In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 9 mei 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Novartis AG en Teva c.s. De procedure betreft een verzoek tot verwijzing naar de rechtbank Den Haag in verband met de samenhang met een andere procedure die daar aanhangig is. Novartis, eiseres, heeft een kort geding aangespannen tegen Teva B.V., Pharmachemie B.V. en Teva GmbH, gedaagden, met betrekking tot vermeende octrooi-inbreuk op het octrooi EP 894. De voorzieningenrechter heeft ambtshalve overleg gevoerd met de voorzieningenrechter in Den Haag, die eerder een vergelijkbare zaak heeft behandeld. Teva c.s. heeft de verwijzing ondersteund, stellende dat er identieke feitelijke en juridische geschilpunten zijn tussen de twee zaken. Novartis heeft echter betoogd dat er geen verknochtheid is, omdat de juridische grondslagen en vorderingen verschillen. De voorzieningenrechter heeft uiteindelijk geoordeeld dat er wel degelijk sprake is van verknochtheid en dat het in het belang van een goede rechtsbedeling is dat beide zaken door dezelfde rechter worden behandeld. De zaak is daarom verwezen naar de rechtbank Den Haag voor verdere behandeling.