ECLI:NL:RBNHO:2022:3955
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het recht op uitkering op grond van de Wet WIA na hersteldverklaring en wachttijd
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 29 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiseres, die sinds 2010 ziek is, heeft in beroep gesteld dat zij recht heeft op een uitkering op grond van de Wet WIA, omdat zij 104 weken arbeidsongeschikt zou zijn geweest. De rechtbank heeft de zaak behandeld naar aanleiding van een besluit van de verweerder, waarin werd vastgesteld dat eiseres de wachttijd van 104 weken niet had volbracht. Eiseres had eerder een hersteldverklaring ontvangen, maar betwistte de geldigheid daarvan en voerde aan dat haar klachten, die later als MS zijn vastgesteld, niet goed waren ingeschat.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de primaire arts een zorgvuldige beoordeling heeft uitgevoerd en dat de hersteldverklaring op zichzelf geen doorslaggevende betekenis heeft. De rechtbank oordeelde dat er geen medische gronden zijn aangevoerd die de eerdere besluiten van de verweerder zouden ondermijnen. Eiseres heeft geen nieuwe medische gegevens ingebracht die de sociaal-medische beoordeling zouden kunnen betwisten. De rechtbank concludeert dat de beoordeling van de verweerder voldoet aan de eisen die door de Centrale Raad van Beroep zijn gesteld en dat het beroep ongegrond is.
De uitspraak benadrukt het belang van een zelfstandige beoordeling van de wachttijd en de rol van medische gegevens in het proces. De rechtbank heeft geoordeeld dat eiseres niet is benadeeld door het ontbreken van een hoorzitting in de bezwaarfase, aangezien zij haar standpunten voldoende heeft kunnen toelichten tijdens de zitting.