ECLI:NL:RBNHO:2022:3461

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 mei 2022
Publicatiedatum
20 april 2022
Zaaknummer
C/15/325506 / HA ZA 22-138
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in incident betreffende voorlopige voorziening en inzage in financiële stukken

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 4 mei 2022 een vonnis in incident gewezen. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.W. Spanjer, heeft in de hoofdzaak HMK Medical B.V. aangeklaagd voor een bedrag van € 30.250,- en € 20.000,-, vermeerderd met rente en kosten, alsook een percentage van de winst over 2020 en 2021. De eiser stelt dat HMK Medical tekortschiet in haar betalingsverplichtingen uit een overeenkomst. In het incident vordert de eiser dat de rechtbank HMK Medical zal veroordelen om bepaalde financiële documenten aan hem af te geven, gebaseerd op artikel 223 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).

HMK Medical, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.G. Jansen, voert verweer en stelt dat de gevorderde afgifte niet als een voorlopige voorziening kan worden aangemerkt. De rechtbank oordeelt dat de vordering van de eiser feitelijk gebaseerd is op artikel 843a Rv, dat inzage in bescheiden regelt. De rechtbank stelt vast dat de eiser geen rechtmatig belang heeft bij de gevorderde afgifte van de stukken over 2020, aangezien hij deze zelf heeft opgesteld. Ook voor de stukken over 2021 en 2022 heeft de eiser zijn belang onvoldoende onderbouwd.

De rechtbank wijst de vordering van de eiser af en veroordeelt hem in de proceskosten van het incident, begroot op € 563,00 aan salaris advocaat. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad en de hoofdzaak zal op 20 juli 2022 weer op de rol komen voor beraad over een comparitie.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats [plaats]
zaaknummer / rolnummer: C/15/325506 / HA ZA 22-138
Vonnis in incident van 4 mei 2022
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats],
eiser in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
advocaat mr. J.W. Spanjer te Heemstede,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HMK MEDICAL B.V.,
gevestigd te [plaats],
gedaagde in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. M.G. Jansen te Haarlem.
Partijen zullen hierna [eiser] en HMK Medical genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding tevens incidentele vordering tot het treffen van een voorlopige voorziening
  • de conclusie van antwoord in het incident tevens conclusie van antwoord in de hoofdzaak tevens houdende eis in reconventie
  • de akte naar aanleiding van producties van de zijde van [eiser]
  • de akte uitlating productie in het incident van de zijde van HMK Medical.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De beoordeling in het incident

