In deze strafzaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 12 mei 2022 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van seksueel misbruik van zijn stiefdochter. De tenlastelegging omvatte meerdere ernstige beschuldigingen, waaronder het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer, dat op het moment van de feiten minderjarig was. De verdachte heeft de beschuldigingen ten stelligste ontkend. Tijdens de rechtszitting op 28 april 2022 heeft de officier van justitie gevorderd tot bewezenverklaring van de feiten en een gevangenisstraf van dertig maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk. De verdediging heeft gepleit voor vrijspraak.
De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer, die in het verleden misbruik had gemeld, als betrouwbaar aangemerkt, maar vond dat deze onvoldoende steun vonden in ander bewijs. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaringen van het slachtoffer te vaag waren en niet voldoende concreet ondersteund werden door andere getuigen of bewijsstukken. Hierdoor kon de rechtbank niet tot een bewezenverklaring komen. De verdachte is dan ook vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten.
Daarnaast heeft de rechtbank de benadeelde partij, vertegenwoordigd door de moeder van het slachtoffer, niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte van de feiten is vrijgesproken. De rechtbank heeft bepaald dat beide partijen hun eigen proceskosten dragen.