokkene 1] was die netto nog iets te vorderen had. Gelet hierop is het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dat Greataf zich op haar vordering beroept, aldus [betrokkene 1].
6.13.
Rechtsverwerking wordt slechts aangenomen indien Greataf zich heeft gedragen op een wijze die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onverenigbaar is met het vervolgens geldend maken van een aan haar toekomend recht. Daartoe is vereist dat sprake is van bijzondere omstandigheden als gevolg waarvan hetzij bij [betrokkene 1] het gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat Greataf haar aanspraak niet (meer) geldend zou maken, hetzij de positie van [betrokkene 1] onredelijk zou worden benadeeld of verzwaard in geval Greataf haar aanspraak alsnog geldend zou maken. Het is aan [betrokkene 1], die zich op rechtsverwerking beroept, te stellen en indien nodig te bewijzen dat van zodanige bijzondere omstandigheden sprake is.
6.14.
Naar het oordeel van de kantonrechter zijn de door [betrokkene 1] aangevoerde omstandigheden niet bijzonder genoeg om een beroep op rechtsverwerking te aanvaarden. Enkel stil zitten is niet genoeg voor rechtsverwerking. Daar komt bij dat op de mondelinge behandeling is gebleken dat [betrokkene 1] en [betrokkene 4] in ieder geval nog in 2017 contact hebben gehad, om te bezien of alsnog tot overeenstemming met betrekking tot (ook) de onderhavige vordering kon worden gekomen. Het beroep op rechtsverwerking slaagt daarom niet. Dat geldt ook voor het door [betrokkene 1] in het verlengde hiervan gedane verzoek tot afwijzing van de gevorderde 8% handelsrente vanaf 2016 wegens strijd met de redelijkheid en billijkheid. De door [betrokkene 1] in dit verband gestelde omstandigheden kunnen naar het oordeel van de kantonrechter geen reden voor matiging vormen.
Tussenconclusie
6.15.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vordering in conventie om [betrokkene 1] te veroordelen tot betaling aan Greataf van USD 2.150.000,00 wordt toegewezen. Omdat tegen de gevorderde (samengestelde) wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW, te berekenen vanaf 31 januari 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, verder geen verweer is gevoerd, zal ook dit deel van het gevorderde worden toegewezen.
Buitengerechtelijke kosten
6.16.
Greataf maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. Omdat onvoldoende is gesteld dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht, is [betrokkene 1] in beginsel geen vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd. In dit geval is echter sprake van een handelsovereenkomst die na 16 maart 2013 is gesloten, waarbij de afgesproken betalingstermijn is verstreken, zodat een bedrag van € 40,- ingevolge het bepaalde in artikel 6:96 lid 4 BW toewijsbaar is, ook als geen incassowerkzaamheden zijn verricht.
Proceskosten
6.17.
[betrokkene 1] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Greataf worden begroot op:
- griffierecht € 1.384,00
- salaris advocaat
€ 2.988,00(2,0 punten × tarief € 1.494,00)
Totaal € 4.372,00
in reconventie
6.18.
[betrokkene 1] vordert in voorwaardelijke reconventie een bedrag van € 3.315.503,36 uit hoofde van ongerechtvaardigde verrijking. Omdat in conventie door de kantonrechter is beslist dat Greataf vorderingsgerechtigd is en het verrekeningsverweer van [betrokkene 1] niet is geslaagd (van welke verrekening de reconventionele vordering volgens [betrokkene 1] onderdeel uitmaakte), komt de kantonrechter toe aan de behandeling van de vordering in reconventie. Op deze vordering is eveneens Nederlands recht van toepassing, omdat de vordering nauw verband houdt met de overeenkomst van rompbevrachting waarop in conventie Nederlands recht van toepassing is verklaard, zie artikel 10 van de Verordening (EG) nr. 864/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 betreffende het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen (Rome II-Verordening). Het toepasselijk recht wordt bepaald door accessoire aanknoping als bedoeld in artikel 10 lid 1 van de Rome II-Verordening.
6.19.
[betrokkene 1] stelt dat zij voor de uitvoering van het Saloos-project op de bakken materieel heeft geplaatst en geïnstalleerd ter waarde van voormeld bedrag, terwijl zij dat materieel niet van Greataf heeft teruggekregen. Als gevolg van haar weigering om het betreffende materieel ter waarde van € 3.315.503,36 aan [betrokkene 1] terug te geven is Greataf volgens [betrokkene 1] ongerechtvaardigd verrijkt, terwijl [betrokkene 1] met dit bedrag is verarmd. Het is redelijk dat de ongerechtvaardigde vermogensverschuiving wordt hersteld, aldus [betrokkene 1].
6.20.
Greataf betwist de vordering van [betrokkene 1] en voert aan dat het gestelde materieel zich bij het einde van de huur niet op de bakken bevond. [betrokkene 1] heeft de bakken eind 2015 achtergelaten in de haven van Lagos en is vertrokken zonder te betalen. Greataf heeft in verband met de beweerde ongerechtvaardigde verrijking ook nooit een betalingsverzoek ontvangen. De vordering is niet eerder dan bij conclusie van antwoord, tevens (voorwaardelijke) eis in reconventie op 27 oktober 2021 kenbaar gemaakt. De vordering is dan ook verjaard, aldus Greataf.
6.21.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [betrokkene 1] haar vordering, in het licht van het verweer van Greataf, onvoldoende onderbouwd. Het enkele overleggen van een lijst met goederen die per schip naar Angola zijn vervoerd is hiertoe niet voldoende, omdat uit deze lijst niet blijkt dat het materieel nog op de bakken aanwezig was toen de bakken weer in macht kwamen van Greataf. Dit vormt op zichzelf al voldoende reden om de vordering af te wijzen.
6.22.
Daarnaast is de vordering verjaard. Uit art. 3:313 BW volgt dat de verjaring van de vordering op grond van ongerechtvaardigde verrijking begint te lopen vanaf het moment van de verrijking. Greataf knoopt voor deze ingangsdatum aan bij eind 2015, toen [betrokkene 1] de bakken achter liet in de haven van Lagos. Deze ingangsdatum is vervolgens niet betwist door [betrokkene 1], zodat de kantonrechter ervan uitgaat dat de verjaringstermijn is gaan lopen vanaf eind 2015 en eind 2020 is voltooid. Niet gesteld of gebleken is dat [betrokkene 1] binnen deze vijfjaarstermijn de verjaring heeft gestuit, terwijl de vordering pas is ingesteld op 27 oktober 2021, te weten (ruimschoots) na voltooiing van de verjaringstermijn van vijf jaar. De kantonrechter merkt op dat [betrokkene 1] in zijn e-mail van 6 september 2016 aan [betrokkene 5] (alinea 4.19) wel lijkt te refereren aan achtergebleven materieel, maar de inhoud van deze e-mail kwalificeert niet als een stuitingshandeling en de datum van 6 september 2016 valt bovendien ruimschoots buiten de vijfjaarstermijn (teruggerekend vanaf 27 oktober 2021). De vordering in reconventie zal ook om die reden worden afgewezen.
6.23.
[betrokkene 1] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Greataf worden begroot op € 1.494,00 (0,5 x 2,0 punten × tarief € 1.494,00).

7.De beslissing

De meervoudige handelskamer van de rechtbank in de zaak C/15/315568

in conventie en in reconventie
7.1.
verklaart zich onbevoegd van de vorderingen kennis te nemen en verwijst de zaak in de stand waarin deze zich bevindt naar de kamer voor kantonzaken van deze rechtbank, locatie Haarlem,
7.2.
bepaalt dat de huidige samenstelling van rechters zal voortgaan met de behandeling van de zaak in de stand waarin deze zich bevindt, maar dan in hoedanigheid van rechters in de kamer voor kantonzaken,
De kantonrechter in de zaak 9933007 CV22-3488
in conventie
7.3.
veroordeelt [betrokkene 1] tot betaling van een bedrag van USD 2.150.000,= (tweemiljoenhonderdvijftigduizend US dollar) aan Greataf, vermeerderd met de wettelijke (samengestelde) handelsrente als bedoeld in art. 6:119a BW over het toegewezen bedrag met ingang van 31 januari 2016 tot de dag van volledige betaling,
7.4.
veroordeelt [betrokkene 1] tot betaling van een bedrag van € 40,00 aan Greataf aan buitengerechtelijke kosten,
7.5.
veroordeelt [betrokkene 1] in de proceskosten, aan de zijde van Greataf tot op heden begroot op € 4.372,00,
7.6.
verklaart dit vonnis in conventie uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
7.7.
wijst de vorderingen af,
7.8.
veroordeelt [betrokkene 1] in de proceskosten, aan de zijde van Greataf tot op heden begroot op € 1.494,00,
7.9.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad
Dit (gecombineerde) vonnis is gewezen door mr. A.K. Korteweg, mr. E.B. de Vries-van den Heuvel en mr. P. Reemst en in het openbaar uitgesproken op 6 juli 2022. [1]

Voetnoten

1.type: 299