2.1.
In de hoofdzaak vordert [eiser] veroordeling van HMK Medical tot betaling van een bedrag van € 30.250,- en een bedrag van € 20.000,- te vermeerderen met rente en kosten en tot betaling van een bedrag ten belope van 5% over de resterende winst van HMK Medical over 2020 en 2021. [eiser] stelt dat HMK Medical toerekenbaar tekort schiet in het nakomen van haar betalingsverplichting uit een overeenkomst tussen partijen.
2.2.
In het incident vordert [eiser] dat de rechtbank HMK Medical zal veroordelen om aan hem af te geven in origineel dan wel waarheidsgetrouwe kopieën daarvan:
  • de kolommenbalans per 31 december 2021 respectievelijk 2022
  • de grootboekrekeningen met alle mutaties over 2020 respectievelijk 2021
  • de jaarcijfers en overige jaarstukken over 2020 respectievelijk 2021
  • de openstaande posten debiteuren en crediteuren per 31 december 2020 respectievelijk 2021
  • de voorraad inventarisatie per 31 december 2020 respectievelijk 2021
  • de activastaten per 31 december 2020 respectievelijk 2021.
Hij baseert zijn vordering op artikel 223 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), een voorziening voor de duur van het geding.
2.3.
HMK Medical voert verweer. Zij voert aan dat de gevorderde afgifte niet als provisionele voorziening valt aan te merken omdat afgifte naar haar aard niet tijdelijk is. Voorts voert zij aan dat [eiser] geen belang heeft bij de gevorderde afgifte van financiële stukken over 2020. Daarbij stelt zij dat [eiser] van beroep boekhouder is en directeur is van Administratiekantoor PBS Advies B.V. aan wie door HMK Medical de opdracht is gegeven om de financiële stukken van de onderneming op te stellen, onder andere voor het opstellen van de jaarcijfers en de jaarrekening. Zij wijst er op dat uit de door haar als productie 2 overgelegde jaarrekening ook blijkt dat deze door [eiser] is opgesteld en dat HMK Medical over 2020 verlies geleden heeft zodat aan [eiser] geen aanspraak op een winstdeel toekomt en hij dus geen (spoedeisend) belang heeft bij zijn incidentele vordering. Daarnaast voert HMK Medical aan dat [eiser] ook geen belang heeft bij de door hem gevraagde stukken over 2021. Zij wijst er op dat de afspraken waarop [eiser] zijn vordering in de hoofdzaak baseert van kracht waren tot en met 31 december 2020, dat er in artikel 8 van die overeenkomst is bepaald dat de partners in november 2020 om de tafel zouden gaan zitten om ieders betrokkenheid op basis van de levensvatbaarheid en het toekomstperspectief van HMK Medical te bespreken maar dat er geen nadere afspraken zijn gemaakt tussen de partners. Tot slot stelt HMK Medical dat [eiser] ook niet heeft bijgedragen aan de door HMK Medical in 2021 behaalde winst zodat hij ook op die grond geen belang heeft bij afgifte van de stukken over 2021.
2.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
2.5.
De rechtbank stelt voorop dat hoewel [eiser] zijn vordering baseert op artikel 223 Rv hij zich daarbij baseert op een onjuiste rechtsregel. Artikel 223 Rv ziet op toewijzing van een vordering tot een voorlopige voorziening voor de duur van het geding. Afgifte van de gevraagde stukken kan niet worden aangemerkt als een tijdelijke voorziening voor de duur van het geding. De afgifte kan na afloop van het geding niet meer ongedaan gemaakt worden omdat de kennis van [eiser] van de inhoud van die stukken niet meer ongedaan gemaakt kan worden.
2.6.
Feitelijk is de vordering van [eiser] een vordering op grond van artikel 843a Rv. Op grond van het bepaalde in artikel 25 Rv dient de rechter ambtshalve de rechtsgronden aan te vullen. Dit betekent dat het feit dat [eiser] de aan zijn vordering ten grondslag gelegde rechtsverhouding onjuist heeft gekwalificeerd, de rechter niet ontslaat van zijn uit dat artikel voortvloeiende verplichting om ambtshalve te onderzoeken of de aan de vordering ten grondslag gelegde feiten die vordering kunnen dragen. (ECLI:NL:HR:1998:ZC2655).
2.7.
Bij de beoordeling van de incidentele vordering van [eiser] op grond van artikel 843a Rv geldt als uitgangspunt dat dit artikel niet voorziet in een onbeperkt recht op inzage van bescheiden jegens degene die deze te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft, maar dat deze bepaling het recht op inzage, afschrift of uittreksel van bepaalde bescheiden afhankelijk stelt van een aantal cumulatieve vereisten. Op grond van het eerste lid van artikel 843a Rv moet de eiser, in dit geval [eiser], een rechtmatig belang hebben bij de afgifte of inzage, moet het gaan om bepaalde bescheiden en moeten die bescheiden zien op een rechtsbetrekking waarbij hij partij is; daaronder valt mede een rechtsbetrekking uit onrechtmatige daad. Artikel 843a Rv biedt echter niet de mogelijkheid voor het opvragen van documenten waarvan eiser slechts vermoedt dat zij wel eens steun zouden kunnen geven aan haar stellingen in de hoofdzaak.
2.8.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft [eiser] in ieder geval geen belang bij de gevorderde afgifte van de stukken over 2020. HMK Medical heeft de jaarstukken over 2020 in het geding gebracht en hieruit blijkt dat deze stukken door [eiser] zelf zijn opgesteld. Hieruit blijkt dat hij dus al kennis heeft van deze jaarstukken en naar mag worden aangenomen ook van de inhoud van de bescheiden waarop die jaarstukken zijn gebaseerd. Om die reden heeft [eiser] bij afgifte van deze stukken geen belang en wordt dit deel van zijn vordering afgewezen.
2.9.
Voor zover zijn vordering ziet op afgifte van stukken van HMK Medical die betrekking hebben op 2021 en 2022 wordt geoordeeld dat [eiser] zijn belang bij afgifte van deze stukken onvoldoende heeft onderbouwd. Uit de door [eiser] overgelegde overeenkomst blijkt dat de afspraken waarop hij zich beroept gelden tot en met 31 december 2020. [eiser] heeft geen feiten en omstandigheden gesteld die nu tot het oordeel kunnen leiden dat hij ook voor de jaren daarna rechten kan ontlenen aan deze overeenkomst en daarom belang heeft bij de afgifte van de stukken over 2021 en 2022. Ook dit deel van zijn vordering wordt afgewezen.
2.10.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld.

3.De beslissing

De rechtbank
in het incident
3.1.
wijst het gevorderde af,
3.2.
veroordeelt [eiser] in de kosten van het incident, aan de zijde van HMK Medical tot op heden begroot op € 563,00 aan salaris advocaat,
3.3.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in de hoofdzaak
3.4.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
20 juli 2022voor beraad rolrechter omtrent het bepalen van een comparitie.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S.J. Thijs en in het openbaar uitgesproken op 4 mei 2022. [1]

Voetnoten

1.Conc.: 1155