ECLI:NL:GHARL:2018:9129

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
17 oktober 2018
Publicatiedatum
17 oktober 2018
Zaaknummer
WAHV 200.198.817
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • mr. Sekeris
  • mr. Smeitink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen beslissing kantonrechter over administratieve sanctie voor negeren rood licht

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Gelderland, die op 9 oktober 2015 het beroep van de betrokkene tegen een administratieve sanctie ongegrond verklaarde. De betrokkene, vertegenwoordigd door mr. [B], had een boete van € 220,- opgelegd gekregen voor het negeren van een rood verkeerslicht op 2 november 2012. De gemachtigde voerde aan dat de geeltijd van het verkeerslicht lager was dan de norm die in de NEN 3384 is vastgesteld, en dat de kantonrechter ten onrechte voorbijging aan een schending van de hoorplicht door de officier van justitie. Het hof oordeelt dat de kantonrechter de beslissing van de officier van justitie ten onrechte niet heeft vernietigd wegens deze schending. Het hof vernietigt de beslissing van de kantonrechter en verklaart het beroep gegrond, waardoor de beslissing van de officier van justitie ook wordt vernietigd. Het hof bevestigt dat de geeltijd norm zich richt tot de wegbeheerder en dat een individuele weggebruiker hieraan geen rechten kan ontlenen. De betrokkene heeft geen specifieke feiten aangedragen die de verklaring van de verbalisant in twijfel trekken, waardoor het hof concludeert dat de gedraging is verricht. De kosten voor rechtsbijstand worden toegewezen aan de betrokkene, en het hof veroordeelt de advocaat-generaal tot vergoeding van deze kosten.

