In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 17 mei 2022 uitspraak gedaan in een beroep van eiseres, een B.V., tegen een last onder dwangsom opgelegd door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hollands Kroon. De last onder dwangsom was opgelegd vanwege het gebruik van het accommodatieschip '[naam schip]' als logiesaccommodatie voor tijdelijke werknemers, wat in strijd zou zijn met het bestemmingsplan. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit van 3 november 2020, waarin de last onder dwangsom werd opgelegd, en tegen het invorderingsbesluit van 10 augustus 2021, waarbij het maximale bedrag aan dwangsommen van € 200.000 werd ingevorderd.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het gebruik van het schip als logiesaccommodatie niet valt onder de doelstellingen van het bestemmingsplan, dat enkel recreatief gebruik toestaat. De rechtbank oordeelde dat er geen zicht op legalisatie was, aangezien de aanvraag voor een omgevingsvergunning was ingetrokken en verweerder geen medewerking wilde verlenen aan het planologisch strijdig gebruik. Eiseres had aangevoerd dat de hoogte van de dwangsom niet in verhouding stond tot de overtredingen, maar de rechtbank oordeelde dat de dwangsom was gebaseerd op het financiële voordeel van de overtreding en dat de opgelegde dwangsom in stand kon blijven.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat verweerder in redelijkheid had kunnen besluiten tot het opleggen van de last onder dwangsom en de invordering van het maximale bedrag aan dwangsommen. De uitspraak benadrukt het belang van handhaving van bestemmingsplannen en de voorwaarden waaronder handhavend optreden kan plaatsvinden.