ECLI:NL:RBNHO:2022:5569

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 juni 2022
Publicatiedatum
28 juni 2022
Zaaknummer
15/302125-19
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van computervredebreuk en bewezenverklaring van diefstal met valse sleutel

Op 28 juni 2022 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van computervredebreuk en diefstal met een valse sleutel. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de computervredebreuk, omdat de verdachte niet kon worden aangemerkt als binnendringer in de zin van artikel 138ab Sr. De rechtbank oordeelde dat de website van Albert Heijn vrij toegankelijk was en dat er geen sprake was van het doorbreken van een beveiliging. De verdachte had met gefingeerde codes van cadeaukaarten vouchers verkregen op een website waar medewerkers van Albert Heijn hun kerstcadeau konden ontvangen. De rechtbank concludeerde dat deze activiteiten, ondanks de geraffineerde werkwijze, niet als binnendringen in een geautomatiseerd werk konden worden gekwalificeerd.

Echter, de rechtbank heeft de verdachte wel schuldig bevonden aan diefstal met een valse sleutel. De verdachte had samen met medeverdachten vele vouchers/tegoedbonnen verworven door gebruik te maken van onrechtmatig verkregen codes van kerstcadeaukaarten. De rechtbank oordeelde dat de vouchers een goed zijn in de zin van artikel 310 Sr, omdat ze een economische waarde vertegenwoordigen en overdraagbaar zijn. De verdachte en zijn medeverdachten hebben zich schuldig gemaakt aan het wegnemen van deze vouchers, die toebehoorden aan Ahold Delhaize, door middel van valse sleutels. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 30 dagen op, waarvan 27 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 200 uur. De rechtbank hield rekening met de jeugdige leeftijd van de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Haarlemmermeer
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/302125-19
Uitspraakdatum: 28 juni 2022
Tegenspraak
verkort strafvonnis(art. 138b Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 14 juni 2022 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren [geboortedatum en -plaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van het standpunt van de officier van justitie, mr. T.M. Fikkers en van hetgeen door de verdachte en mr. H. van der Ende, raadsvrouw van de verdachte, naar voren is gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 5 december 2018 tot en met 31 maart 2019, te Zaandam en/of in de gemeente Deventer en/of te Olst en/of te Sneek, althans in Nederland,
veelvuldig, althans eenmaal of meermalen,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
(telkens) opzettelijk en wederrechtelijk in een (gedeelte van) (een) geautomatiseerd(e) werk(en) voor opslag of verwerking van gegevens, te weten
- de website www.ah.nl en/of www.ah.nl/kerstgeschenk en/of https://lekkerweglekkerthuis.ah.nl/ en/of https://lekkerweglekkerthuis.ah.nl/ahold- delhaize-kerstgeschenk/ en/of,
- de/het (achterliggende en/of verbonden) (web)server(s) en/of netwerk (waarop deze website(s) gehost staat/staan en/of welk(e) in (in)direct contact staat met deze website(s)),
(telkens) van/toebehorende aan Ahold Delhaize en/of aan (een) ander(en) dan verdachte, is binnengedrongen, waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot dat/die geautomatiseerde werk(en) heeft verworven door het doorbreken van een beveiliging en/of een technische ingreep en/of een valse sleutel en/of door het aannemen van een valse hoedanigheid en/of enige andere feitelijkheid, door (onder meer) (telkens):
• op voornoemde website(s) (en/of de/het achterliggende/verbonden (web)server(s) en/of netwerk) in te loggen en/of toegang ertoe te verkrijgen met (al dan niet aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehorende of voor hem/hen bestemde) (unieke) codes van cadeaukaarten, en/of door;
• op voornoemde website(s) (en/of de/het achterliggende/verbonden (web)server(s) en/of netwerk) in te loggen en/of toegang ertoe te verkrijgen, door (telkens) een(zelfde) unieke code van cadeaukaarten – manueel en/of (automatisch) (al dan niet) (middels (het uitvoeren van een) Brute Force (Attack)) met gebruikmaking van één of meerdere (kwaadaardig(e)) software programma('s) (zoals Burp Suite) en/of (PHP)-script(s) – eenmaal of meermalen tegelijkertijd (al dan niet via verschillende computers) aan te bieden bij voornoemde website(s) (en/of de/het achterliggende/verbonden (web)server(s) en/of netwerk) en/of er (zo) meermalen tegelijkertijd (al dan niet via verschillende computers) mee in te loggen op voornoemde website(s) (en/of de/het achterliggende/verbonden (web)server(s) en/of netwerk) en/of door
