ECLI:NL:RBNHO:2022:338

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 januari 2022
Publicatiedatum
18 januari 2022
Zaaknummer
9512734
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en vergoedingen in arbeidsrechtelijke geschil

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 18 januari 2022 uitspraak gedaan in een arbeidsrechtelijk geschil tussen een werknemer, aangeduid als verzoeker, en zijn werkgever, DNR Energy B.V. De werknemer was op staande voet ontslagen en maakte aanspraak op een transitievergoeding, een billijke vergoeding en een gefixeerde schadevergoeding. De kantonrechter oordeelde dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig was, omdat de werknemer herhaaldelijk te laat op het werk was verschenen, wat een dringende reden voor ontslag opleverde. De rechter concludeerde dat de werknemer geen recht had op de gevraagde vergoedingen, omdat het ontslag gerechtvaardigd was en de werknemer zelf verantwoordelijk was voor de omstandigheden die tot het ontslag leidden. Daarnaast werd het verzoek om achterstallig salaris afgewezen, omdat de werknemer had ingestemd met een wijziging van zijn arbeidsvoorwaarden. De werkgever werd wel veroordeeld tot het verstrekken van een eindafrekening met een deugdelijke bruto/netto-specificatie. De proceskosten werden aan de werknemer opgelegd, omdat hij ongelijk kreeg in zijn verzoeken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 9512734 \ AO VERZ 21-85 (rvk)
Uitspraakdatum: 18 januari 2022
Beschikking in de zaak van:
[verzoeker]
wonende te [woonplaats]
verzoekende partij
verder te noemen: [verzoeker]
gemachtigde: mr. C. Sesver, advocaat te Alkmaar
tegen
de besloten vennootschap
DNR Energy B.V.,
gevestigd en zaakdoende te Alkmaar
verwerende partij
verder te noemen: DNR
gemachtigde: mr. S.D. Kurz, Kurz Legal Counseling B.V.
De zaak in het kort
Een werknemer berust in het hem gegeven ontslag op staande voet, maar maakt aanspraak op de transitievergoeding, de billijke vergoeding en de gefixeerde schadevergoeding. De kantonrechter komt tot het oordeel dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is gegeven en dus zullen de vergoedingen niet worden toegekend. Verder gaat het in deze zaak om de hoogte van het salaris. Tussen de werkgever en de werknemer bestond een afspraak dat de werknemer een hoger salaris zou ontvangen in ruil voor inleveren van ADV-uren, reisuren en reiskosten door werknemer. Omdat komt vast te staan dat die regeling op verzoek van werknemer weer is teruggedraaid, hoeft de werkgever niet langer het hogere loonbedrag te betalen.

1.Het procesverloop

1.1.
[verzoeker] heeft een verzoek gedaan om DNR te veroordelen tot betaling van een transitievergoeding. DNR heeft een verweerschrift ingediend.
1.2.
Op 21 december 2021 heeft een zitting plaatsgevonden. [verzoeker] is in persoon verschenen, vergezeld door zijn gemachtigde. Namens DNR zijn verschenen dhr. [xxx] en dhr. [yyy] , vergezeld door de gemachtigde. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. [verzoeker] en DNR hebben gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd. Voorafgaand aan de zitting heeft [verzoeker] bij brieven van 17 en 20 december 2021 nog stukken toegezonden. DNR heeft bij brieven van 16 en 21 december 2021 nog stukken toegezonden.
2. De feiten
2.1.
[verzoeker] , geboren [geboortedatum] , is op 1 januari 2018 in dienst getreden bij DNR. De laatste functie die [verzoeker] vervulde, is die van monteur.
2.2.
Op 1 juli 2020 is tussen [verzoeker] en DNR afgesproken dat hij een salaris zou ontvangen van € 2.650,- netto per maand (€ 3.763,63 bruto) in plaats van het salaris van € 2.000,- netto dat tot dan toe gold.
2.3.
DNR heeft in de periode juli 2020 tot en met december 2020 eerdergenoemd salaris van € 2.650,- netto per maand betaald. Vanaf januari 2021 betaalt DNR een maandelijks salaris van € 2.201,19 netto.
2.4.
Op 27 augustus 2021 is [verzoeker] in een gesprek met DNR op staande voet ontslagen.
2.5.In de ontslagbrief van die dag staat – zakelijk weergegeven – als dringende reden omschreven dat [verzoeker] er een gewoonte van maakt te laat op het werk te komen waardoor de bedrijfsvoering van DNR in het gedrang komt.
2.6.
[verzoeker] heeft berust in het ontslag op staande voet.

3.Het verzoek

3.1.
[verzoeker] verzoekt DNR te veroordelen tot betaling van een transitievergoeding van € 4.294,25 bruto. [verzoeker] verzoekt ook dat hem een billijke vergoeding van € 5.000,- bruto en de gefixeerde schadevergoeding van € 4.986,88 bruto wordt toegekend. Verder verzoekt [verzoeker] uitbetaling van achterstallig salaris van € 7.633,22 bruto inclusief vakantietoeslag.
3.2.
Aan dit verzoek legt [verzoeker] ten grondslag – kort gezegd – dat aan het ontslag geen geldige dringende reden ten grondslag ligt, zodat [verzoeker] recht heeft op een transitievergoeding van € 4.294,25 bruto.
3.3.
Omdat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is gegeven, heeft DNR ernstig verwijtbaar gehandeld en maakt [verzoeker] aanspraak op een billijke vergoeding van € 5.000,- bruto.
3.4.
Omdat het ontslag onregelmatig gegeven is, is DNR op grond van artikel 7:672 lid 11 BW een schadevergoeding verschuldigd gelijk aan het loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had behoren voort te duren. Op de overeenkomst is de wettelijke opzegtermijn van toepassing, van in dit geval, één maand. De gefixeerde schadevergoeding komt daarmee op € 4.986,88 bruto.
3.5.
Tussen januari 2021 en 27 augustus 2021 heeft DNR per maand een bedrag van € 893,63 bruto exclusief vakantietoeslag te weinig uitbetaald. Dit betekent dat [verzoeker] nog 7 maal € 893,63 bruto tegoed heeft, plus een bedrag van € 812,39 bruto (periode 1 tot en met 27 augustus). Vermeerderd met vakantietoeslag komt dit op € 7.633,22 bruto. Omdat DNR te laat is met betalen, heeft [verzoeker] ook recht op de wettelijke verhoging.
3.6.
[verzoeker] verzoekt voorts een eindafrekening met een deugdelijke bruto/netto specificatie.
3.7.
[verzoeker] maakt tot slot aanspraak op de wettelijke rente over de te betalen bedragen en tevens maakt hij aanspraak op vergoeding van de volledige advocaatkosten van € 5.000,- exclusief btw.

4.Het verweer

4.1.
DNR verweert zich en stelt dat het verzoek om haar te veroordelen tot betaling van de transitievergoeding, billijke vergoeding, gefixeerde schadevergoeding en achterstallig loon moet worden afgewezen.
4.2.
DNR voert daartoe – samengevat – het volgende aan. Het ontslag op staande voet is onverwijld gegeven wegens een dringende reden. Omdat het ontslag rechtsgeldig is dienen de verzochte transitievergoeding, billijke vergoeding en gefixeerde schadevergoeding te worden afgewezen.
4.3.
Er is geen sprake van een achterstand in de loonbetalingen. [verzoeker] heeft gekregen waar hij recht op heeft; [verzoeker] heeft zelf ingestemd met een verlaging van zijn loon.

5.De beoordeling

5.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of DNR moet worden veroordeeld tot betaling van een transitievergoeding, een billijke vergoeding en of een gefixeerde schadevergoeding moet worden toegekend. Ook is aan de orde of [verzoeker] recht heeft op uitbetaling van achterstallig loon.
Transitievergoeding, billijke vergoeding en gefixeerde schadevergoeding
5.2.
Voor die beoordeling of [verzoeker] recht heeft op de verzochte vergoedingen is van belang of het ontslag op staande voet rechtsgeldig is. Naar het oordeel van de kantonrechter is het ontslag op staande voet rechtsgeldig. Daarover wordt het volgende overwogen.
5.3.
De wettelijke regels voor ontslag op staande voet staan in het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Volgens die regels is zo’n ontslag alleen geldig als daarvoor een dringende reden is (artikel 7:677 lid 1 BW). Ook moet er onverwijld worden opgezegd en moet de dringende reden onverwijld worden meegedeeld aan de werknemer. Onverwijld betekent dat dit direct of zo snel mogelijk moet gebeuren. Het gaat er daarbij om dat het voor de werknemer onmiddellijk duidelijk moet zijn welke eigenschappen of gedragingen voor de werkgever aanleiding zijn geweest voor het beëindigen van de arbeidsovereenkomst.
5.4.
In de wet staan voorbeelden van een dringende reden voor een ontslag op staande voet. Een dringende reden kan bijvoorbeeld zijn dat een werknemer grovelijk de plichten ver-onachtzaamt die de arbeidsovereenkomst hem oplegt (artikel 7:678 lid 2, onderdeel k, BW).
5.5.
De kantonrechter moet bij de beoordeling van de dringende reden alle omstandigheden van het geval in aanmerking nemen. Belangrijk is de aard en ernst van de dringende reden. Ook kunnen meespelen de duur van de dienstbetrekking en de persoonlijke omstandigheden van de werknemer. Verder kan meewegen wat de gevolgen zijn voor de werknemer van een ontslag op staande voet. Maar ook als zo’n ontslag grote gevolgen heeft voor de werknemer, kan dat ontslag toch gerechtvaardigd zijn. Dat kan bijvoorbeeld zo zijn vanwege de aard en de ernst van de dringende reden (zie de uitspraak van de Hoge Raad van 21 januari 2000, te vinden op www.rechtspraak.nl onder nummer ECLI:NL:HR:2000:AA4436 (Hema)).
5.6.
DNR baseert het ontslag op staande voet daarop dat [verzoeker] structureel te laat komt. DNR heeft daarbij gesteld dat [verzoeker] op 12 maart 2021; 22 april 2021; 22 juni 2021; 15,19 en 29 juli 2021 en 23, 24, 26 en 27 augustus 2021 te laat op zijn werk is verschenen, althans niet op de afgesproken tijd klaarstond om opgehaald te worden. Het gaat daarbij volgens DNR niet om enkele minuten, maar eerder om telkens een half uur tot een uur, met een uitschieter op 27 augustus 2021 van tweeëneenhalf uur. DNR heeft ter onderbouwing van die stelling diverse Whatsapp-berichten en een uitdraai uit de verlofregistratie in het geding gebracht.
5.7.
[verzoeker] heeft daartegen in gebracht dat de keren dat hij te laat kwam het hooguit ging om vijf tot vijftien minuten. Gelet op de gemotiveerde onderbouwing door DNR van de data en tijdstippen/tijdsduur van het te laat komen, had van [verzoeker] verwacht mogen worden om zijn stellingen dat het telkens slechts om vijf tot vijftien minuten ging, nader te onderbouwen. [verzoeker] heeft echter alleen gezegd dat de overgelegde urenadministratie nietszeggend is. Dat is onvoldoende om de gemotiveerde stelling van DNR te weerspreken. Aan bewijslevering wordt niet toegekomen. Daarmee komt het structureel te laat komen van [verzoeker] vast te staan.
5.8.
Verder kan vastgesteld worden dat [verzoeker] gewaarschuwd is door DNR inzake het te laat komen. [verzoeker] heeft weliswaar gesteld dat de brief van DNR van 11 december 2020 met de officiële waarschuwing hem nooit bereikt heeft, maar DNR heeft daarover op de zitting verklaard dat de brief op 11 december 2020 eerst naar het oude adres van [verzoeker] is verzonden, maar een paar dagen later, op 14 december 2020, ook aangetekend naar zijn nieuwe, juiste, adres is verzonden. DNR heeft ter onderbouwing verwezen naar een afhaalbericht van PostNL (productie 5 bij verweerschrift). [verzoeker] heeft hierop niet gereageerd, waarmee de aangetekende verzending van de brief op 14 december 2020 naar het juiste adres komt vast te staan. Dat [verzoeker] die brief niet heeft afgehaald komt voor zijn risico. Daarbij komt dat het voldoende aannemelijk is geworden dat [verzoeker] op 6 april 2020 en 26 juni 2020 schriftelijke officiële waarschuwingen heeft gekregen, waarschuwingen die volgens DNR ook persoonlijk zijn overhandigd en die tot gevolg hadden dat [verzoeker] bij de derde waarschuwing de bedrijfsbus waarover hij de beschikking had, moest inleveren. [verzoeker] heeft dit onvoldoende gemotiveerd weersproken.
5.9.
Het meerdere malen (twaalf keer) in een periode van ongeveer een half jaar, ondanks waarschuwingen, substantieel – meer dan enkele minuten - te laat komen levert naar het oordeel van de kantonrechter een dringende reden op die het ontslag op staande voet rechtvaardigt. Omstandigheden aan de kant van [verzoeker] die maken dat het ontslag niet gerechtvaardigd is, zijn niet gebleken. De door hem overgelegde brief van de huisarts waarin staat dat sprake is van een dreigende Burn-out, mede in verband met de vele uren die hij als zzp-er maakte, is hiertoe onvoldoende. Hij heeft zich immers niet ziekgemeld op zijn werk.
5.10.
Het ontslag is ook onverwijld gegeven want [verzoeker] is op de dag dat hem het ontslag werd gegeven tweeëneenhalf half uur te laat op zijn werk verschenen. Daarmee was voor DNR de maat vol en het ontslag dat die dag volgde is als onverwijld aan te merken.
5.11.
De conclusie is dat er sprake is van dringende reden en dat het ontslag onverwijld is gegeven. Het ontslag is dus rechtsgeldig.
5.12.
Omdat hiervoor is geoordeeld dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is, zal het verzoek van [verzoeker] om toekenning van een billijke vergoeding en een vergoeding wegens onregelmatige opzegging worden afgewezen.
5.13.
Ook het verzoek om DNR te veroordelen tot betaling van een transitievergoeding wordt afgewezen. Hiervoor is geoordeeld dat sprake is van feiten en omstandigheden die een dringende reden opleveren voor ontslag op staande voet. Die feiten en omstandigheden brengen ook mee dat het eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van handelen of nalaten van [verzoeker] dat als ernstig verwijtbaar moet worden aangemerkt. Er zijn geen feiten of omstandigheden komen vast te staan die maken dat het niet toekennen van de transitievergoeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. De stelling dat [verzoeker] ziek was en daardoor te laat kwam is niet onderbouwd. Dat betekent dat de transitievergoeding niet verschuldigd is.
Achterstallig salaris
5.14.
[verzoeker] verzoekt uitbetaling van een bedrag van € 7.633,22 bruto aan achterstallig salaris.
5.15.
Ten aanzien van het salaris stelt [verzoeker] dat niet aan het schriftelijkheidsvereiste voor een wijziging in de arbeidsvoorwaarden is voldaan. Ter zitting is komen vast te staan dat er in juli 2020 een afspraak is gemaakt over een loonsverhoging van ongeveer € 200,- per maand netto en dat daarbovenop een bedrag van € 450,- netto maandelijks zou worden uitgekeerd als loon ter compensatie voor het opgeven van het recht op ADV-uren en uitbetaling van reisuren en overuren. Dit is volgens [verzoeker] ten onrechte eenzijdig in januari 2021 weer teruggedraaid, zonder dat er iets op schrift is gesteld. En dat laatste is in strijd met artikel 12 van de arbeidsovereenkomst. DNR stelt daartegenover dat dit op verzoek van [verzoeker] is gebeurd. Ter onderbouwing heeft DNR het Whatsapp-bericht van 23 februari 2021 overgelegd, waarin staat dat [verzoeker] graag ziet ‘dat mijn overeenkomst over het inleveren van overuren, reisuren en ADV-dagen voor een hoger salaris vernietigd wordt’ en dat ‘elk overuur/ reisuur dat ik gewerkt heb aan het einde van de maand gelijk uitbetaald wordt en mijn ADV dagen opgespaard’. Dat is een schriftelijk verzoek van de [verzoeker] waar DNR positief op heeft gereageerd. De in artikel 12 geformuleerde vereiste instemming van partijen blijkt uit het hiervoor aangehaalde Whatsapp-bericht met het verzoek van [verzoeker] om de afspraak terug te draaien en het antwoord daarop van DNR: ‘Ok dank voor je update’. Dat beide partijen dit terugdraaien van de afspraak hebben gewild is voldoende komen vast te staan, waarbij komt dat partijen hier ook uitvoering hebben gegeven want op de loonstrook is te zien dat de ADV-uren daarin weer zijn opgenomen. En zoals DNR onbetwist heeft gesteld, had [verzoeker] weer recht op het uitbetalen van overuren en reisuren indien deze zouden zijn gemaakt. Overuren of reisuren heeft [verzoeker] evenwel (nog) niet ingediend. Dus is er van achterstallig salaris geen sprake en zal de vordering worden afgewezen.
5.16.
DNR heeft tegen het verzoek van [verzoeker] om hem een eindafrekening voorzien van een deugdelijke bruto/netto-specificatie te verstrekken geen verweer gevoerd, zodat dit verzoek zal worden toegewezen.
5.17.
De proceskosten komen voor rekening van [verzoeker] , omdat hij ongelijk krijgt.
Daarbij wordt [verzoeker] ook veroordeeld tot betaling van € 124,- aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door DNR worden gemaakt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt DNR om aan [verzoeker] een eindafrekening, voorzien van een deugdelijke bruto/netto-specificatie, te verstrekken;
6.2.
wijst het verzoek voor het overige af;
6.3.
veroordeelt [verzoeker] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van DNR tot en met vandaag vaststelt op € 720,- aan salaris van de gemachtigde van DNR;
6.4.
veroordeelt [verzoeker] tot betaling van € 124,- aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door DNR worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van de beschikking heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van de beschikking;
6.5.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.C. van Rijn, kantonrechter en op 18 januari 2022 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter