ECLI:NL:RBNHO:2022:5467

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 juni 2022
Publicatiedatum
24 juni 2022
Zaaknummer
9656142 BZ VERZ 22-413
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil tussen mentoren over vaccinatie van dochter tegen COVID-19

In deze zaak gaat het om een geschil tussen twee mentoren over de vaccinatie van hun dochter tegen COVID-19. Het verzoek van de ene mentor, [verzoeker/mentor 1], is gericht op het verkrijgen van vervangende toestemming van de kantonrechter om de dochter te laten vaccineren met een boostervaccin. De andere mentor, [mentor 2], is van mening dat vaccinatie niet in het belang van de dochter is, omdat zij al antistoffen heeft en eerder is gevaccineerd. De kantonrechter heeft kennisgenomen van verschillende stukken, waaronder e-mails en verweren van beide mentoren, en heeft op 23 mei 2022 een mondelinge behandeling gehouden.

De kantonrechter overweegt dat de wet niet voorziet in de mogelijkheid tot geschillenbeslechting door de kantonrechter in deze situatie. De kantonrechter verwijst naar een conclusie van de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad, waarin wordt gesteld dat er geen ongeschreven regel bestaat die een andere vorm van controle door de rechter mogelijk maakt. Gelet op deze overwegingen concludeert de kantonrechter dat zij niet bevoegd is om een beslissing te nemen over het verzoek van [verzoeker/mentor 1].

Ten overvloede merkt de kantonrechter op dat [verzoeker/mentor 1] bevoegd was om de dochter te laten vaccineren zonder toestemming van [mentor 2], aangezien beide mentoren zowel gezamenlijk als ieder afzonderlijk bevoegd zijn verklaard. De kantonrechter verklaart het verzoek daarom niet-ontvankelijk.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Haarlem
Zaaknummer: 9656142 BZ VERZ 22-413 SB
Uitspraakdatum:

Beschikking van de kantonrechter

op het machtigingsverzoek van:
[verzoeker/mentor 1] ,
geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum 1] ,
van wie het adres bekend is bij deze rechtbank,
hierna ook te noemen: [verzoeker/mentor 1] ,
in het mentorschap van:
[betrokkene] ,
geboren te [geboorteplaats 2] op [geboortedatum 2] ,
van wie het adres bekend is bij deze rechtbank,
hierna ook te noemen: betrokkene,
van wie mentoren zijn:
[verzoeker/mentor 1] voornoemd
en
[mentor 2] ,
geboren te [geboorteplaats 3] op [geboortedatum 3] ,
van wie het adres bekend is bij deze rechtbank,
hierna ook te noemen: [mentor 2] ,
gemachtigde: mr. Ö.G. Öztürk.

procedure

De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
  • het machtigingsverzoek, ter griffie ingekomen op 27 januari 2022;
  • de e-mail van [verzoeker/mentor 1] , ter griffie ingekomen op 27 januari 2022;
  • de aanvullingen op het verzoek, ter griffie ingekomen op 28 januari 2022;
  • de e-mail van [verzoeker/mentor 1] , ter griffie ingekomen op 31 januari 2022;
  • het verweer van [mentor 2] , ter griffie ingekomen op 16 februari 2022;
  • de stelbrief van mr. Ö.G. Öztürk met bijlage, ter griffie ingekomen op 6 april 2022;
  • de e-mail van [mentor 2] , ter griffie ingekomen op 13 april 2022;
  • de producties van mr. Ö.G. Öztürk, ter griffie ingekomen op 23 mei 2022.
Een mondelinge behandeling van het verzoekschrift heeft plaatsgevonden op 23 mei 2022.