• op voornoemde website(s) (en/of de/het achterliggende/verbonden (web)server(s) en/of netwerk) in te loggen en/of toegang ertoe te verkrijgen, (telkens) middels het gebruik van (vele) verschillende (niet op naam staande) IP-adressen en/of 06-nummers en/of door (middels (het uitvoeren van een) Brute Force (Attack)) met gebruikmaking van één of meerdere (kwaadaardig(e)) software programma('s) (zoals Burp Suite) en/of (PHP)-script(s) (al dan niet eenmaal of meermalen tegelijkertijd) automatisch/zelf gegenereerde codes aan te bieden bij voornoemde website(s) (en/of de/het achterliggende/verbonden (web)server(s) en/of netwerk) en/of er (zo) eenmaal en/of meermalen tegelijkertijd (al dan niet via verschillende computers of andere devices) mee in te loggen op voornoemde website(s) (en/of de/het achterliggende/verbonden (web)server(s) en/of netwerk);
2
Primair:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 5 december 2018 tot en met 31 maart 2019, te Zaandam in de gemeente Deventer en/of te Olst en/of te Sneek, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens)
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen honderden en/of vele, althans een of meerdere, vouchers/tegoedbonnen (te besteden bij diverse webshops waaronder bol.com en/of zalando en/of Itunes), (telkens) geheel en/of ten dele toebehoorde(n) aan Ahold Delhaize, althans aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij hij, verdachte en/of zijn mededader(s) de vouchers/tegoedbonnen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht met behulp van één of meer valse sleutels, te weten
• vele en/of verschillende al dan niet aan verdachte(n) toebehorende (al dan niet gedupliceerde) (inlog)codes, en/of;
• (opgave en/of invoer van) verschillende (niet op naam staande) telefoonnummers en/of e-mailadressen;
• het invoeren van de (na 2 factor authenticatie verkregen) verificatie code(s).
Subsidiair:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 5 december 2018 tot en met 31 maart 2019, te Zaandam in de gemeente Deventer en/of te Olst en/of te Sneek, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) een of meer voorwerp(en), te weten (honderden en/of vele) vouchers/tegoedbonnen (te besteden bij diverse webshops waaronder bol.com en/of zalando en/of Itunes) heeft/hebben verworven, voorhanden heeft/hebben gehad, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs had/hadden moet(en) vermoeden dat bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk – (mede) afkomstig was uit enig (eigen) misdrijf;
3
hij in of omstreeks de periode 19 januari 2019 tot en met 4 februari 2019 te Olst, gemeente Olst-Wijhe, en/of te Roden, gemeente Noordenveld en/of te Sneek, en/of te Deventer althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde 1] en/of een of meerdere andere onbekend gebleven personen, heeft bewogen tot de telkens afgifte van een goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten enig geldbedrag (te weten een bedrag van (onder andere) 50 euro), door aan klanten van Go Fast IPtv (wier (contact)gegevens vermeld stonden op een (wederrechtelijk verkregen) klantenbestand), waaronder [benadeelde 1] en/of de een of meer onbekend gebleven personen, (zogenaamd) uit naam van GoFastIPTV een e-mail te sturen / te doen toekomen, met daarin opgenomen ((een) niet bestaande) aanbieding(en) (van IPtv)en een betaallink (gekoppeld aan de rekening van [medeverdachte H] );
4
hij in of omstreeks de periode 1 augustus 2018 tot en met 1 oktober 2018 te Deventer, en/of te Ols, althans in Nederland, (telkens) met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen Een of meer geldbedrag(en) (opgeteld in totaal (ongeveer) EUR 12.000,00), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde 2] , althans aan een ander dan aan (haar zoon) verdachte, heeft weggenomen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik heeft gebracht door/middel(s) (van) een valse sleutel de te weten de inloggegevens van zijn moeder, te weten [benadeelde 2] ;

2.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk, behoudens ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde feit. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
Met betrekking tot het onder 4 ten laste gelegde feit is de rechtbank van oordeel dat de officier van justitie niet kan worden ontvangen in de vervolging.
Aangeefster is de moeder van de verdachte, waardoor vervolging van de verdachte wegens diefstal op grond van artikel 316, tweede lid, Sr alleen plaats kan hebben als hiervan door aangeefster een klacht is gedaan. De termijn voor het indienen van een klacht is op grond van het derde lid van artikel 316 Sr, gelezen in samenhang met artikel 66 Sr, bepaald op drie maanden, te rekenen vanaf het moment dat het aangeefster bekend werd dat het de verdachte was die het geld zou hebben weggenomen. Uit de stukken blijkt dat de klacht op 16 april 2019 is ingediend door aangeefster. Uit de aangifte noch uit andere stukken in het dossier blijkt op welk moment aangeefster heeft ontdekt dat de verdachte het geld zou hebben gestolen. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zijn moeder de diefstal van het geld had ontdekt nog voordat hij zich voor de eerste keer bezig had gehouden met de door hem zo genoemde kerstkaartenfraude in december 2018. Deze verklaring vormt een contraindicatie voor de aanname dat de klacht binnen drie maanden na de ontdekking is ingediend. De officier van justitie heeft gewezen op de aangifte en de wens tot vervolging die daarin besloten zou liggen. Deze aangifte dateert echter eveneens van 16 april 2019, zodat ook hierin geen aanknopingspunt gevonden kan worden dat binnen de klachttermijn de wens tot vervolging is geuit. Bij gebrek aan andere objectieve informatie voor het vaststellen van de datum van de ontdekking, is de rechtbank van oordeel dat de termijn van artikel 66 Sr is overschreden. Dit levert een absoluut vervolgingsbeletsel op en leidt tot de slotsom dat de officier van justitie niet ontvankelijk is ten aanzien van feit 4.

3.Standpunten van partijen

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1, 2 primair en 3 ten laste gelegde feiten.
3.2
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsvrouw betoogd dat bij de eerste bullet in de tenlastelegging het inloggen op de websites met de eigen cadeaukaart en de kaarten die de verdachte van collega’s heeft overgekocht geen sprake is van wederrechtelijk binnendringen. Voorts heeft zij betoogd dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het wederrechtelijk binnendringen op de websites, aangezien websites niet kunnen worden aangemerkt als een geautomatiseerd werk als bedoeld in artikel 138ab Sr. Ook is door de verdediging aangevoerd dat de pleegperiode korter is dan de ten laste gelegde periode. Volgens de verdediging start de periode pas op 27 december 2018 als de verdachte de fout op de website ontdekt waardoor hij de codes kan dupliceren en eindigt de periode op 14 maart 2019 met het offline halen van de website.
De verdediging heeft vrijspraak van feit 2 bepleit. Volgens de raadsvrouw kunnen de vouchers niet als een goed worden aangemerkt, nu deze niet meer zijn dan een combinatie van cijfers. Daarnaast is geen sprake van een wegnemingshandeling, maar is de website bewogen tot het afgeven van de vouchers. Tot slot heeft zij betoogd dat de vouchers niet aan een ander toebehoorden. Ze werden pas gecreëerd op het moment dat de verdachte en zijn medeverdachten op de website de keuze maakten voor een bepaalde voucher en behoorden dan ook nog aan niemand toe. Dit is vergelijkbaar met een vorderingsrecht.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde witwassen heeft de raadsvrouw betoogd dat dit alleen bewezen kan worden verklaard als een voucher als een goed kan worden aangemerkt. Daarnaast heeft ook voor dit feit een kortere pleegperiode te gelden volgens de raadsvrouw.
Met betrekking tot feit 3 heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Waardering van het bewijs
De rechtbank wijdt in het hiernavolgende overwegingen aan het door de officier van justitie gepresenteerde bewijs met betrekking tot de feitelijke handelingen van de verdachte, tegen de achtergrond van een uitleg van wettelijke begrippen die bestanddelen vormen van de delictsomschrijving van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. Het gaat hierbij om computervredebreuk en diefstal met een valse sleutel. Deze overwegingen monden uit deels in een vrijspraak en deels in een bewezenverklaring.
De rechtbank grondt de beslissingen, voor zover deze inhouden dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten aanvulling worden opgenomen.
3.3.2
Overwegingen
Vaststellingen
Op grond van de inhoud van het dossier en wat er op de zitting is besproken, stelt de rechtbank het volgende vast. De verdachte was werknemer van Albert Heijn, onderdeel van Ahold Delhaize. In december 2018 kregen alle werknemers van Albert Heijn een kerstcadeaukaart met een tegoed van € 25,-. Met de (unieke) code op deze cadeaukaarten kon men op de website www.ah.nl/kerstgeschenk (hierna: de website) vouchers voor verschillende webshops waaronder Bol.com, Zalando, iTunes, Nintendo en ah.nl uitkiezen. Deze vouchers werden verstuurd naar een in te vullen e-mailadres en konden vervolgens bij de gekozen webshop worden verzilverd.
De verdachte heeft op 27 december 2018 samen met medeverdachte [medeverdachte H] ontdekt dat de cadeaukaartcodes te dupliceren waren door tegelijk dezelfde code op meerdere apparaten of meerdere openstaande tabbladen naar de website te sturen en zo tegelijk meerdere vouchers te verkrijgen. Op sommige momenten lukte het om zo met één code tien vouchers te krijgen. De verdachte heeft van twee collega’s cadeaukaarten overgekocht om dit te kunnen doen. Kort daarna ontdekte hij met [medeverdachte H] dat met een brute force attack op het tekstveld van de website, waarbij door een programma willekeurige cijfercombinaties worden geprobeerd, cadeaukaartcodes gevonden konden worden, waarmee de website kon worden benaderd. Deze brute force attack hebben zij aanvankelijk uitgevoerd met het programma Burp Suite. Na ontdekking van dit misbruik van de website door aangever hebben op 4 en 9 januari 2019 gesprekken met de verdachte plaatsgevonden, waarbij de verdachte heeft toegegeven de codes onrechtmatig te hebben gedupliceerd respectievelijk verkregen. Naar aanleiding van het laatste gesprek is de verdachte ontslagen bij Albert Heijn.
Als reactie op de brute force attacks is de website verder beveiligd met onder meer een blokkade van IP adressen die meerdere keren werden gebruikt en een tweestapsverificatie. Daarbij moest een telefoonnummer worden ingevoerd waar een code naartoe werd gestuurd die weer op de website moest worden ingevoerd. De verdachte en [medeverdachte H] zijn in de loop van februari en maart 2019 op zoek gegaan naar manieren om deze beveiligingen te omzeilen. [medeverdachte H] heeft een PHP-script geschreven om brute force attacks uit te kunnen blijven voeren. Hierbij hadden zij de beschikking over 10.000 verschillende IP adressen. Daarnaast hebben ze gebruik gemaakt van een grote hoeveelheid verschillende simkaarten. Het grootste deel van de simkaarten werd geleverd door medeverdachte [medeverdachte G] . [medeverdachte G] gaf de telefoonnummers van de simkaarten door aan de verdachte en [medeverdachte H] , die deze invoerden op de website, waarna [medeverdachte G] via sms op het gebruikte telefoonnummer een verificatiecode ontving die hij weer doorgaf aan de medeverdachten. De verdachte of [medeverdachte H] ontving vervolgens – na invoering van die laatste verificatiecode – via e-mail de vouchers, waarvan zij een deel doorstuurden naar [medeverdachte G] . De afspraak was dat de helft van de vouchers voor [medeverdachte G] was en de andere helft voor de verdachte en [medeverdachte H] .
Feit 1
De rechtbank moet de vraag beantwoorden of de verdachten zich schuldig hebben gemaakt aan computervredebreuk, dat wil zeggen of zij met hun handelwijze zijn binnengedrongen in een geautomatiseerd werk als bedoeld in artikel 138ab Sr. In lid 1 van dit artikel is vermeld dat van binnendringen in ieder geval sprake is indien de toegang tot het geautomatiseerd werk wordt verworven door het doorbreken van een beveiliging, door een technische ingreep, met behulp van valse signalen of een valse sleutel of door het aannemen van een valse hoedanigheid.
Is sprake van een geautomatiseerd werk?
Ingevolge artikel 80 sexies Sr wordt onder geautomatiseerd werk verstaan een apparaat of groep van onderling verbonden of samenhangende apparaten, waarvan er één of meer op basis van een programma automatisch computergegevens verwerken. Uit het voorgaande kan worden afgeleid dat onder een geautomatiseerd werk steeds een (onderdeel van) een fysiek apparaat is begrepen. Dus een computer, server, router, “ereader”, chip en dergelijke, maar in elk geval zogenaamde hardware. Het gaat in alle gevallen niet om software, zoals computerprogramma’s, of websites. Wel is het zo dat een website, om zijn functie op het internet te kunnen vervullen, moet zijn ondergebracht (worden ‘gehost’) op een geautomatiseerd werk (een server), dat met dat internet is verbonden. In die zin bestaat er wel een duidelijk functioneel verband tussen een website en een geautomatiseerd werk. De instandhouding van een actieve website vereist dat een geautomatiseerd werk in werking is. Gelet hierop gaat de rechtbank er bij de beoordeling van deze strafzaak vooralsnog vanuit dat activiteiten op een actieve website activiteiten op de achterliggende server impliceren. Dit brengt met zich dat de door de verdachte en zijn medeverdachten uitgevoerde handelingen betrekking hadden op een geautomatiseerd werk.
Is er binnengedrongen?
Uit de hiervoor beschreven feitelijke handelingen van de verdachte en de medeverdachten kan worden afgeleid dat zij via brute force attacks codes van de kerstcadeaukaarten hebben gegenereerd. Dit waren codes waarmee ze vervolgens vouchers voor diverse webshops konden verkrijgen. In eerste instantie hebben ze dit gedaan via Burp Suite, later onder andere met toepassing van PHP-scripts en opgevraagde verificatiecodes.
Voor beantwoording van de vraag of het voorgaande binnendringen in de zin van de delictsomschrijving van artikel 138ab Sr oplevert acht de rechtbank het, mede bezien tegen de achtergrond van de hiervoor besproken wettelijke definitie van het begrip geautomatiseerd werk, van beslissende betekenis of de verdachte en de medeverdachten hiermee toegang hebben verkregen tot afgeschermde gegevens op het geautomatiseerde werk en zo ja door welke techniek(en).
De rechtbank stelt allereerst vast dat geen sprake is geweest van de in de tenlastelegging omschreven feitelijke gedraging “
inloggen dan wel toegang verkrijgen tot de website door middel van codes”. Uit het dossier blijkt dat de website van Albert Heijn vrij toegankelijk was; er hoefde niet ingelogd te worden. Nadat men op de website een voucher had uitgezocht, hoefde pas een code ingevoerd te worden. Ook de getuige [getuige] , die in opdracht van Ahold Delhaize de website had gebouwd en heeft geadviseerd bij de later aangebrachte verbeteringen in de beveiliging, heeft verklaard dat men geen inlogscherm passeerde bij het bezoek aan de website (pagina 1193 en 1194 van het dossier).
Zodra men op de website een voucher had uitgezocht, was het invoeren van de code de laatste stap om de voucher daadwerkelijk te verkrijgen. Nadere informatie over de vraag of deze activiteit in technische dan wel juridische zin zo moet worden opgevat dat men daarmee toegang heeft verkregen tot afgeschermde gegevens op het geautomatiseerde werk en zo ja, of daarvoor meer of andere technieken zijn aangewend, ontbreekt in het dossier.
Voorgaande overweging is van toepassing zowel op de eerste fase waarin de verdachte de website van Albert Heijn heeft benaderd (in december 2018 en begin 2019) als op de tweede fase (in februari en maart 2019) waarin hij met aanvullende kunstgrepen te werk is gegaan. In beide fasen was het eindresultaat, bestaand in de verkrijging van een voucher, dezelfde. Het feit dat hiervoor in de tweede fase meer voorbereidende stappen nodig waren maakt dit niet anders.
Gelet op het voorgaande kan de rechtbank niet met zekerheid vaststellen of de verdachte en zijn medeverdachten meer hebben gedaan dan het gebruik maken van een kwetsbaarheid van de website waarmee zij vouchers in bezit hebben gekregen. Er zijn onvoldoende aanknopingspunten die houvast bieden voor de vaststelling dat zij toegang hebben verkregen tot het geautomatiseerde werk met de daarop opgeslagen afgeschermde gegevens.
Er is weliswaar sprake geweest van het gebruik van een valse sleutel, als bedoeld in lid 1 van artikel 138ab Sr, maar de strafbepaling kan niet zo worden gelezen dat deze handelwijze als zodanig reeds het zich verschaffen van toegang oplevert.
Dit leidt ertoe dat verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde.
Feit 2
Met betrekking tot de verweren van de verdediging, staat de rechtbank allereerst stil bij de tenlastelegging en de vraag op welke weggenomen objecten de tenlastelegging ziet, te weten de kerstcadeaukaarten met de codes of de vouchers van de respectieve webshops. Gelet op de bewoordingen van de tenlastelegging kan deze slechts zo worden begrepen dat met vouchers/tegoedbonnen is bedoeld de vouchers van de webshops die op de website, door middel van de codes op de kerstcadeaukaarten, kunnen worden uitgekozen.
Is een voucher een goed?
Ten aanzien van het betoog van de verdediging dat een voucher geen goed is als bedoeld in artikel 310 Sr, overweegt de rechtbank als volgt. Onder het begrip ‘goed’ valt elk goed dat vatbaar is om voor de bezitter (economische of anderszins) waarde te hebben. Dit kunnen ook niet-stoffelijke objecten zijn, als het gaat om een object dat naar zijn aard geschikt is om aan de beschikkingsmacht van een ander te worden onttrokken. Het begrip ‘beschikkingsmacht’ wordt in de jurisprudentie onder meer geduid als het hebben van ‘feitelijke en exclusieve heerschappij’ over het goed (Runescape-arrest, HR 31 januari 2012, ECLI:NL:HR:2012:BQ9251).
De digitale aard van de voucher, bestaande uit een reeks cijfers, staat er op zichzelf niet aan in de weg om het aan te merken als goed. Een voucher vertegenwoordigt een concreet vastgestelde economische waarde en is daarnaast overdraagbaar. Zodra de één de feitelijke macht over de voucher heeft verkregen, bijvoorbeeld door deze te verzilveren, is de ander deze verloren. Een voucher kan immers maar één keer worden verzilverd. De enkele omstandigheid dat een voucher(code) ook eigenschappen heeft van gegevens in de zin van art. 80quinquies Sr, zoals een reeks getallen, brengt niet mee dat dit object reeds daarom niet meer als goed in de zin van art. 310 Sr kan worden aangemerkt.
Dit leidt tot de slotsom dat de in de tenlastelegging bedoelde vouchers een “goed” zijn in de zin van artikel 310 Sr.
Behoorden de vouchers aan iemand toe?
De rechtbank onderscheidt in het kader van de toepasselijkheid van het begrip “toebehoren” in dit geval in meest algemene zin drie mogelijkheden. Het goed behoort toe aan de verdachte of zijn medeverdachten, het goed behoort toe aan een ander dan de verdachte of zijn medeverdachten, in dit geval Ahold Delhaize of een van diens werknemers, of het goed behoort aan niemand toe (res nullius). Als het goed aan niemand toebehoort, dan is geen sprake van diefstal als het wordt weggenomen.
De rechtbank stelt vast dat uit de processtukken niet met zekerheid kan worden afgeleid aan wie de vouchers ten tijde van het bezoek aan de website en het uitkiezen ervan toebehoorden. Evenmin is duidelijk of op het moment dat een voucher werd uitgekozen al een betalingsverplichting bestond voor Ahold Delhaize richting de specifieke webshop waarvan een voucher is gekozen. Echter, zoals hiervoor al is overwogen, vertegenwoordigen de vouchers een vooraf vastgestelde economische waarde die verzilverbaar is, ten laste van hetzij de aanbieder van de cadeaukaart, hetzij de uitgekozen webshop. Hieruit volgt reeds dat de vouchers geen res nullius zijn. Verder staat vast dat de vouchers niet aan de verdachte of zijn medeverdachten toebehoorden. Dit leidt tot de conclusie dat de vouchers nog aan Ahold Delhaize of al aan diens werknemers toebehoorden. Om van diefstal te kunnen spreken, is niet noodzakelijk dat vaststaat aan wie een goed toebehoorde, maar dát het aan iemand toebehoorde. Gelet op het vorenstaande is ook dit bestanddeel van de delictsomschrijving vervuld.
Zijn de vouchers weggenomen?
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de feitelijke gang van zaken was dat de verdachte of één van zijn medeverdachten op de website www.ah.nl/kerstgeschenk een keuze maakte uit de beschikbare vouchers. Deze plaatste hij vervolgens in de virtuele winkelmand om hem daarna – na invoering van onrechtmatig verkregen codes van de kerstcadeaukaarten – elektronisch over te laten brengen naar het door hem ingevoerde emailadres. De verdachte en/of één van zijn medeverdachten heeft gelet hierop actief een aantal handelingen verricht, die de grondtrekken hebben van winkelen in een virtuele winkel. De feitelijke en exclusieve heerschappij van de voucher is hiermee overgegaan naar de verdachte en/of zijn medeverdachten. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verdachte, tezamen en in vereniging met zijn medeverdachte(n), de vouchers heeft weggenomen.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 2 primair en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
2
Primair:
hij op tijdstippen in de periode 27 december 2018 tot en met 14 maart 2019, in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen vele vouchers/tegoedbonnen, te besteden bij diverse webshops waaronder Bol.com en/of Zalando en/of Itunes, die toebehoorden aan Ahold Delhaize, of aan een ander dan aan hem, verdachte en zijn mededader(s), waarbij hij, verdachte en zijn mededader(s) de vouchers/tegoedbonnen onder hun bereik hebben gebracht met behulp van één of meer valse sleutels, te weten
• vele niet aan verdachte toebehorende codes, en/of;
• opgave en/of invoer van verschillende (niet op naam staande) telefoonnummers en emailadressen; en/of
• het invoeren van de na 2 factor authenticatie verkregen verificatiecodes.
3
hij in de periode 19 januari 2019 tot en met 4 februari 2019 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een listige kunstgreep, [benadeelde 1] en andere onbekend gebleven personen, heeft bewogen tot de afgifte van een goed, te weten een geldbedrag van 50 euro, door aan klanten van Go Fast IPtv, waaronder [benadeelde 1] en de onbekend gebleven personen, zogenaamd uit naam van GoFastIPTV een e-mail te sturen / te doen toekomen, met daarin opgenomen een niet bestaande aanbieding van IPtv en een betaallink.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte onder 2 primair en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van feit 2 primair:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 3:
medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 dagen, met aftrek van de tijd die de verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 27 dagen voorwaardelijk en een proeftijd van twee jaren. De officier van justitie heeft daarbij gevorderd dat aan de proeftijd de bijzondere voorwaarden worden verbonden zoals geadviseerd door de reclassering in het advies van 20 mei 2021, met uitzondering van het meewerken aan de HackRight interventie. Daarnaast heeft de officier van justitie een taakstraf gevorderd voor de duur van 200 uren, bij niet of niet naar behoren voldoen te vervangen door 100 dagen vervangende hechtenis.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met de jeugdige leeftijd van de verdachte ten tijde van het plegen van het delict en zijn huidige (psychische) toestand. Zij geeft aan dat de verdachte niet naar de gevangenis kan en dat geen strafdoel meer zou zijn gediend met het opleggen van een gevangenisstraf. Volgens de raadsvrouw is van belang dat de verdachte hulp krijgt op basis van een behandelverplichting. Hier is de verdachte ook voor gemotiveerd. Daarnaast is de verdachte in staat een taakstraf te verrichten. Verder wijst de raadsvrouw erop dat de redelijke termijn waarbinnen de zaak moet zijn afgedaan, die is aangevangen op het moment van de doorzoeking van de woning van de verdachte, is overschreden met 15 maanden. Dit zou tot strafvermindering moeten leiden.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van het feit
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan diefstal door met onrechtmatig verkregen codes van kerstcadeaukaarten op een website van Albert Heijn vouchers/tegoedbonnen te bestellen. De verdachte heeft zich samen met de medeverdachten eigenlijk voorgedaan als een werknemer die zijn kerstcadeau wilde uitkiezen door deze vouchers aan zichzelf te doen toekomen. In totaal zijn er meer dan 700 vouchers verzilverd ter waarde van ongeveer € 17.500,-. Deze actie heeft ertoe geleid dat aangever financiële schade heeft geleden, dat de website waarop de vouchers konden worden verkregen meermaals offline moest worden gehaald en werknemers daardoor niet of later hun kerstcadeau konden verzilveren. Zulke uit winstbejag ingegeven gedragingen kunnen leiden tot ontwrichting van het maatschappelijk en economisch verkeer. De verdachte heeft kennelijk niet nagedacht over de gevolgen en de schade die mede door zijn handelen zouden worden veroorzaakt. De verdachte is zelfs na de eerste betrapping door aangever doorgegaan met zijn acties en heeft deze zelfs uitgebreid nadat de website beter was beveiligd. Hij heeft de beveiligingsmaatregelen samen met de medeverdachten op bijzonder geraffineerde wijze weten te omzeilen en in korte tijd veel vouchers weten te verzilveren. Daarnaast heeft de verdachte klanten van IPtv opgelicht en ook daar schade toegebracht, die gelukkig door toedoen van de bank ongedaan is gemaakt.
Naar het oordeel van de rechtbank kan, gelet op de ernst van de feiten, in beginsel – slechts – worden gereageerd met de oplegging van een (gedeeltelijk) onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte weegt de rechtbank mee dat hij geen relevant strafblad heeft en dus een first offender is (Uittreksel Justitiële Documentatie van 18 december 2020).
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van de over de verdachte uitgebrachte reclasseringsrapporten, gedateerd 2 mei 2020, 20 mei 2021 en 3 mei 2022 opgesteld door [rapporteur 1] en [rapporteur 2] , reclasseringswerkers bij Reclassering Nederland. In het rapport van 20 mei 2021 is beschreven dat bij de verdachte op zijn tiende ADHD is vastgesteld en een jaar later PDD-NOS. Er ligt een duidelijke relatie tussen de persoonlijkheid van betrokkene en het delict, wat betreft zijn kennis aangaande de techniek, zijn handelen en de manier waarop hij in het leven staat en de problemen die hij ervaren heeft. De reclassering adviseert in dit rapport een meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling bij de forensische hulpverlening. In het rapport van 3 mei 2022 is aangegeven dat de verdachte niet verschenen is op de uitnodiging voor een afspraak.
Ter terechtzitting is gebleken dat de achtergrond hiervan is gelegen in een ontregeling in het leven van de verdachte, waaronder enkele verhuizingen. De verdachte acht hulpverlening, met tussenkomst van de reclassering, van toegevoegde waarde. Hij staat er ook voor open.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat bij wijze van uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden passend en geboden is.
Weliswaar komt de rechtbank tot een bewezenverklaring die afwijkt van de tenlastelegging, maar zij gaat wat betreft de handelingen met de cadeaukaarten uit van hetzelfde feitencomplex als de officier van justitie heeft gedaan. Dat het volgens de rechtbank uitsluitend een gekwalificeerde diefstal oplevert, maakt de ernst van het feit en de geraffineerdheid ervan, in het geheel niet minder.
Redelijke termijn
Met de officier van justitie en de raadsvrouw van de verdachte ziet de rechtbank in het tijdsverloop in deze zaak aanleiding om ten voordele van de verdachte hiervan af te wijken.
In artikel 6, eerste lid, van het Verdrag voor de bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) is het recht van iedere verdachte gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Als uitgangspunt heeft hierbij te gelden dat de behandeling van een zaak ter terechtzitting moet zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaren nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals de ingewikkeldheid van de zaak, de invloed van de verdachte op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld.
De rechtbank is van oordeel dat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen op 19 maart 2019, de dag van de doorzoeking van de woning van de verdachte, waaraan hij in redelijkheid de verwachting kon ontlenen dat tegen hem strafvervolging zou worden ingesteld. Nu het eindvonnis op 28 juni 2022 wordt gewezen en de rechtbank van oordeel is dat de overschrijding niet aan de verdachte valt toe te rekenen of anderszins is gebleken van bijzondere omstandigheden, is sprake van een aanzienlijke overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank stelt deze overschrijding vast op 15 maanden. Regel is dat overschrijding van de redelijke termijn wordt gecompenseerd door vermindering van de straf die zou zijn opgelegd als de redelijke termijn niet zou zijn overschreden. De overschrijding van de redelijke termijn resulteert in deze zaak erin dat de rechtbank de duur van de op te leggen gevangenisstraf dient te verlagen, al dan niet in samenhang met oplegging ervan in een andere modaliteit en een andere strafsoort.
De rechtbank ziet aanleiding om een straf, gelijk aan die geëist door de officier van justitie, op te leggen. Hierin is in meer dan toereikende mate rekening gehouden met de belangen van de verdachte en waardoor, gelet op het uitgangspunt van de rechtbank, de overschrijding van de redelijke termijn wordt gecompenseerd in een grotere mate dan waartoe de rechtbank gehouden is.
De rechtbank zal een gevangenisstraf voor de duur van 30 dagen opleggen. De rechtbank zal echter bepalen dat deze vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, om de verdachte ervan te weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. Daarnaast acht de rechtbank de door de reclassering in het rapport van 20 mei 2021 geadviseerde bijzondere voorwaarden, met uitzondering van het meewerken aan de interventie HackRight, noodzakelijk. Voorwaarden van die strekking zullen aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf worden verbonden. Daarnaast zal de rechtbank een taakstraf van 200 uur opleggen met aftrek van de uren die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.

7.Vordering benadeelde partij

De benadeelde partij heeft een vordering tot schadevergoeding van € 11.000,00 ingediend tegen de verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van het onder 4 ten laste gelegde feit zou hebben geleden.
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij niet in de vordering kan worden ontvangen, nu de rechtbank de officier van justitie ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde feit niet ontvankelijk in de vervolging zal verklaren.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 57, 311 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde feit.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder feit 1 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 2 primair en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 2 primair en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 2 primair en 3 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
30 (dertig) DAGENmet bevel dat deze straf
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat:
- de veroordeelde zich binnen drie werkdagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis meldt bij de
Reclassering Nederland, [xx] Zwolleen dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal blijven melden, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
- dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van een forensische behandelsetting of soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Veroordeelt de verdachte tot het verrichten van
200 (tweehonderd) urentaakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 100 dagen hechtenis.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht, met dien verstande dat voor elke dag die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht twee uren taakstraf, subsidiair één dag hechtenis, in mindering worden gebracht.
Verklaart de benadeelde partij mevrouw [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.M. Steinhaus, voorzitter,
mr. J. van Beek en mr. N.M.L. Rogmans, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.C. Naeije,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 juni 2022.
mr. Steinhaus en mr. Rogmans zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.