Uitspraak

WAHV 200.198.817
17 oktober 2018
CJIB 166757643
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Gelderland
van 9 oktober 2015
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] ,
voor wie als gemachtigde optreedt mr. [B] ,
kantoorhoudende te [C] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing ongegrond verklaard en het verzoek van de betrokkene tot vergoeding van kosten afgewezen.
Het procesverloop
De gemachtigde van de betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld. Tevens is verzocht om vergoeding van kosten.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen. Hiervan is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. De gemachtigde voert aan dat de kantonrechter ten onrechte voorbij is gegaan aan een schending van de hoorplicht door de officier van justitie.
2. Het hof stelt vast dat de gemachtigde in het administratief beroepschrift expliciet aan de officier van justitie heeft verzocht te worden gehoord. De officier van justitie heeft - zonder aan dit verzoek te voldoen - het beroep bij beslissing van 28 maart 2013 kennelijk ongegrond verklaard. De gemachtigde heeft vervolgens bij de kantonrechter geklaagd over schending van de hoorplicht.
3. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de officier van justitie het beroep terecht als kennelijk ongegrond heeft beoordeeld en daarom in het bepaalde in artikel 7:17 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) aanleiding heeft kunnen zien om het horen achterwege te laten.
4. Ingevolge artikel 7 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften, juncto artikel 7:16 van de Awb moet de officier van justitie de indiener van het administratief beroep in de gelegenheid stellen te worden gehoord. Hij kan daar van afzien indien het beroep kennelijk ongegrond is.
5. De in het administratief beroepschrift aangevoerde bezwaren (zie hierna) kunnen niet als kennelijk - dat wil zeggen aanstonds blijkend, zonder dat daarvoor nader onderzoek noodzakelijk is - ongegrond worden aangemerkt. De officier van justitie heeft er ten onrechte van afgezien de gemachtigde in de gelegenheid te stellen te worden gehoord.
6. De kantonrechter heeft de beslissing van de officier van justitie ten onrechte niet vernietigd wegens de schending van de hoorplicht. Het hof zal de beslissing van de kantonrechter daarom vernietigen en doen wat de kantonrechter had behoren te doen, te weten het beroep gegrond verklaren en de beslissing van de officier van justitie vernietigen. Dit brengt mee dat de overige tegen de beslissingen van de kantonrechter en de officier van justitie aangevoerde bezwaren geen bespreking meer behoeven.
Vervolgens zal het hof het beroep tegen de inleidende beschikking beoordelen.
7. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 220,- opgelegd ter zake van “niet stoppen voor rood licht: driekleurig verkeerslicht”, welke gedraging zou zijn verricht op 2 november 2012 om 07:59 uur op het Onderlangs te Arnhem met het voertuig met het kenteken [YY-YY-00] .
8. Namens de betrokkene is aangevoerd dat zij niet door rood licht is gereden en dat het verkeerslicht net op oranje was gesprongen. Bovendien was de geeltijd ter plaatse lager dan de in de NEN 3384 gestelde norm van minimaal 3 seconden geel licht bij een toegestane snelheid van 50 km/u en 4 seconden voor hogere toegestane snelheden, welke norm ingevolge het Besluit verkeerslichten van toepassing is. Deze normen geven de minimale tijd die een bestuurder nodig heeft om na waarneming van het gele licht zijn rijgedrag hierop aan te passen. Is de geeltijd korter dan die norm, dan is de registratie ongeldig en kan de bestuurder geen verwijt worden gemaakt van de gedraging.
9. In Wahv-zaken biedt de verklaring van de verbalisant in beginsel een voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven te twijfelen aan de juistheid van één of meer onderdelen van de verklaring dan wel indien uit het dossier zulke feiten en omstandigheden blijken.
10. Naast de in de inleidende beschikking vermelde gegevens, houdt de verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het zaakoverzicht onder meer het volgende in:
"gedragingsgegevens: het verkeerslicht stond ongeveer 2 seconden op rood op het moment dat betrokkene dit licht negeerde en zijn weg vervolgde.
Plaatsaanduiding verkeerslicht: thv (het hof leest: ter hoogte van) huisnummer 27. (…)
De gedraging vond plaats binnen de bebouwde kom."
11. Het hof leidt uit deze verklaring van de verbalisant af dat het een visuele waarneming door de verbalisant zelf betrof.
11. De stelling dat de betrokkene niet door rood maar door geel licht is gereden, houdt in wezen niet meer in dan de enkele ontkenning van de gedraging. Dat geeft het hof geen aanleiding te twijfelen aan de waarneming en de verklaring van de verbalisant. Nu de betrokkene geen voor haar zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert die aanleiding geven te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant, noch uit het dossier zulke feiten en omstandigheden blijken, is naar de overtuiging van het hof komen vast te staan dat de gedraging is verricht.
13. De NEN 3384 norm waarnaar in de Regeling verkeerslichten wordt verwezen en waarin een minimale geeltijd van 3 seconden wordt genoemd, richt zich tot de wegbeheerder. De individuele weggebruiker kan daaraan op zichzelf geen rechten ontlenen. Dit brengt mee dat de enkele omstandigheid dat een geeltijd korter is dan de in de NEN norm genoemde minimale geeltijd, op zichzelf niet kan leiden tot het door de gemachtigde gewenste oordeel dat de betrokkene geen verwijt kan worden gemaakt van de gedraging.
14. Tot slot maakt de gemachtigde bezwaar tegen de in rekening gebrachte administratiekosten. Een verkeersboete als deze is als sanctie bedoeld. Bij een sanctie moeten de uitvoeringskosten voor rekening van de overheid blijven. De gemachtigde wijst op een uitspraak van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam (vindplaats: ECLI:NL:RBAMS:2012:BV6243). Subsidiair meent de gemachtigde dat de administratiekosten buitenproportioneel hoog zijn. Uit de parlementaire geschiedenis ("Regeling vaststelling administratiekosten 2012", Stcrt nr. 20096, 28 september 2012: hierna: de Regeling) volgt dat de administratiekosten slechts mogen dienen tot dekking van de kosten voor de inning van de sancties. Uit de opmerking van de minister in de toelichting, dat het met in achtneming van de uitgangspunten berekende bedrag aan administratiekosten is "afgerond op hele euro's, zodat het op € 7 is vastgesteld", blijkt volgens de gemachtigde dat er een discrepantie is tussen de integrale kostprijs en het in rekening gebrachte bedrag en dat er meer kosten in rekening worden gebracht dan noodzakelijk is voor de afhandeling van boetes bij het CJIB. Meer subsidiair zijn de administratiekosten in de visie van de gemachtigde een verkapte verhoging van de sanctie. Het in rekening brengen ervan is in strijd is met de artikelen 6 en 7, eerste lid, tweede volzin, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en artikel 14 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (IVBPR). De administratiekosten verhogen de sanctie. Zij hebben daarom een punitief karakter. Door het opleggen van deze extra sanctie is de eis van de voorzienbaarheid geschonden.
15. Naar aanleiding van deze bezwaren tegen het in rekening brengen van administratiekosten bij het opleggen van een administratieve sanctie wijst het hof op zijn uitspraak van 15 juni 2012 (gepubliceerd op rechtspraak.nl onder vindplaats ECLI:NL:GHLEE:2012:BW8480). Het hof heeft daarbij de door de gemachtigde genoemde uitspraak van de kantonrechter vernietigd en geoordeeld dat geen wettelijke bepaling in de weg staat aan het in rekening brengen van administratiekosten bij het opleggen van een administratieve sanctie. Evenmin zijn de administratiekosten in strijd met internationale regelgeving. Hetgeen de betrokkene in deze zaak heeft aangevoerd geeft geen aanleiding tot een ander oordeel daaromtrent.
16. Met betrekking tot het argument dat de administratiekosten van € 7,- hoger zijn dan de daadwerkelijk voor de inning van Wahv-sancties gemaakte kosten van het CJIB, verwijst het hof naar de rechtsoverwegingen 15 tot en met 22 van zijn arrest van 5 juni 2018 (gepubliceerd op rechtspraak.nl onder vindplaats ECLI:NL:GHARL:2018:5108). De stelling van de gemachtigde is juist. In de administratiekosten van € 7,- die per 1 oktober 2012 gelden voor Wahv-sancties, wordt een deel van de kostprijs per geïnde boete voor strafrechtelijke geldboetes meegenomen, te weten € 0,20. Op die manier is bereikt dat de hoogte van de administratiekosten voor alle financiële sancties waarop de Regeling betrekking heeft, dezelfde is.
17. Niet kan worden geoordeeld dat de Regeling in strijd is met hogere regelgeving. De wetgever heeft bij de attributie van de regelgevende bevoegdheid niet bepaald dat onderscheid moet worden gemaakt tussen administratiekosten die gelden voor Wahv-sancties en voor strafrechtelijke geldboetes. Aldus heeft de wetgever de mogelijkheid open gelaten om de kostprijs van de inning van Wahv-sancties te middelen met de kostprijs van inning van strafrechtelijke boetes. Evenmin kan worden gezegd dat de Minister, in aanmerking genomen de feitelijke omstandigheden en de belangen die aan hem ten tijde van de totstandkoming van het voorschrift bekend waren of op grond van deugdelijk onderzoek behoorden te zijn, in redelijkheid niet tot vaststelling van het voorschrift heeft kunnen komen. Het verweer treft dan ook geen doel.
18. Gelet op het voorgaande is het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond.
18. De gevraagde kosten voor rechtsbijstand gemaakt in de procedure bij de kantonrechter en in hoger beroep komen voor vergoeding in aanmerking. Aan het indienen van het beroepschrift bij de kantonrechter en het hoger beroepschrift dienen in totaal twee punten te worden toegekend. De waarde per punt bedraagt € 501,- en gelet op de aard van de zaak wordt de wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toegepast. Aldus zal het hof de advocaat-generaal veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 501,-.

Beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond en vernietigt die beslissing;
verklaart het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond;
veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, ter hoogte van € 501,- over te maken op de rekening van [D] , [00000] .
Dit arrest is gewezen door mr. Sekeris, in tegenwoordigheid van mr. Smeitink als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.