beoordeling

Bij beschikking van de kantonrechter van 21 september 2021 zijn [verzoeker/mentor 1] en [mentor 2] benoemd tot mentoren over betrokkene.
Het machtigingsverzoek van [verzoeker/mentor 1] strekt tot het verkrijgen van vervangende toestemming van de kantonrechter om betrokkene te laten vaccineren met een boostervaccin tegen COVID-19. [verzoeker/mentor 1] en [mentor 2] kunnen geen overeenstemming vinden over de vraag of hun dochter gevaccineerd moet worden met een boostervaccin.
Hiertoe voert [verzoeker/mentor 1] aan dat hij betrokkene wil beschermen tegen het virus door de richtlijnen van het RIVM hieromtrent op te volgen. Omdat betrokkene vanwege haar geestelijke en lichamelijke toestand behoort tot een kwetsbare groep die dagelijks in aanraking komt met andere kwetsbare personen of zorgverleners, is de bescherming van het vaccin in de ogen van [verzoeker/mentor 1] noodzakelijk voor betrokkene.
Volgens [mentor 2] is het niet in het belang van betrokkene om haar te laten vaccineren met een boostervaccin. Na een bloedonderzoek bij betrokkene is vastgesteld dat zij al antistoffen tegen COVID-19 in haar bloed heeft. Een nieuwe vaccinatie is daarom volgens [mentor 2] niet nodig. Ook benadrukt [mentor 2] dat betrokkene al tweemaal is gevaccineerd tegen
COVID-19. [verzoeker/mentor 1] heeft betrokkene zonder toestemming van [mentor 2] laten vaccineren en [mentor 2] vindt dit zeer kwalijk. Verder geeft [mentor 2] aan dat de vaccins tegen COVID-19 zich nog in een experimentele fase bevinden en de middellange en lange termijn effecten nog niet bekend zijn. Het toedienen van het vaccin vormt hiermee een risico voor de gezondheid van betrokkene. Vanwege de experimentele fase is de code van Neurenberg van toepassing en hadden beide mentoren toestemming moeten geven voor de vaccinatie, aangezien betrokkene dit niet zelf kan. Ook de richtlijnen van het RIVM zijn onvoldoende op wetenschappelijk bewijs gebaseerd, omdat de onafhankelijkheid van het OMT geschonden is door bemoeienis van het Ministerie van Volksgezondheid. Daarnaast voert [mentor 2] nog aan dat inmiddels is aangetoond dat een gevaccineerd persoon minstens net zo besmettelijk is als een persoon die COVID-19 op natuurlijke wijze heeft doorstaan.
De kantonrechter overweegt als volgt.
Naar het oordeel van de kantonrechter voorziet de wet in deze niet in de mogelijkheid tot geschillenbeslechting. De kantonrechter verwijst in dit verband naar de conclusie van de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad, mr. Huydecoper, van 11 januari 2013 (ECLI:NL:PHR:2013:BY8145). In deze conclusie staat onder meer:
“de wet voorziet hier in een specifieke en betrekkelijk "lichte" vorm van rechterlijke controle op het beleid van de mentor. Daarmee onverenigbaar lijkt mij dan, aan te nemen dat er een ongeschreven regel bestaat die een wezenlijk andere en ingrijpendere vorm van controle - door een rechtstreeks beroep op de rechter - mogelijk zou maken. (…) immers toe dat de wet in het algemeen geen plaats biedt voor het voorleggen, aan de rechter, van meningsverschil over de juistheid van beleidsbeslissingen van een mentor, (…)”.
Gelet op het voorgaande concludeert de kantonrechter dat zij niet bevoegd is een beslissing te nemen over het verzoek en zal het verzoek daarom niet-ontvankelijk verklaren.
Ten overvloede merkt de kantonrechter op dat [verzoeker/mentor 1] bevoegd was betrokkene te laten vaccineren zonder toestemming van [mentor 2] . Immers, bij beschikking van 21 september 2021 is door de kantonrechter bepaald dat beide mentoren zowel gezamenlijk, als ieder afzonderlijk bevoegd zijn.

beslissing

De kantonrechter verklaart het verzoek niet-ontvankelijk.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.T. Goossens, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter