Op 17 juni 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een zaak tussen de commanditaire vennootschap GEM Bloemendalerpolder C.V. en de gedeputeerde staten van Noord-Holland. De zaak betreft een verzoek om een voorlopige voorziening tegen een last onder dwangsom die aan verzoeksters was opgelegd vanwege een vermeende overtreding van de Wet natuurbescherming (Wnb). Verweerder stelde dat er onvoldoende functioneel compensatiegebied beschikbaar was voor de beschermde diersoorten in het kader van een woningbouwproject in de Bloemendalerpolder. De voorzieningenrechter oordeelde dat de last onder dwangsom terecht was opgelegd, omdat verzoeksters niet voldaan hadden aan de voorschriften van de ontheffingen die waren verleend voor het project. De voorzieningenrechter concludeerde dat er sprake was van een overtreding van artikel 5.3, vierde lid, Wnb, en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die aanleiding gaven om van handhavend optreden af te zien. Het verzoek om schorsing van de last onder dwangsom werd afgewezen, omdat dit zou leiden tot het afvangen van beschermde diersoorten naar een compensatiegebied dat niet geschikt was. De voorzieningenrechter benadrukte het belang van de bescherming van de natuur en de noodzaak om te voldoen aan de wettelijke eisen.