Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.[gedaagde 1],
1.De procedure
- de dagvaarding van 21 maart 2022 met 12 producties, door DG Packaging uitgebracht tegen [gedaagde 1] en [gedaagde 2];
- de dagvaarding van 22 maart 2022 met 12 producties, door DG Packaging uitgebracht tegen Dutch DG Services;
- de door DG Packaging op 28 maart 2022 ingebrachte akte wijziging van eis;
- de door [gedaagde 1] c.s. op 28 maart 2022 ingebrachte producties 1 t/m 5;
- de door DG Packaging op 29 maart 2022 ingebrachte aanvullende productie 13;
- het door [gedaagde 1] c.s. op 30 maart 2022 ingebrachte verweerschrift en de aanvullende productie 6;
- de door [gedaagde 1] c.s. op 30 maart 2022 ingebrachte aanvullende producties 7 t/m 9;
- de mondelinge behandeling van 31 maart 2022, waarvan door de griffier aantekeningen zijn bijgehouden en waarbij door de advocaat van DG Packaging pleitaantekeningen zijn overgelegd.
2.Feiten
Het is zowel opdrachtnemer als de persoon die is aangewezen door de opdrachtnemer toegestaan, naast de werkzaamheden bij opdrachtgever, werkzaamheden te verrichten ten behoeve van anderen dan opdrachtgever, zonder dat daar vooraf toestemming van opdrachtgever voor moet worden gevraagd. Het is de persoon niet toegestaan om de werkzaamheden te verrichten door opdrachtnemers die reeds via de opdrachtgever zijn benaderd.’
Het adviseren en het verlenen van diensten op het gebied van het lucht-, weg- en zeevervoer van met name gevaarlijke stoffen, waaronder het bemiddelen, het aanvragen van vervoersvergunningen casu quo ontheffingen zowel nationaal als internationaal. Het verlenen van diensten casu quo bemiddelen bi] het verzorgen, verpakken, doen verpakken en doen verzenden van met name gevaarlijke stoffen. Het controleren van gereedgemaakte casu quo verpakte zendingen. Het doen op- en overslaan van verpakte gevaarlijke stoffen, alsmede reguliere vracht.’ Dutch DG Services heeft een e-erkenningsstatus.
3.Het geschil
Primair: Dutch DG Services veroordeelt tot het staken en gestaakt houden van haar ondernemingsactiviteiten samenhangend met de aan Dutch DG Services toegekende e-erkenningshouderstatus, zolang [gedaagde 1] en/of [gedaagde 2] als (middellijk) aandeelhouder/bestuurder, of anderszins, betrokken is/zijn bij Dutch DG Services, in ieder geval voor de periode van de (resterende) duur van het met [gedaagde 2] overeengekomen concurrentiebeding, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
Subsidiair: [gedaagde 1] en [gedaagde 2] verbiedt rechtstreeks dan wel indirect werkzaamheden te verrichten, in welke vorm dan ook, al dan niet bezoldigd, voor of ten behoeve van Dutch DG Services en/of een zaak/onderneming gelijk aan de bedrijfsuitoefening van DG Packaging, ten minste voor de (resterende) duur van het overeengekomen concurrentiebeding, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
4.De beoordeling
Spoedeisend belang
(…) Opdrachtnemer zal zonder schriftelijke toestemming van opdrachtgever gedurende de managementovereenkomst en na het einde hiervan een tijdvak van een jaar, niet in enigerlei vorm een zaak gelijk aan de bedrijfsuitoefening van opdrachtgever (het doen (her)verpakken van gevaarlijke stoffen en direct aanverwante logistieke werkzaamheden), drijven of mede drijven of doen drijven, hetzij direct, hetzij indirect, alsook financieel in welke vorm ook bij een dergelijke zaak belang hebben, daarin of daarvoor op enigerlei wijze werkzaam zijn, al dan niet in dienstbetrekking hetzij tegen vergoeding hetzij om niet, of daarin aandeel hebben binnen een straal van 100 km waar opdrachtgever/inlener gevestigd is, zulks op verbeurte van een direct opeisbare boete van € 1.500,-- per gebeurtenis en tevens € 1.000,-- per iedere dag dat zij in overtreding is te betalen aan opdrachtgever onverminderd het recht van opdrachtgever om volledige schadevergoeding te vragen. Het concurrentiebeding geldt niet als de opdrachtgever de managementovereenkomst opzegt.
Opdrachtgever [betrokkene 2]’ en ‘
Opdrachtnemer [gedaagde 1]’ een handtekening. [gedaagde 1] heeft aangevoerd dat zij niet eerder dan sinds deze procedure bekend was met het Addendum en dus ook dat zij, of iemand anders namens haar, dit stuk niet heeft ondertekend. De handtekening die onder het Addendum staat is niet haar handtekening en dus maakt het Addendum geen onderdeel uit van de Managementovereenkomst (waarin geen concurrentiebeding is opgenomen). Ter onderbouwing van haar verweer heeft [gedaagde 1] verwezen naar kopieën van haar identiteitskaart, de Arbeidsovereenkomst, bankverklaringen en recente vervoersdocumenten, waarop een volstrekt andere handtekening van [gedaagde 1] staat dan op de Managementovereenkomst en het Addendum.
willenmaken, toen zij vanaf 1 mei 2021 weer voltijds voor DG Packaging kwam werken, maar vooralsnog kan, in het kader van deze kortgedingprocedure, niet worden aangenomen dat tussen partijen ook daadwerkelijk nadere afspraken waaronder een concurrentiebeding zijn overeengekomen. Dat, zoals DG Packaging stelt, (i) [gedaagde 1] op 28 april 2021 op kantoor aanwezig was, (ii) nergens uit blijkt dat zij op of rond die datum niet in staat zou zijn (digitaal) te tekenen, en (iii) aan [gedaagde 1] medio 2021 een concept aandeelhoudersovereenkomst met daarin een concurrentiebeding is aangeboden (maar niet is aanvaard), staat niet ter discussie, maar maakt het voorgaande niet anders.
zakelijke vriendin’ beschouwde, tijdens dit gesprek niets heeft verteld over de oprichting van de met DG Packaging concurrerende vennootschap. Dat zij, zoals zij op de mondelinge behandeling heeft verklaard, ‘
daartoe de noodzaak niet zag’ acht de voorzieningenrechter onbegrijpelijk. Wie met een ander verkeert moet zich ook rekenschap geven van de gerechtvaardigde belangen van die ander. [gedaagde 1] had op haar vingers na kunnen tellen dat de oprichting van haar eigen concurrerende onderneming voor [betrokkene 2] van groot belang was. Daarover had zij [betrokkene 2] moeten inlichten. [gedaagde 1] is hiermee op ongepaste wijze met de belangen van haar (ex-)opdrachtgever omgegaan en heeft zich gedragen in strijd met de maatschappelijke zorgvuldigheid.
- griffierecht € 676,00
- salaris advocaat