ECLI:NL:RBNHO:2022:5602

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 maart 2022
Publicatiedatum
29 juni 2022
Zaaknummer
9679986 \ WM VERZ 22-66
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen administratieve sanctie wegens doorrijden bij rood verkeerslicht

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 29 maart 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan de betrokkene wegens het doorrijden bij een driekleurig verkeerslicht dat op rood stond. De betrokkene had tegen de beslissing van de officier van justitie beroep ingesteld, nadat deze het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting was zowel de vertegenwoordiger van de officier van justitie als de betrokkene aanwezig. De kantonrechter heeft de zaak behandeld en de feiten vastgesteld aan de hand van foto’s die de gedraging vastlegden. De betrokkene stelde dat zij twijfelde of zij daadwerkelijk door rood was gereden, omdat haar voertuig al voorbij de stopstreep was op het moment dat het verkeerslicht op rood stond. De kantonrechter oordeelde echter dat, ongeacht de positie van het voertuig, de betrokkene verantwoordelijk was voor het tijdig anticiperen op het verkeerslicht. De betrokkene voerde aan dat het onveilig was om te stoppen omdat er een auto vlak achter haar reed, maar de kantonrechter oordeelde dat deze omstandigheid niet voldoende was om de gedraging te rechtvaardigen. Daarnaast werd het verweer dat de geeltijd korter was dan de norm van 3,5 seconden verworpen, omdat deze norm niet direct rechten verleent aan individuele weggebruikers. De kantonrechter concludeerde dat de boete terecht was opgelegd en verklaarde het beroep ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknummer : 9679986 \ WM VERZ 22-66
CJIB-nummer : [nummer]
Uitspraakdatum : 29 maart 2022
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
[betrokkene]

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 29 maart 2022. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: doorrijden bij een driekleurig verkeerslicht (stoplicht) dat op rood staat.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
Betrokkene stelt dat zij twijfelt of zij door rood is gereden nu haar voertuig op de foto al geheel voorbij de stopstreep is.
De kantonrechter overweegt als volgt. Bij de stukken in het dossier bevinden zich foto’s waarop de gedraging is vastgelegd. Op die foto’s is te zien dat het verkeerslicht 3,0 seconden geel/oranje licht en 0,9 seconden rood licht uitstraalde op het moment dat het voertuig van betrokkene de stopstreep passeerde met 26 kilometer per uur. Op foto 2 is duidelijk te zien dat het voertuig is verder gereden. Ook als een bestuurder een stopstreep voorbijrijdt, en het verkeerslicht zich op enige afstand van die streep bevindt, kan worden gezegd, dat de bestuurder “door rood licht rijdt”, wanneer hij het verkeerslicht voorbijrijdt als het inmiddels rood licht geeft. (Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 13 november 2002, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl onder nummer ECLI:NL:GHLEE:2002:AF0656). Het is
aan betrokkene, als bestuurder, om op de juiste wijze te anticiperen wanneer zij een verkeerslicht nadert.
Betrokkene doet een beroep op de omstandigheid dat het onveilig was om te stoppen omdat er een auto vlak achter haar reed. Deze enkele stelling van betrokkene betekent naar het oordeel van de kantonrechter echter niet zonder meer dat het in onderhavige zaak niet mogelijk was om tijdig op verantwoorde wijze te stoppen voor het rode licht. Het is niet gebleken dat de situatie zo gevaarlijk was dat betrokkene niet anders kon dan doorrijden. Ook in deze omstandigheid had betrokkene anders moeten handelen.
Betrokkene voert tevens aan dat de geeltijd lager was dan de in het handboek Verkeerslichtenregeling van het CROW gestelde norm van minimaal 3,5 seconden geel licht bij een toegestane snelheid van 50 km/h. De kantonrechter overweegt dat deze norm zich richt tot de wegbeheerder en dat een individuele weggebruiker hieraan geen rechten kan ontlenen. De enkele omstandigheid dat de geeltijd korter is dan de aanbevolen minimale geeltijd, kan op zichzelf niet leiden tot het oordeel dat de betrokkene geen verwijt kan worden gemaakt (Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 17 oktober 2018, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl onder nummer ECLI:NL:GHARL:2018:9129).
Het verweer dat betrokkene de gedraging niet opzettelijk heeft begaan, treft geen doel. Voor het opleggen van een boete bij het begaan van een dergelijke gedraging is immers opzet niet vereist.
De boete is terecht opgelegd. De door betrokkene aangevoerde omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden geven de kantonrechter geen aanleiding de opgelegde beschikking te vernietigen dan wel te matigen.
Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J. Jansen, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: